ECLI:NL:RBROT:2023:2098

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
14 maart 2023
Zaaknummer
ROT 21/2852, 21/2854, 21/2856, 21/2858
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van boetes opgelegd voor het vervoeren van een ongeschikt rund

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2023 worden de beroepen van vier eiseressen tegen boetes van € 1.500,- tot € 4.500,- beoordeeld. De boetes zijn opgelegd door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit voor overtredingen van de Wet dieren. De eiseressen, die betrokken waren bij het transport van een rund dat ongeschikt was voor vervoer, betwisten de boetes en stellen dat het rund voorafgaand aan het transport behandeld was en een blokje onder de poot had, waardoor het zonder pijn kon bewegen. De rechtbank oordeelt dat de toezichthouder van de NVWA terecht heeft vastgesteld dat het rund niet geschikt was voor transport, omdat het leed aan een klauwontsteking. De rechtbank concludeert dat de boetes terecht zijn opgelegd, omdat de eiseressen de overtredingen hebben begaan. De rechtbank wijst de beroepen van de eiseressen af en verklaart deze ongegrond.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummers: ROT 21/2852, 21/2854, 21/2856 en 21/2858

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaken tussen

[eiseres 1], te [plaats], eiseres 1,
[eiseres 2], te [plaats], eiseres 2,
[eiseres 3], te [plaats], eiseres 3,
[eiseres 4], te [plaats], eiseres 4,
(gemachtigde: mr. W.J.Th. Bustin),
en

de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verweerder,

(gemachtigde: mr. J.A.J. Woutersen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseressen tegen boetes van € 1.500,- of € 3.000,- of € 4.500,- voor overtredingen van de Wet dieren. Met de besluiten van 25 september 2020 heeft verweerder de boetes opgelegd.
1.1.
Met de bestreden besluiten van 12 april 2021 op de bezwaren van eiseressen heeft verweerder de boetes gehandhaafd.
1.2.
Verweerder heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 31 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseressen en de gemachtigde van verweerder, bijgestaan door mr. F. Peters Van Mijenhof en [naam], toezichthoudend dierenarts bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).

Totstandkoming van de besluiten

2. Verweerder heeft de boetes gebaseerd op vier rapporten van bevindingen die zijn opgemaakt door een toezichthouder van de NVWA. In de rapporten schrijft de toezichthouder onder meer het volgende:

