ECLI:NL:RBROT:2023:2068

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
13 maart 2023
Zaaknummer
10/960335-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van medeplichtigheid aan een terroristische organisatie door middel van het leveren van wapens aan aanslagplegers te Brussel en te Parijs

Op 22 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte [verdachte01], die werd beschuldigd van medeplichtigheid aan een terroristische organisatie door het leveren van wapens aan aanslagplegers in Brussel en Parijs. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De officieren van justitie, mr. C.D. Kardol en mr. R.A. Bosman, hadden vrijspraak gevorderd, en de rechtbank volgde dit standpunt. De zaak was complex en had betrekking op de terroristische aanslagen in Parijs in november 2015, waarbij 130 mensen om het leven kwamen. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs was om de verdachte te veroordelen. De communicatie tussen de verdachte en medeverdachten over 'Clio's' werd niet als bewijs voor wapenlevering beschouwd, en er was geen bewijs dat de verdachte daadwerkelijk betrokken was bij de wapenhandel. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet medeplichtig was aan de terroristische activiteiten en sprak hem vrij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/960335-17
Datum uitspraak: 22 februari 2023
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1990,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
raadsman mr. A.D. Kloosterman, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 22 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officieren van justitie

De officieren van justitie mr. C.D. Kardol en mr. R.A. Bosman hebben gevorderd:
- vrijspraak van het ten laste gelegde.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak
4.1.1.
Standpunt officieren van justitie
“Inleiding
Op 13 november 2015 werd West-Europa geconfronteerd met grootste recente aanslag op haar grondgebied. De aanslag in Parijs van november 2015 omvatte een zestal terroristische aanslagen in de avond en nacht van vrijdag 13 november 2015. Vijf aanslagen vonden plaats in het 10e en 11e arrondissement van de Franse hoofdstad, een zesde aanslag werd gepleegd in de voorstad Saint-Denis. In Frankrijk werd de noodtoestand en drie dagen van nationale rouw afgekondigd.
Er waren acht aanslagplegers: zes kwamen om door eigen toedoen, een zevende door een politiekogel en een achtste vluchtte. Deze werd daags voor de aanslagen in Brussel in maart 2016 aangehouden. De aanslagen werden opgeëist door terreurbeweging Islamitische Staat.
Tijdens de aanslagen vielen 130 doden en honderden, meer dan 350, gewonden van wie er daags na de aanslagen nog veel in kritieke toestand verkeerden.
De meest dodelijke aanslag op 13 november 2015 was de aanslag in concertzaal ‘Bataclan’. Tijdens de aanslag in de Bataclan kwamen in totaal 90 mensen om het leven en 242 mensen raakten gewond en honderden getraumatiseerd. Drie terroristen drongen tijdens een optreden van de Amerikaanse band Eagles of Death Metal de concertzaal binnen. Met automatische vuurwapens werden 258 kogels vanaf het balkon geschoten op de bezoekers.
Over de herkomst van deze automatische vuurwapens werd in 2017 opeens bekend dat door [medeverdachte01] daarover een verklaring was afgelegd. [1]
[medeverdachte01] was betrokken bij de aanslagen in Parijs en tevens een beoogd zelfmoordterrorist bij de aanslag in de Brusselse metro op 22 maart 2016, hij koos er op het laatste moment voor zijn vest niet tot ontploffing te brengen. De man was dus niet zomaar iemand, maar was iemand die tot de kern van deze terroristische cel behoorde. Zijn DNA is aangetroffen op één van de Kalasjnikovs die in Parijs zijn aangetroffen en die door de terroristen gebruikt werden bij de moorddadige tocht van terras naar terras, zoals de rechtbank van Frankrijk heeft vastgesteld. [medeverdachte01] is inmiddels bij vonnis van 29 juni 2022 in Frankrijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 jaar.
[medeverdachte01] heeft in november 2016 en april 2017 kort gezegd verklaard dat hij over de wapens en de herkomst van die wapens heeft gehoord van [medeverdachte02] , een van de personen die zich uiteindelijk op 22 maart 2016 heeft opgeblazen op de luchthaven Zaventem in Brussel. Naast betrokkenheid bij deze aanslag was hij ook betrokken bij de aanslagen in Parijs. Deze [medeverdachte02] zou gezegd hebben tegen [medeverdachte01] dat de wapens voor de aanslagen in Parijs uit Nederland afkomstig waren en dat hij deze zelf had opgehaald in Nederland.
