ECLI:NL:RBROT:2023:2072

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
71/174389-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Integrale vrijspraak voor deelneming aan terroristische organisatie en voorbereidingshandelingen voor terroristische misdrijven

Op 14 maart 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in 1995, die werd beschuldigd van deelneming aan een terroristische organisatie en het plegen van voorbereidingshandelingen voor terroristische misdrijven. De rechtbank heeft de verdachte integraal vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten. De verdachte ontkende handelingen te hebben gepleegd met het oog op het begaan van een terroristisch misdrijf. De rechtbank concludeerde dat de inhoud van het dossier, in onderling verband en samenhang bezien, niet voldoende bewijs bood voor de stelling dat de verdachte voorbereidings- of bevorderingshandelingen heeft gepleegd met een terroristisch oogmerk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich niet had vereenzelvigd met het radicaal extremistische gedachtegoed van IS en dat er geen bewijs was van een radicaliseringsproces. De rechtbank stelde vast dat de verdachte en zijn medeverdachten een hechte vriendengroep vormden, maar dat dit niet voldeed aan de vereisten voor deelneming aan een criminele organisatie met terroristisch oogmerk. De rechtbank benadrukte dat de grens tussen humor en strafbare uitlatingen dun is, maar dat in dit geval niet kon worden vastgesteld dat de verdachte de intentie had om een terroristisch misdrijf voor te bereiden. De rechtbank heeft ook de in beslag genomen voorwerpen beoordeeld en besloot dat de USB-stick onttrokken aan het verkeer zal worden verklaard, terwijl de overige voorwerpen aan de verdachte worden teruggegeven.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 71/174389-21
Datum uitspraak: 14 maart 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01],
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1995,
ingeschreven in de basisadministratie personen op het adres [adres01] ,
[postcode01] [woonplaats01] ,
raadsvrouw mr. T. Buruma, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzittingen

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 24 en 29 november, 1, 6, 8 en 13 december 2022 en 17 januari 2023.
Het onderzoek is gesloten op de terechtzitting van 14 maart 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de vordering nadere omschrijving tenlastelegging, waarbij de oorspronkelijke opgave van de feiten als bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering op vordering van de officier van justitie mr. C.D. Kardol ter terechtzitting van 18 maart 2022 is gewijzigd. De tekst van de nader omschreven tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt - kort samengevat - het volgende verweten:
  • het medeplegen van voorbereiding en/of bevordering van een terroristisch misdrijf (feit 1 primair);
  • het medeplegen van het volgen of geven van een training met het oog op het plegen van een terroristisch misdrijf (feit 1 subsidiair);
  • het medeplegen van deelname aan een organisatie met terroristisch oogmerk (feit 2).

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mrs. C.D. Kardol en G. Sannes hebben gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaar met aftrek van voorarrest.

4.Aanleiding onderzoek

Op achtereenvolgens 29 juni 2021, 13 juli 2021, 16 juli 2021, 31 augustus 2021, 21 september 2021 en 5 oktober 2021 werden door de Landelijk Officier van Justitie Terrorismebestrijding ambtsberichten van de AIVD ontvangen. In deze ambtsberichten werd onder andere melding gemaakt van het feit dat de verdachte en de medeverdachten allen sympathiseren met het jihadistisch gedachtegoed van IS en in nauw onderling contact met elkaar staan. Zij komen in ieder geval sinds december 2019 regelmatig in wisselende samenstelling bij elkaar. In de periode van november 2020 tot en met eind augustus 2021 hebben zij in wisselende samenstellingen:
  • kennis genomen van jihadistische films;
  • jihadistische preken van Anwar al-Awlaki beluisterd;
  • jihadistische strijdliederen (anasheed) gezongen en beluisterd;
  • het martelaarschap besproken;
  • op 9 juni 2021 gekeken naar de IS-instructievideo ‘You Must Fight Them, O Muwahhid’, waarin eerst op een (nog) levend persoon wordt gedemonstreerd hoe met een mes een terroristische aanslag kan worden uitgevoerd. Vervolgens wordt in deze video uitgelegd hoe een explosief kan worden vervaardigd ten behoeve van een terroristische aanslag.
De verdachte heeft samen met de medeverdachte [medeverdachte01] in Bulgarije geoefend in het schieten met zware vuurwapens. Ook is over het maken van vuurwapens met een 3D printer gesproken. Ten slotte zijn in de nacht van 18 op 19 september 2021 gesprekken gevoerd over het ontvoeren en doden van politici waarbij onder andere de namen van Wilders en Rutte zijn genoemd.