Datum en tijdstip van de bevinding: 19 maart 2020, omstreeks 07:15 uur
Ik heb in het bedrijf aangesproken en ben met naam en functie bekend bij: [naam]; functie: chef aanvoer levende dieren.
Tijdens mijn inspectie belast met de AM- (levende) keuring van slachtdieren bevond ik mij in de stal van slachterij [slachterij]
Tijdens de AM-keuring zag ik bij het rund met I&R (identificatie en registratie) nummer [nummer] (foto 3) aan de rechter achterpoot, ter hoogte van de binnenklauw, een rode bult zitten, met op de overgang van hoorn naar huid toe een rood gekleurde streep. Deze roodgekleurde streep bleek bloed en pus te zijn.
Ik zag, toen ik naar dit rund toe liep, dat het rund de rechter achterpoot zo kort mogelijk belastte toen het probeerde van mij weg te lopen. Het beeld wat ik zag, herkende ik als dierenarts als een kreupel dier.
Ik zag toen dit rund stil stond, en ik achter het rund stond, dat dit rund, de buitenklauw van de rechter achterpoot zo veel mogelijk probeerde te belasten om de binnenklauw zo veel mogelijk te ontlasten. Ik zag dat dit rund de rechter achterpoot regelmatig optrok om er niet op te hoeven staan. Ik herkende dit als een teken van pijn.
Met mijn ervaring als dierenarts stelde ik hiermee vast dat het rund pijn had aan de binnenklauw van de rechter achterpoot, tijdens het lopen en het stilstaan. Het ging hier om een ernstig kreupel dier.
Nadat het rund gedood was heb ik de rechter achterpoot van het karkas af laten halen om nader te kunnen onderzoeken. Ik voelde en zag dat de wand van de binnenklauw los zat. Ik zag dat er door de wand heen levend weefsel naar buiten uitstulpte.
Ik zag op de overgang van hoorn naar huid, bloed en ontstekingsmateriaal (pus) zitten. Het rund had een ontsteking aan deze binnenklauw en gelet op de kleur, grootte en vorm (onregelmatig oppervlak duidt op granulatieweefsel dat je ziet bij langdurige processen) heb ik kunnen vaststellen dat de ontsteking aan de binnenklauw van de rechter achterpoot meer dan 2 dagen oud was en dus voorafgaand aan het transport van het veehouderijbedrijf naar het verzamelcentrum [naam] in [plaats] op 18 maart 2020 aanwezig was.
Ik zag tevens aan de binnenklauw dat het rund in het verleden (voor het rund op transport ging) behandeld was tegen een klauwontsteking. Er was hoorn weggesneden om bij de ontsteking te komen (bekappen). De behandeling heeft niet het gewenste resultaat gehad en er is als reactie op de ontsteking die is blijven bestaan, extra levend weefsel gevormd die zich als een uitpuilend stuk vlees presenteert op de foto's 1,2,4,5 en 6.
Bovengenoemd rund leed aan een klauwontsteking aan de rechter achterpoot. In rust belastte het rund haar poot minder en bij het verplaatsen liep het rund kreupel. Door beweging van de veewagen tijdens het vervoer werd het rund, om zichzelf staande te kunnen houden, gedwongen de rechter achterpoot te belasten. De beweging en belasting van de rechter achterpoot (bij scherpe bochten of hobbels in de weg) zijn pijnlijk bij een klauwontsteking. Het vervoer heeft dan ook onnodig extra lijden voor het rund tot gevolg gehad.
Verder stelt de toezichthouder in de rapporten vast dat het rund afkomstig was van het veehouderijbedrijf van eiseres 3, dat het van daaruit op 18 maart 2020 door eiseres 1 is vervoerd naar het verzamelcentrum van eiseres 2, en dat het op 19 maart 2020 vanaf het verzamelcentrum door eiseres 4 is vervoerd naar de slachterij.
De toezichthouder concludeert dat eiseressen een rund vervoerden of lieten vervoeren dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport omdat het rund niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen.
3. Op grond van de rapporten van bevindingen heeft verweerder vastgesteld dat eiseressen het volgende beboetbare feit hebben gepleegd:
De vervoerder vervoerde een rund dan wel de houder liet een rund vervoeren, dat niet geschikt was voor het voorgenomen transport, omdat het rund niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos te bewegen.
Volgens verweerder hebben eiseressen daarmee een overtreding begaan van artikel 6.2, eerste lid, van de Wet dieren, gelezen in samenhang met artikel 4.8, van de Regeling houders van dieren, en gelezen in samenhang met artikel 3, aanhef en onder b, met artikel 6, derde lid, dan wel artikel 8, eerste lid, dan wel artikel 9, eerste lid, en met bijlage I, hoofdstuk I, paragraaf 1 en paragraaf 2, onder a, van de Transportverordening [1] .
Verweerder heeft eiseres 1 en eiseres 3 daarvoor een boete gegeven van € 1.500,-. Dat is het standaardboetebedrag dat bij deze overtreding geldt. Eiseres 2 heeft een boete van € 3.000,- gekregen en eiseres 4 een boete van € 4.500,-. Dat zijn verhoogde boetes omdat volgens verweerder sprake is van recidive.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft vastgesteld dat eiseressen de beboetbare feiten hebben gepleegd en of verweerder daarvoor terecht de boetes heeft gegeven. De rechtbank doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseressen.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat de beroepen ongegrond zijn. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen en welke gevolgen dit oordeel heeft.