De bevindingen in België hebben aanleiding gegeven tot nader onderzoek, ook in Nederland. Zo is in december 2017/januari 2018 besloten tot een Joint Investigation Team tussen België, Frankrijk en Nederland. Dit JIT had tot inzet om te achterhalen of de wapens daadwerkelijk uit Nederland zijn gekomen en wie daarbij betrokken is geweest. Het nader onderzoek van het JIT leidde onder andere tot de aanhouding van [verdachte01] (hierna: [verdachte01] ).
[verdachte01] kwam kort gezegd in het onderzoek in beeld omdat voornoemde [medeverdachte02] tijdens de voorbereidingen van de aanslagen in Parijs en Brussel een trouwe handlanger had: [medeverdachte03] (hierna: [medeverdachte03] ).
Deze [medeverdachte03] is de neef van [verdachte01] en het heeft er alle schijn van dat [medeverdachte03] zijn neef [verdachte01] gebruikt heeft bij de voorbereidingen van de aanslagen in Parijs. Deze [medeverdachte03] is inmiddels op 29 juni 2022 veroordeeld in Frankrijk tot een gevangenisstraf van 10 jaar voor deelname aan de terroristische organisatie die verantwoordelijk wordt gehouden voor de aanslagen in Parijs.
Het onderzoek van het JIT naar de herkomst van de automatische wapens heeft plaatsgevonden op het grondgebied van Nederland, België en Frankrijk, waarbij het grootste probleem is geweest dat de gebeurtenissen achteraf gereconstrueerd moesten worden.
Op zijn zachtst gezegd heeft het niet geholpen dat er geen verplichte bewaartermijn bestaat voor wat betreft telecomgegevens. De Wet bewaarplicht telecomgegevens is immers door de rechter buiten werking gesteld [2] en er is sindsdien ook geen nieuwe regelgeving gekomen. Voor het onderzoeken van telecomgegevens zijn we dus afhankelijk van de bewaartermijn die de aanbieders zelf aanhouden voor hun eigen administratie. Het behoeft weinig uitleg dat er geen gegevens meer waren op het moment dat er in Nederland aanwijzingen waren voor het onderzoeken van telecomgegevens, daarover later meer.
Het onderzoek dat de afgelopen jaren heeft plaatsgevonden, was dan ook een zeer complex onderzoek waarvan op voorhand bekend was dat het lange tijd zou gaan duren.
Die situatie voorzagen we al tijdens de eerste pro forma zitting op 26 juni 2019 en heeft er toe geleid dat het Openbaar Ministerie toen al heeft voorgesteld de voorlopige hechtenis van [verdachte01] te schorsen. Het grote dilemma waar we toentertijd voor stonden hebben we tijdens die pro forma als volgt omschreven: “
Enerzijds zit er een verdachte vast voor een serieus en zeer ernstig strafbaar feit, maar anderzijds betreft dit een verdachte waarbij er geen aanwijzingen zijn van wetenschap van de terroristische aanslagen tijdens zijn vermoedelijke bemiddelingen én gaat het onderzoek nog lang duren. Daarnaast is er op dit moment ook geen enkele reden dat verdachte op dit moment een acuut gevaar oplevert. De vraag dringt zich dan ook op of deze verdachte nog gedurende al die tijd vast zou moeten blijven zitten. Een vraag die normaliter snel bevestigend te beantwoorden zou zijn, al was het maar omdat de 12-jaarsgrond van toepassing is. Onder de bijzondere omstandigheden die zojuist genoemd zijn en uitdrukkelijk zonder vooruit te willen lopen op enige uiteindelijke strafeis, meent het openbaar minister in deze zaak dan ook dat een schorsing van de voorlopige hechtenis tot aan de uiteindelijke zitting in deze zaak te overwegen valt.
Ook stelden we ons op diezelfde pro forma zitting op het volgende standpunt: “
Het gaat op dit moment enkel om een afweging van het belang van de verdachte tegen het belang van het onderzoek. En nu dit onderzoek niet in gevaar is bij de vrijheid van verdachte, zou bij deze afweging besloten kunnen worden tot een voorlopige vrijlating tot aan de inhoudelijke zitting.”