Naar aanleiding van deze ambtsberichten werd een opsporingsonderzoek, genaamd 26Dumfries, gestart naar de betrokkenheid van negen verdachten bij het voorbereiden van een terroristisch misdrijf en het trainen met dat doel en naar deelname aan een terroristische organisatie.
Op 23 september 2021 is de verdachte aangehouden waarna zijn woning is doorzocht. Ook zijn de digitale gegevensdragers van de verdachte in beslaggenomen en onderzocht.

5.Vrijspraak

5.1.
Feit 1 primair: voorbereiding en/of bevordering van een terroristisch misdrijf
5.1.1.
Standpunt officieren van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte voorbereidingshandelingen heeft (mede)gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf te begaan. Dit volgt - kort samengevat - uit de omstandigheden dat de verdachte:
  • sinds 2017 door IS verspreid jihadistisch materiaal heeft verzameld. In dit jihadistisch materiaal wordt opgeroepen om mensen te vermoorden, worden executies vertoond en worden de gewelddadige jihadstrijd en het martelaarschap verheerlijkt. Kortom, de verdachte onderzoekt al sinds 2017 de ideologische onderbouwing van geweld;
  • in ieder geval sinds 2019 op regelmatige basis radicale video’s afkomstig van officiële IS-mediakanalen, zoals Elokab(web), en pro-IS kanalen, aan de medeverdachten heeft getoond. In dit bekeken beeldmateriaal wordt het gedachtegoed van de jihad uitgedragen en wordt opgeroepen tot de gewapende jihad;
  • zich de IS-ideologie eigen heeft gemaakt door het kunnen en willen meezingen met jihadistische anasheed (strijdliederen) en het kunnen en willen uitspreken van jihadistische preken waarin wordt opgeroepen om ongelovigen te bestrijden en te doden;
  • zelf een preek heeft gemaakt in de traditie van belangrijke IS-leiders c.q. -woordvoerders waarin wordt opgeroepen om de hoofden van de spionnen af te plukken en ze te oogsten met kogels;
  • samen met de medeverdachten (in chatgroepen) heeft besproken of en wanneer het is toegestaan om ongelovigen, beleidsmakers, joden of politieagenten, te doden;
  • aan de medeverdachten de IS-instructievideo ‘You Must Fight Them, O Muwahhid’ heeft getoond. Tijdens het afspelen van deze video werd met aandacht geluisterd naar de uitleg over het maken van explosieven waarmee een aanslag zou kunnen worden gepleegd.
5.1.2.
Juridisch kader
In 1994 is de voorbereiding van ernstige delicten strafbaar gesteld. De wetgever vond het onwenselijk dat gevallen waarin net nog geen sprake was van een strafbare poging, onbestraft bleven. In de praktijk bleek het soms te gevaarlijk om te wachten tot verdachten een begin van uitvoering met hun plan hadden gemaakt en de politie moest daarom zaken vroegtijdig ‘stuk maken’. Met de strafbaarstelling van voorbereiding van ernstige misdrijven is het mogelijk gemaakt om in een eerder stadium strafrechtelijk in te grijpen.
Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad [1] is om tot een bewezenverklaring van, kort gezegd, de in artikel 96, tweede lid, Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) bedoelde voorbereiding of bevordering van terroristische misdrijven te komen, voldoende dat het oogmerk van de verdachte op het begaan van die misdrijven is gericht. Een concretisering van het voor te bereiden of te bevorderen misdrijf naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering is niet vereist. De Hoge Raad overweegt in dit verband dat, gelet op de wetsgeschiedenis, de voor toepassing van artikel 46 Sr vereiste mate van concretisering ook geldt voor artikel 96, tweede lid, Sr. Vereist is daarom slechts dat met voldoende bepaaldheid blijkt op welk terroristisch misdrijf de nader aan artikel 96, tweede lid, Sr ontleende voorbereidings- of bevorderingshandelingen waren gericht.
5.1.3.
Beoordeling
Aan de verdachte is het medeplegen van een aantal gedragingen ten laste gelegd die strekken tot het opzettelijk met het terroristisch oogmerk voorbereiden en/of bevorderen van het plegen van moord en/of doodslag en/of brandstichting en/of teweegbrengen van een ontploffing door het plegen van de volgende gedragingen:
  • Onderdeel A: het zich eigen maken van het radicaal extremistisch gedachtegoed van IS.
  • Onderdeel B: het volgen en/of bezoeken van IS kana(a)((en) en/of mediaplatform(s).
  • Onderdeel C: het bekijken en/of delen in chatgroepen van jihadistisch materiaal van IS.
  • Onderdeel D: het bekijken en/of tonen en/of laten horen etc. van een IS-instructievideo.