6. Eiseressen erkennen dat het dier een ontsteking had aan de klauw maar voeren aan dat het rund bij eiseres 3 daarvoor is behandeld waarbij een deel van de klauw is weggesneden en daaronder een blokje is geplaatst. Met dit blokje kon het dier zonder pijn en belemmeringen bewegen en zo is het dier getransporteerd. Bij aankomst bij eiseres 2 is het dier daarom ook niet in het vizier geweest van de aldaar aanwezige dierenarts. Deze dierenarts heeft in een overzicht de dieren opgeschreven die op de transportwaardigheid apart beoordeeld moesten worden en dit rund staat daar niet bij wat betekent dat de dierenarts niet heeft getwijfeld aan de transportwaardigheid van dit rund. Daarbij wijzen eiseressen ook op de overgelegde verklaring van deze dierenarts. Opvallend is dat geen enkele partij in deze zaak heeft getwijfeld aan de transportwaardigheid. Eiseressen hebben verklaringen overgelegd van de chauffeur van eiseres 4, de stalmeester van het slachthuis en de marktmeester van eiseres 2. Waarschijnlijk is het op de klauw gelijmde blokje bij aankomst op het slachthuis losgeraakt. Eiseressen vinden het merkwaardig dat niet de moeite is genomen om betrokkenen te horen. Ook zijn de boetes pas een half jaar na de gestelde overtreding opgelegd. Daardoor is eiseressen de kans ontnomen om bewijsmateriaal veilig te stellen, zoals camerabeelden van de veemarkt en het slachthuis, die na enkele weken worden vervangen. Daarbij heeft de toezichthouder zelf ook niet de moeite genomen om de cameraopnames te bekijken om te beoordelen hoe het dier van de wagen is gelopen. De toezichthouder heeft in dit geval slechts geconstateerd dat het rund daags na het transport last had van de ontsteking, aldus eiseressen.
6.1.
Volgens vaste jurisprudentie van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), onder meer herhaald in ECLI:NL:CBB:2022:734, mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de bevindingen in een rapport, indien de controle is verricht en het rapport is opgemaakt door een hiertoe bevoegde toezichthouder en het rapport zelf geen grond biedt om aan de juistheid van de bevindingen te twijfelen. Een toezichthouder wordt geacht te beschikken over de benodigde expertise om het wettelijk geregelde toezicht te houden. Aan de bevindingen van een toezichthouder van de NVWA kan daarom niet lichtvaardig voorbij worden gegaan. Indien de bevindingen worden betwist, zal moeten worden onderzocht of er, gelet op de aard en inhoud van die betwisting, grond bestaat voor zodanige twijfel aan die bevindingen dat deze niet of niet volledig aan de vaststelling van de overtreding ten grondslag kunnen worden gelegd. Daarbij zal doorgaans van belang zijn de wijze waarop de bedoelde waarnemingen in het rapport zijn weergegeven en onderbouwd, alsmede de aard van de waarneming en daarbij in het bijzonder in welke mate die waarneming waarderende elementen kent. Aangezien de constateringen van de toezichthouder pas na het transport zijn gedaan (zoals gebruikelijk is), dient de toezichthouder in het rapport te motiveren dat het dier al voorafgaand aan het transport daarvoor niet geschikt was, omdat het niet in staat was zich op eigen kracht pijnloos voort te bewegen.
6.2.
De rechtbank ziet in beginsel geen reden om aan de juistheid van de bevindingen in het rapport te twijfelen. De toezichthouder heeft in het rapport duidelijk omschreven wat hij bij het dier heeft waargenomen, namelijk een rode bult en een streep bloed en pus ter hoogte van de binnenklauw aan de rechter achterpoot en het zoveel mogelijk ontlasten van deze poot. Volgens de toezichthouder ging het om een ernstig kreupel dier met een klauwontsteking. Daarnaast heeft de toezichthouder in het rapport voldoende gemotiveerd waarom het rund volgens hem al voorafgaand aan het transport niet geschikt was vervoer waarbij gewezen is op de kleur en grootte van de ontsteking en ook op de vorm, namelijk een onregelmatig oppervlak dat duidt op granulatieweefsel dat je ziet bij langdurige processen.
6.3.
Eiseressen betwisten niet dat het rund een ontsteking had aan de klauw, maar voeren aan dat het daarvoor behandeld was en er een blokje onder de poot was geplaatst waardoor het dier zonder pijn en belemmeringen kon bewegen. Blijkens het rapport heeft de toezichthouder ook gezien dat hoorn was weggesneden om bij de ontsteking te komen, maar de toezichthouder stelt vast dat de behandeling niet het gewenste resultaat heeft gehad, omdat de ontsteking is blijven bestaan en in reactie daarop extra levend weefsel is gevormd.