Standpunt van het OM is dus al vanaf de eerste pro forma geweest dat [verdachte01] dit nog langdurige onderzoek in vrijheid zou moeten kunnen afwachten. Een standpunt dat het OM actief naar voren heeft gebracht.
Uw rechtbank heeft die dag met eenzelfde motivering de schorsing van de voorlopige hechtenis van [verdachte01] bevolen.
Vervolgens heeft het OM in een uitzonderlijke zaak als deze alles op alles gezet om nog verder te achterhalen hoe het nu precies met deze wapenhandel is gelopen en wie daar bij betrokken zijn geweest.
Het bewijs, althans de ernstige bezwaren
We hebben op de pro forma zitting van 26 juni 2019 de ernstige bezwaren die destijds golden, gepresenteerd aan uw rechtbank. Deze staan uitvoerig opgeschreven in het proces-verbaal van die zitting, maar we zullen deze volledigheidshalve nog kort opsommen:
- [medeverdachte01] heeft op 8 november 2016 en 11 april 2017 bij de Belgische onderzoeksrechter verklaard dat [medeverdachte02] tegen hem heeft gezegd dat de wapens afkomstig zijn uit Nederland. Die wapens zouden in één keer gehaald zijn en dit gebeurde voor de aanslagen in Parijs. De wapens die in de safehouses zijn aangetroffen, zouden afkomstig zijn uit Nederland; [3]
- In één van de safehouses is bij [medeverdachte03] inderdaad een wapen aangetroffen dat volgens onderzoek uit Nederland afkomstig zou zijn; [4]
- [medeverdachte02] is vermoedelijk een tweetal keer, vlak voor de aanslagen in Parijs, in Nederland geweest met zijn handlanger [medeverdachte03] , namelijk op 7 en 28 oktober 2015. [5] De trip van 7 oktober hing, gelet op de inhoud van het WhatsApp-verkeer zeer nauw samen met de trip op 28 oktober;
- Uit de TomTom van [medeverdachte03] blijkt dat hij op 28 oktober 2015 in Nederland is geweest en dat hij die dag vanuit België naar Rotterdam is gekomen. [6] Zo is hij om 22:52 uur bij de Wolphaertsbocht in Rotterdam geweest en om 23:40 uur op de Oldegaarde. Na de laatste stop op de Oldegaarde, is hij teruggereden naar de Nederlands-Belgische grens. Om 00:46 uur passeert hij de grens iets na 02:00 uur is [medeverdachte03] weer in Brussel bij de safehouse. Uit de Franse en Belgische onderzoeken is zoals gezegd gebleken dat [medeverdachte03] een belangrijke handlanger was van [medeverdachte02] .
  • [medeverdachte03] had WhatsApp-conversaties met [verdachte01] , sinds 6 oktober 2015, de dag voor de eerste keer dat [medeverdachte03] en [medeverdachte02] samen naar Nederland komen. Er wordt gesproken over ‘Clio’s’ en er wordt gezegd dat [medeverdachte03] ‘morgen’ naar Nederland moet komen. Het bezoek van 7 oktober en 28 oktober van [medeverdachte03] had blijkens die WhatsApp-conversaties betrekking op hetzelfde: de aanschaf van Clio’s. In de gesprekken worden allerlei elementen genoemd waaruit kan worden afgeleid dat het niet om echte (Renault) Clio’s gaat.
  • Op 28 oktober 2015 heeft [verdachte01] via WhatsApp twee belangrijke elementen naar [medeverdachte03] gestuurd, namelijk: het adres [adres02] en het telefoonnummer eindigend op * [nummer01] . Dit nummer blijkt van [medeverdachte04] te zijn.
Met betrekking tot genoemd telefoonnummer is in de WhatsApp-gesprekken opgemerkt dat de Clio’s daar zouden zijn.