  • Onderdeel E: het fysiek trainen met fitnessapparatuur in een garagebox.
  • Onderdeel F: het trainen en/of oefenen met het gebruik van (zware) vuurwapens.
  • Onderdeel G: (versluierd) gesproken over en/of plannen gemaakt met betrekking tot (de voorbereiding van) één of meer (te plegen) aanslag(en).
Ten aanzien van de feitelijke gedraging onder G, geldt dat daarvoor geen bewijs is. Evenmin heeft het openbaar ministerie daarover iets aangevoerd.
Uit het dossier blijkt dat de verdachte de feitelijke gedragingen zoals omschreven onder A tot en met F heeft gepleegd. De verdachte heeft deze gedragingen ook grotendeels bekend.
Echter, om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, is de vraag of de verdachte deze gedragingen heeft gepleegd met het oogmerk op het plegen van een misdrijf dat voldoende bepaalbaar is en een terroristisch oogmerk heeft. Voorop wordt gesteld dat bij de aanhouding van de verdachte en bij de doorzoeking van zijn woning geen (onderdelen van) wapens, munitie, explosieven of plannen/blauwdrukken/plattegronden zijn aangetroffen, waaruit mogelijk (de voorbereiding van) een terroristisch misdrijf zou kunnen worden afgeleid. Evenmin blijkt uit het onderzoek naar de (digitale) gegevensdragers van de verdachte van een zoektocht naar (grondstoffen voor) explosieven, (vuur)wapens of 3D-printers waarmee vuurwapens kunnen worden gemaakt, noch enig ander bewijsmiddel waaruit kan worden afgeleid dat de verdachte min of meer concrete voorbereidingen trof voor een terroristisch misdrijf.
De verdachte heeft voorts ontkend dat hij deze handelingen heeft gepleegd met het oog op het begaan van een terroristisch misdrijf. Ook uit de directe omgeving van de verdachte zijn geen signalen gekomen dat hij bereid was om ernstige gewelddadige handelingen te plegen ter bevordering van het jihadistisch gedachtegoed. Uit de afgeluisterde gesprekken, de inhoud van de strijdliederen, de preken en de video’s blijkt weliswaar een grote interesse in het extremistisch jihadistische gedachtegoed en de gewelddadige praktijken van IS, maar daaruit kan niet worden afgeleid dat de verdachte een voldoende vergevorderd plan had om zelf deel te nemen aan het plegen van een terroristisch misdrijf en evenmin welk misdrijf dat dan zou zijn. Deze omstandigheden – ook in onderling verband en samenhang bezien – kunnen de rechtbank niet tot de vaststelling brengen dat de verdachte voorbereidings- of bevorderingshandelingen heeft gepleegd met een terroristisch oogmerk.
5.1.4.
Conclusie
De rechtbank komt niet tot een bewezenverklaring van het onder 1 primair tenlastegelegde, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
5.2.
Feit 1 subsidiair: deelnemen aan training voor terrorisme
5.2.1.
Deelnemen aan training
Er moet voor kwalificatie onder artikel 134a Sr een voldoende verband bestaan tussen de verweten gedragingen met enige vorm van training voor terrorisme. [2] Strafbaar is aldus het op enigerlei wijze meewerken (als trainer) en het deelnemen (als getrainde) aan trainingen voor terrorisme. Het is een gecombineerde strafbaarstelling met een actieve en een passieve variant. [3] Het is niet vereist dat bewezen wordt dat de bedoeling tot het plegen van een
terroristischmisdrijf bestond. [4] Wel dienen de contouren van het voor te bereiden misdrijf zichtbaar te zijn, gelijk als in artikel 46 Sr. Met andere woorden, er moet bewezen worden dat de verdachte opzet heeft de kennis die hij opdoet te gebruiken om een terroristisch misdrijf voor te bereiden .
Volgens de wetsgeschiedenis kan bijvoorbeeld onder training zoals bedoeld in artikel 134a Sr ook vallen ‘het volgen van schiet- of vlieglessen of het ondergaan van training in een vechtsport (…), wanneer betrokkene het opzet heeft de kennis of vaardigheden te verwerven voor het plegen van een terroristisch misdrijf’. [5]
Onder de reikwijdte van artikel 134a Sr valt bijvoorbeeld ook de eenling die zich via internet op de hoogte stelt van kennis en informatie over het vervaardigen van een explosief die hij vervolgens wil inzetten voor het plegen van een terroristisch misdrijf of het vergemakkelijken ervan. [6]
Dat zelfstudie strafbaar is, volgt ook uit artikel 134a Sr dat nadrukkelijk strafbaar stelt ‘hij die zich (…) opzettelijk [gelegenheid, middelen of inlichtingen verschaft of tracht te verschaffen] (…) dan wel zich kennis of vaardigheden daartoe verwerft (…)’.