In reactie op de stelling van eiseressen dat onder de poot een blokje was geplaatst heeft verweerder in het boetebesluit aangegeven dat de toezichthouder nog eens met een collega naar de foto’s bij het rapport heeft gekeken en heeft verklaard dat de buitenklauw niet geschikt is om op deze manier een blokje onder te plakken, omdat de onderkant van de klauw niet vlak is, er langs de rand een hele diepe groef zit met vuil erin en er een hele dikke plak aangekoekte mest op de voorkant van de klauw zit, waar de lijm van het blokje had moeten zitten. Op de zitting heeft de toezichthouder ook herhaald dat voor het plaatsen van een blokje de lijm goed moet hechten en dus een schoon en vlak oppervlak nodig is, en aan de hand van de foto’s bij het rapport toegelicht dat dit bij deze poot niet het geval was. Gelet hierop is onaannemelijk dat voorafgaand aan het transport op deugdelijke wijze een blokje onder de poot is geplaatst.
6.4.
Overigens blijkt uit de overgelegde verklaringen van de chauffeur van eiseres 4, de stalmeester van het slachthuis en de marktmeester van eiseres 2 ook niet dat zij hebben gezien dat het rund een blokje onder de poot had. Op de zitting bleek de gemachtigde van eiseressen in de veronderstelling te zijn bij de in bezwaar en beroep overgelegde stukken ook een verklaring van eiseres 3 te hebben overgelegd, maar die zit niet in het dossier. De rechtbank vindt het ook niet nodig het vooronderzoek te heropenen om de gemachtigde daarvoor alsnog de gelegenheid te geven, omdat een verklaring van eiseres 3 dat zij bij het rund een blokje heeft geplaatst niet tot een ander oordeel zal leiden. Zoals hiervoor is overwogen, is het onaannemelijk dat op deugdelijke wijze een blokje onder de poot is geplaatst. Dus ook als eiseres 3 wordt gevolgd in haar verklaring dat zij een blokje bij dit rund heeft geplaatst, dan is voor de rechtbank voldoende duidelijk dat dit het rund met de klauwontsteking nog niet transportwaardig heeft gemaakt. De toezichthouder heeft toegelicht dat de onderkant van de klauw moet worden geëgaliseerd en schoongemaakt om een blokje goed te kunnen verlijmen, maar daarvan was hier geen sprake. Als er wel een blokje onder deze poot is geplaatst dan is niet aannemelijk dat dit deugdelijk is gebeurd en dat dit het gehele transport zou doorstaan zonder eraf te vallen. Gelet op dit alles heeft verweerder terecht vastgesteld dat een rund is vervoerd dat niet geschikt was voor transport.
6.5.
Weliswaar zijn eiseressen pas laat op de hoogte gesteld van de bevindingen van de toezichthouder, maar de rechtbank is niet gebleken dat zij daardoor in hun verdediging zijn geschaad. De bevindingen van de toezichthouder zijn immers neergelegd in een rapport waarbij ook foto’s zijn gevoegd en daarmee hadden eiseressen voldoende feitenmateriaal om door een eigen deskundige te laten beoordelen en de bevindingen van de toezichthouder te kunnen tegenspreken. Hoewel de rechtbank het met eiseressen eens is dat het wenselijk is dat zij tijdig worden ingelicht zodat mogelijke camerabeelden nog kunnen worden opgevraagd, leidt dit niet tot het oordeel dat eiseressen daardoor zodanig in hun verdediging zijn geschaad dat de boetes geen stand kunnen houden. Eiseressen hebben een concreet op hun zaken toegespitst betoog kunnen voeren, waarbij zij ook verschillende verklaringen van betrokken personen hebben overgelegd. Daarbij is hier niet in geschil dat het rund een ontsteking had aan de klauw en speelt alleen de vraag of het dier voorafgaand aan het transport voor vervoer geschikt was. Zoals hiervoor is overwogen staat voor de rechtbank voldoende vast dat het dier niet transportwaardig was, ook al zou een blokje onder de klauw zijn geplaatst en het mogelijk met dat blokje zich op enig moment (pijnloos) hebben kunnen voortbewegen.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder terecht vastgesteld dat eiseressen de overtreding hebben begaan. Verweerder was dus bevoegd eiseressen daarvoor een boete op te leggen. De rechtbank stelt vast dat eiseressen geen gronden hebben gericht tegen de hoogte van de boetes. Evenmin is de rechtbank gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan verweerder de boetes had moeten matigen dan wel had moeten afzien van de oplegging van een boetes.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepen zijn dus ongegrond.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van
mr. A.L. van der Duijn Schouten, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een hogerberoepschrift sturen naar het College van Beroep voor het bedrijfsleven waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kunnen zij de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kunnen zij de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Verordening (EG) nr. 1/2005 van de Raad van 22 december 2004 inzake de bescherming van dieren tijdens het vervoer en daarmee samenhangende activiteiten en tot wijziging van de Richtlijnen 64/432/EEG en 93/119/EG