5.2.2.
Opzet
Zoals zojuist onder 5.1.3. is overwogen, acht de rechtbank niet bewezen dat de verdachte het oogmerk had om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of te bevorderen.
Weliswaar is deze vorm van opzet niet vereist voor het volgen van een terroristische training, maar degene die de training
volgt, moet wel de bedoeling hebben die kennis of vaardigheden te verwerven ten behoeve van het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking daarvan. [7]
Het opzet van degene die de training ‘volgt’ kan bijvoorbeeld worden afgeleid uit hetgeen bekend is over de achtergrond van de persoon van de verdachte, waarbij, naast de aard en het karakter van de training, de volgende omstandigheden een rol kunnen spelen:
1. zijn eventuele haat tegen “ongelovigen” en/of “afvalligen” in de Westerse wereld of elders;
2. zijn mogelijke fascinatie voor terroristisch geweld;
3. zijn eventuele radicalisering.
Voor degene die de terroristische training ‘geeft’, geldt een lager opzetvereiste, omdat het al voldoende is als de ‘trainer’ bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat zijn ‘training’ het voorbereiden of het plegen van een aanslag tot gevolg zal kunnen hebben.
5.2.3.
Beoordeling
Aan de verdachte is, in het kader van de strafbaarstelling van artikel 134a Sr, een aantal gedragingen tenlastegelegd, welke gedragingen feitelijk zijn omschreven onder A tot en met F en overeenkomen met de eerder besproken gedragingen zoals deze onder feit 1 primair zijn ten laste gelegd.
Onderdeel A: het zich eigen maken van het radicaal extremistisch gedachtegoed van IS
Onderdeel B: het volgen en/of bezoeken van IS kana(a)((en) en/of mediaplatform(s)
De gedragingen onder A en B leveren geen trainingshandelingen in de zin van artikel 134a Sr op, maar het consumeren van het jihadistisch gedachtegoed van IS - hoewel op zichzelf niet strafbaar - kan wel van belang zijn voor de inkleuring van het opzet van de verdachte indien hij de inhoud van een dergelijk extremistisch gedachtegoed goedkeurt. Dat de verdachte zich het extremistisch gedachtegoed van IS
eigenheeft gemaakt staat niet ter discussie. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of de verdachte zich ook
vereenzelvigtmet het radicaal jihadistisch gedachtegoed van IS.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij een bijzondere interesse heeft in het kijken naar extreem gewelddadig realistisch beeldmateriaal als alternatief voor horror- en actiefilms. Hij ziet het consumeren daarvan vooral als een vorm van entertainment vanwege het shockerende gehalte ervan. Daarbij hoeft het niet noodzakelijk om gewelddadig van IS afkomstig materiaal te gaan. Uit de inbeslaggenomen gegevensdragers van de verdachte is inderdaad ook gebleken dat de verdachte over gewelddadige content uit verschillende bronnen beschikte.
Vaststaat dat de verdachte, buiten de beslotenheid van de groep medeverdachten, via social media geen IS-materiaal in het openbaar heeft gedeeld. Evenmin blijkt uit het dossier dat de verdachte op enig moment de eed van trouw aan de (voormalig of huidig) leider van IS heeft afgelegd. Deze omstandigheden zouden er op kunnen duiden dat bij de verdachte geen sprake is van het ideologisch legitimeren van het gewelddadig extremistisch gedachtegoed van IS. De verdediging heeft erop gewezen dat de NTA-deskundige van mening is dat de verdachte geen blijk geeft van steun aan extremistische groeperingen, maar dat hij daarentegen de daden en argumentaties van deze groeperingen afkeurt en dat ideologisch kan onderbouwen. Gelet op de voorgaande vaststellingen van de rechtbank behoeft dit geen (nadere) bespreking meer.
5.2.4.
Tussenconclusie
Dat de verdachte zich heeft vereenzelvigd met het radicaal extremistische gedachtegoed van IS kan niet worden vastgesteld. Hij heeft zich weliswaar intensief en over een langere periode verdiept in IS propaganda en retoriek, maar uit het dossier noch uit het verhandelde ter zitting is gebleken dat er daardoor een radicaliseringsproces bij de verdachte heeft plaatsgevonden.
Onderdeel C: het bekijken en/of delen in chatgroepen van jihadistisch materiaal van IS
In dit onderdeel is het volgen én geven van een terroristische training ten laste gelegd. Echter, het geven van een terroristische training in de zin van artikel 134a Sr, betreft het (aan)leren van fysieke vaardigheden en/of intellectuele kennis. Het in besloten chatgroepen delen van jihadistisch materiaal van IS valt hier niet onder. Een dergelijke gedraging zou, afhankelijk van de inhoud van het materiaal en de schaal waarop het is verspreid, hooguit opruiing tot een terroristisch misdrijf kunnen opleveren, maar dat is niet ten laste gelegd.
Kortom, onderdeel C. levert evenmin een trainingshandeling in de zin van artikel 134a Sr op.
Onderdeel D: het bekijken en/of tonen en/of laten horen etc. van een IS-instructievideo
In dit onderdeel is het volgen én geven van een terroristische training ten laste gelegd bestaande uit het op 9 juni 2021 bekijken en/of tonen en/of laten horen etc. van de
IS-instructievideo getiteld ‘You Must Fight Them, O Muwahhid’, waarin door een IS-strijder eerst wordt gedemonstreerd hoe een (nog) levend persoon met een mes kan worden gedood en daarna wordt uitgelegd hoe een explosief kan worden gemaakt. Het bekijken van deze video kan onder bepaalde omstandigheden worden gezien als een trainingshandeling in de zin van artikel 134a Sr, die ziet op het zich (en anderen) verschaffen van inlichtingen en verwerven van kennis over de wijze waarop een persoon met een steekwapen (snel) kan worden gedood en het vervaardigen van een explosief. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is met welke intentie (bedoeling) de verdachte naar deze video heeft gekeken, deze aan vijf medeverdachten heeft getoond en met hen daarover heeft besproken.
Uit het bekijken van de instructievideo volgt weliswaar dat de verdachte zich inlichtingen heeft verschaft en/of kennis heeft verworven over het efficiënt doden van een persoon en het vervaardigen van een explosief met het doel om daarmee een (terroristisch) misdrijf voor te bereiden, maar niet kan worden vastgesteld met welke bedoeling naar deze video is gekeken. Weliswaar blijkt uit een OVC-gesprek [8] dat de verdachte tijdens het tonen van deze video op 9 juni 2021 tegen twee medeverdachten heeft gezegd:
“Hij gebruikt allemaal stofjes man. Je moet mij even uitleggen wat precies de bedoeling is. Waterstofperoxide en euh”, maar uit onderzoek naar de onder de verdachte inbeslaggenomen (digitale) gegevensdragers is - zoals hiervoor onder 5.1.3. is overwogen - niet gebleken dat hij nadien heeft gezocht naar grondstoffen voor explosieven en/of steekwapens. Dit levert een contra-indicatie op voor het aanwezig hebben van een intentie (bedoeling) als bedoeld in artikel 134a Sr.
Daarnaast vormen de verdachte en de medeverdachten volgens het openbaar ministerie (slechts) een hechte vriendengroep en het dossier bevat geen aanwijzingen dat de verdachte als trainer kan worden beschouwd en aldus (als ‘trainer’) bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat (het ‘geven’ van) zijn ‘training’ het voorbereiden van een (terroristisch) misdrijf door zijn ‘leerlingen’ (de medeverdachten) tot gevolg zou kunnen hebben.
Onderdeel E: het fysiek trainen met fitnessapparatuur in een garagebox
In dit onderdeel is het volgen van een terroristische training ten laste gelegd in de zin van het leren van fysieke vaardigheden. Anders dan de verdediging, is de rechtbank van oordeel dat fysieke (kracht)training wel onder training zoals bedoeld in artikel 134a Sr zou kunnen vallen. Echter, de rechtbank heeft uit het dossier, noch uit het verhandelde ter zitting de overtuiging gekregen dat de verdachte en de medeverdachten in de bewuste garagebox trainden met de intentie om zich te bekwamen voor terroristische doeleinden. Hiervoor ontbreekt een concreet aanknopingspunt. De rechtbank heeft ook kennis genomen van de foto/filmpje in het dossier van de verdachte en de medeverdachten bij de garagebox met daarop het logo van de media organisatie van IS. Echter, anders dan het openbaar ministerie, is de rechtbank van oordeel dat dit niet voldoende is om te kunnen vaststellen dat wat in de garagebox plaatsvond gedurende langere periode anders was dan normale fysieke training van een groep jonge mannen die fit willen blijven. De rechtbank betrekt hierbij ook dat de garagebox niet door iedereen trouw werd bezocht en dat de discipline om te trainen ook niet bij iedereen aanwezig was of zelfs ontbrak.
Onderdeel F: het trainen en/of oefenen met het gebruik van (zware) vuurwapens
In dit onderdeel is het volgen van een terroristische training ten laste gelegd in de zin van het verwerven van schietvaardigheden wat een trainingshandeling in de zin van artikel 134a Sr oplevert, mits de verdachte het opzet heeft die vaardigheden te verwerven voor het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. Dit onderdeel heeft betrekking op de door de verdachte en de medeverdachte [medeverdachte01] gevolgde schietlessen in Plovdiv (Bulgarije) op 21 september 2019. Aangezien zij deze schietlessen twee jaar vóór hun aanhouding hebben gevolgd, kan hieruit niet direct een intentie (bedoeling) gericht op een training voor het voorbereiden van een terroristisch misdrijf worden afgeleid. Weliswaar is er in september 2021 gesproken over een terugkeer naar Plovdiv, maar de rechtbank ziet ook hierin geen concrete aanwijzingen voor de intentie van de verdachte om te gaan trainen voor het voorbereiden van een terroristisch misdrijf. Zeker nu in de twee tussenliggende jaren daaromtrent uit het dossier niets blijkt. Ook overigens is in de gegevensdragers van de verdachte of de medeverdachten niets gevonden dat duidt op een bijzondere belangstelling voor een dergelijke training.
5.2.5.
Conclusie
Gezien het vorenstaande - in onderling verband en samenhang bezien - dient de verdachte ook van het onder 1 subsidiair ten laste gelegde (training) te worden vrijgesproken. De rechtbank kan niet vaststellen wat de intentie van de verdachte is geweest. Hiervoor is al genoemd dat hij een (te) grote belangstelling had voor IS gerelateerde onderwerpen en dat hij zich daarin ook meer dan normaal mag worden verondersteld, heeft verdiept. Echter, van een duidelijk radicaliseringsproces is niet gebleken, dit terwijl de verdachte gedurende langere tijd onderwerp van onderzoek is geweest. De rechtbank ziet daarin geen ontwikkeling bij de verdachte. Evenmin komt uit het dossier naar voren dat bij de verdachte sprake is van een duidelijke haat tegen “ongelovigen” en/of “afvalligen” in de Westerse wereld of elders.
Namens en door de verdachte, en ook de medeverdachten, is nog aangevoerd dat hun uitlatingen en gedragingen moeten worden gezien als “foute” humor en zelfspot, die hoort bij de jongerencultuur en dat alles wat hen wordt verweten ook in dat licht moet worden gezien.
Dat ziet de rechtbank anders. De grens tussen humor of zelfspot en laakbare tot zelfs strafbare uitlatingen en gedragingen is dun. In deze zaak kan gelet op de veelheid aan gedragingen en uitlatingen niet meer worden gezegd dat de uitlatingen en gedragingen van de verdachte nog binnen de grenzen van (desnoods foute) humor vallen en het alleen maar als misplaatst “grappig” moet worden beschouwd. Dat de grens van het strafbare is overschreden is echter niet gebleken.
5.3.
Feit 2: deelneming aan een terroristische organisatie
5.3.1.
Juridisch kader
Uit bestendige jurisprudentie volgt dat er voor deelneming aan een criminele (terroristische) organisatie twee vereisten gelden:
een verdachte dient lid te zijn van of te behoren tot het gestructureerde samenwerkingsverband;
een verdachte dient een aandeel te hebben in gedragingen, dan wel gedragingen te ondersteunen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de organisatie. [9]
Voor strafbare deelneming aan een organisatie met een terroristisch oogmerk als bedoeld in artikel 140a Sr is voldoende dat de verdachte weet - in de zin van onvoorwaardelijk opzet -dat de organisatie het oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven.
5.3.2.
Beoordeling
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte slechts deel uitmaakt van een hechte vriendengroep die niet als een gestructureerd samenwerkingsverband kan worden geduid die het plegen van terroristische misdrijven tot oogmerk heeft. Dit betekent dat de verdachte van feit 2 eveneens zal worden vrijgesproken.
5.4.
Eindconclusie
De veelheid en aard van de gedragingen zoals die uit het dossier blijken heeft er toe geleid dat er steeds ernstige bezwaren zijn (geweest) in het kader van de voorlopige hechtenis en dat er sprake is geweest van een verdenking die noopte tot strafrechtelijk onderzoek. Uiteindelijk is na - onder meer - een uitvoerig onderzoek ter terechtzitting gebleken dat er onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen. De rechtbank heeft niet kunnen vaststellen dat de verdachte - kort gezegd - de intentie had om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of daarvoor in training is geweest.
De verdachte zal dus integraal worden vrijgesproken.

6.In beslag genomen voorwerpen

6.1.
Standpunt officieren van justitie
De officieren van justitie hebben gevorderd de in beslag genomen voorwerpen genummerd 1, 2, 3 en 5 verbeurd te verklaren.
6.2.
Beoordeling
De in beslag genomen USB-stick (nr. 1) zal op grond van artikel 36d Sr worden onttrokken aan het verkeer, omdat het ongecontroleerde bezit daarvan gelet op de inhoud van de video’s en de aard en bedoeling van de beelden, in strijd is met het algemeen belang.
De USB-stick behoort toe aan de verdachte en is bij gelegenheid van het onderzoek naar de feiten waarvan hij werd verdacht aangetroffen en dit voorwerp kan dienen tot het begaan en/of de voorbereiding van soortgelijke feiten.
Aangezien de verdachte integraal zal worden vrijgesproken, zal ten aanzien van de overige in beslag genomen voorwerpen een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

7.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 (primair en subsidiair) en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
-
verklaart onttrokken aan het verkeer:
nr. 1 > 1 STK USB-stick (memorykaart) (Omschrijving: [beslagnummer01] , Zwart, merk: Integral);
-
gelast de teruggave aan de verdachtevan:
nr. 2 > 1 STK Dataschijf (Omschrijving: [beslagnummer02] , HGST Harde schijf);
nr. 3 > 1 STK Computer (Omschrijving: [beslagnummer03] , Dell Laptop);
nr. 5 > 1 STK Telefoontoestel (Omschrijving: [beslagnummer04] , Beige, merk: Huawei telefoon);
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. A. Boer en L. Feraaune, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D. Ince en J.A.N. Maat, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 14 maart 2023.
Bijlage
Tekst nader omschreven tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
september 2019 tot en met 23 september 2021 te Eindhoven, althans één of meer
plaats(en) in Nederland en/of Bulgarije,
meermalen, althans eenmaal, (telkens)
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk, met het oogmerk om ter voorbereiding en/of ter bevordering van
de/het (meermalen) te plegen misdrij(f)(ven) omschreven in artikel 83 en/of
157 en/of 176a en/of 176b en/of 289(a) en/of 288a van het Wetboek van
Strafrecht, te weten:
- moord en/of doodslag, (te) begaan met een terroristisch oogmerk, en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en dit feit iemands dood ten
gevolge heeft, (te) begaan met een terroristisch oogmerk
- een ander heeft trachten te bewegen om het misdrijf te plegen, te doen
plegen of mede te plegen, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe
gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen en/of
- gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van het misdrijf
aan zich en/of anderen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen
en/of
- voorwerpen voorhanden heeft gehad waarvan hij wist dat zij bestemd zijn tot
het plegen van het misdrijf,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in
vereniging met elkaar, althans alleen, (telkens)
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamic
State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq
and Levant (ISIL), althans (een) aan IS gelieerde organisatie(s), althans (een)
organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, eigen gemaakt, en/of
B. één of meer social media kana(a)((en) en/of mediaplatform(s) (waaronder
Elokabweb en/of Elokab en/of Elokabe) gevolgd en/of bezocht, waarop (digitale)
bestanden en/of berichten worden gedeeld afkomstig van (onder meer) officiële
IS-mediakanalen
- over instructies en/of handleidingen voor (het gebruik en/of het vervaardigen
van) wapens en/of explosieven en/of
- waarin de strijd tegen de ongelovigen wordt verheerlijkt en wordt opgeroepen
tot deze strijd en/of de eed van trouw wordt af gelegd aan IS en zijn leider en/of
één of meer van die (digitale) bestanden en/of berichten daar vandaan
gedownload en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad, en/of
C. jihadistisch materiaal afkomstig van onder meer Islamitische Staat bekeken
en/of gedeeld (in één of meer chatgroep(en)), en/of
D. jihadistisch materiaal afkomstig van onder meer Islamitische Staat bekeken
en/of bestudeerd en/of beschikbaar gesteld en/of getoond en/of laten horen
en/of daarover uitleg gegeven, te weten (onder meer) de video “You must fight
them o Muwahhid” waarin wordt gedemonstreerd hoe ongelovigen kunnen
worden gedood: een uitleg van een mesaanval en onthoofding en een instructie
voor het maken van een explosief, en/of
E. fysiek getraind met behulp van fitnessapparatuur, geplaatst in een garagebox,
en/of
F. zich laten trainen en/of geoefend in/met het gebruik van één of meer AR15
en/of sniper en/of ander(e) (zware) (vuur)wapen(s), en/of
G. (versluierd) gesproken over en/of plannen gemaakt met betrekking tot (de
voorbereiding van) één of meer (te plegen) aanslag(en);
(art. 96, lid 2, Sr jo 176b, lid 2 Sr jo 157 Sr en 289a Sr jo 288a Sr jo
289 Sr jo 289a, lid 2 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 23 september
2021 te Eindhoven, althans één of meer plaats(en) in Nederland en/of Bulgarije,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen, en/of
- kennis en/of vaardigheden heeft verworven en/of (een) ander(en) heeft
bijgebracht tot het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf
ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in
vereniging met elkaar, althans alleen,
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd
met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamic
State (IS) dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq
and Levant (ISIL), althans (een) aan is gelieerde organisatie(s), althans (een)
organisatie die de gewapende Jihadstrijd voorstaat, eigen gemaakt, en/of
B. één of meer social media kana(a)((en) en/of mediaplatform(s) (waaronder
Elokabweb en/of Elokab en/of Elokabe) gevolgd en/of bezocht, waarop (digitale)
bestanden en/of berichten worden gedeeld afkomstig van (onder meer) officiële
IS-mediakanalen
- over instructies en/of handleidingen voor (het gebruik en/of het vervaardigen
van) wapens en/of explosieven en/of
- waarin de strijd tegen de ongelovigen wordt verheerlijkt en wordt opgeroepen
tot deze strijd en/of de eed van trouw wordt afgelegd aan IS en zijn leider en/of
één of meer van die (digitale) bestanden en/of berichten daar vandaan
gedownload en/of opgeslagen en/of voorhanden gehad, en/of
C. jihadistisch materiaal afkomstig van onder meer Islamitische Staat bekeken
en/of gedeeld (in één of meer chatgroep(en)), en/of
D. jihadistisch materiaal afkomstig van onder meer Islamitische Staat bekeken
en/of bestudeerd en/of beschikbaar gesteld en/of getoond en/of laten horen
en/of daarover uitleg gegeven, te weten (onder meer) de video “You must fight
them o Muwahhid” waarin, wordt gedemonstreerd hoe ongelovigen kunnen
worden gedood: een uitleg van een mesaanval en onthoofding en een instructie
voor het maken van een explosief, en/of
E. fysiek getraind met behulp van fitnessapparatuur, geplaatst in een garagebox,
en/of
F. zich laten trainen en/of geoefend in/met het gebruik van één of meer AR15
en/of sniper en/of ander(e) (zware) (vuur)wapen(s);
(art. 134a jo 83 jo 83b jo 157 jo 176a jo 176b jo 288a jo 289 jo 289a Wetboek
van Strafrecht)
2.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2019 tot en met 23 september
2021te Eindhoven, althans één of meer plaats(en) in Nederland en/of Bulgarije,
tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen,
heeft deelgenomen aan een organisatie, bestaande uit (in elk geval) verdachte
en/of [medeverdachte01] (geboren op [geboortedatum02] 1995) en/of [medeverdachte02]
(geboren op [geboortedatum03] 1995) en/of [medeverdachte03] (geboren op [geboortedatum04] 2003) en/of
[medeverdachte04] (geboren op [geboortedatum05] 1995) en/of [medeverdachte05] (geboren op [geboortedatum06]
1990) en/of [medeverdachte06] (geboren op [geboortedatum07] 1990) en/of [medeverdachte07]
(geboren op [geboortedatum08] 2000) en/of [medeverdachte08] (geboren
op [geboortedatum09] 2001) en/of één of meer derde(n),
welke organisatie tot oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven,
namelijk
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen,
terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en/of
levensgevaar voor een ander te duchten is en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel voor een ander te duchten is en/of levensgevaar voor een ander te duchten
is en dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157
Wetboek van Strafrecht),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van
het Wetboek van Strafrecht), en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in
artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht), en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 juncto 83 van het Wetboek van Strafrecht), en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot
eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96
lid 2), en/of
E. het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens
en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om
een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals
bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie);
(art. 140a Wetboek van Strafrecht)

Voetnoten

1.Vgl. Hoge Raad 14 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:416 en Hoge Raad 11 juni 2019, ECLI:NL:HR:2019:906 en ECLI:NL:HR:2019:907.
2.Hoge Raad 31 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:1011.
3.Zie in deze zin ook: gerechtshof Den Haag, 27 januari 2015, ECLI:NL:GHDHA:2015:83 en het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2016, ECLI:NL:HR:2016:1011.
4.Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van verslag, p. 6.
5.Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 4.
6.Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 8.
7.Kamerstukken II vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 8, Nota naar aanleiding van het verslag, p. 8 en Kamerstukken II, vergaderjaar 2008-2009, 31 386, nr. 12, Brief van de Minister van Justitie, p. 3-4.
8.Opgenomen Vertrouwelijke Communicatie.
9.Zie Hoge Raad 18 november 1997, NJ 1998, 225.