Omdat de retentietermijn van telefoongegevens aanzienlijk is beperkt, waren er op het moment dat deze bevinding bekend werd, geen historische telecomgegevens meer beschikbaar van dit telefoonnummer. Met veel moeite zijn we er in geslaagd een tegennummer te vinden waarmee het telefoonnummer * [nummer01] op 28 oktober 2015 contact heeft gehad. Van dit tegennummer waren wel die historische telecomgegevens beschikbaar, omdat dit telefoonnummer in een ander strafrechtelijk onderzoek is onderzocht. Dit tegennummer bleek op naam te staan van [medeverdachte05] .
Vast is komen te staan dat [medeverdachte05] op 28 oktober 2015 na een telefoontje van het nummer * [nummer01] contact opneemt met weer een ander nummer, dat toebehoort aan [medeverdachte06] .
[medeverdachte06] op zijn beurt opvallend genoeg:
- verblijft vaak in de loungebar Reina [7] op het adres [adres03] te Rotterdam ( [medeverdachte03] en [verdachte01] verklaarden ook over een shisha-tent [8] ) en
- woont op 95 meter afstand van de laatste stop van de auto, de [adres04] [9] , voordat [medeverdachte03] weer naar België rijdt.
Voornoemde WhatsApp-gesprekken, geplaatst in de keten van gebeurtenissen en de resultaten van de door dataretentie beperkte telecomanalyse, bracht ons dus bij een ontmoeting met een vermoedelijke leverancier van wapens in Rotterdam op 28 oktober 2015. En die keten begint bij [verdachte01] en vage WhatsApp-gesprekken over Clio’s waar overigens ook nog wisselend over is verklaard door [verdachte01] . Aanvankelijk zou het volgens hem gaan om een Renault Clio. Later is die verklaring bijgesteld en heeft [verdachte01] een soortgelijke verklaring afgelegd als [medeverdachte03] , namelijk dat met Clio’s verdovende middelen worden bedoeld, terwijl in de visie van het OM de prijzen die worden genoemd in de WhatsApp-gesprekken geenszins corresponderen met de prijzen van softdrugs en juist méér overeenkomen met de prijzen die worden gehanteerd voor AK’s of soortgelijke vuurwapens.
Kortom, het is een keten van gebeurtenissen die de ernstige bezwaren tegen verdachte opleverden. Zo hebben we het tijdens de pro forma zitting van 26 juni 2019 ook expliciet gepresenteerd. Inmiddels staan we echter op de inhoudelijke behandeling en moet het bewijs dus wél langs de lat van wettig en overtuigend bewijs worden gelegd.
In dat kader is het relevant te benoemen dat we op de pro forma zitting van 26 juni 2019 nog verwezen naar de uitspraak van de onderzoeksrechter in Frankrijk die tot de conclusie was gekomen dat met Clio’s wapens worden bedoeld. Inmiddels is die uitspraak echter achterhaald, zo blijkt uit het uiteindelijk gewezen Franse vonnis. Kort gezegd kunnen de Fransen ook niet tot die conclusie komen.
Ook benoemden wij op die eerste pro forma zitting [medeverdachte05] , [medeverdachte06] en [medeverdachte04] , conform het relaas van de politie, nog “wapenhandelaren”, welke conclusie – zo bleek uit de hierna volgende zittingen – niet met wettig bewijs kan worden gestaafd.
Verloop zittingen
Sinds de eerste pro forma zitting hebben er meerdere regiezittingen plaatsgevonden waarbij voornamelijk de onderzoekswensen aan de zijde van verdediging aan de orde zijn geweest. Dit heeft ertoe geleid dat inzage is verleend in meerdere onderzoeksdossiers, de getuigenverhoren van [medeverdachte04] , [medeverdachte05] en [medeverdachte06] hebben plaatsgevonden op 31 maart 2022 en het OM nader onderzoek heeft verricht naar de wapenhandel en de uitspraken die daarover in het dossier zijn gedaan. Tevens is inmiddels op 29 juni 2022 vonnis gewezen in Frankrijk in de zaken van de uitvoerders van de aanslagen in Parijs.
Tijdens de laatste regiezitting van 4 april 2022 heeft u, voorzitter, zich expliciet uitgelaten over de stand van het bewijs in dit onderzoek hetgeen geresulteerd heeft in de beslissing van de rechtbank om het geschorste bevel voorlopige hechtenis op te heffen. U, voorzitter, overwoog deze zitting onder meer: “
We hebben bij deze stand van het geding geen bewijs dat de verdachte contact heeft gehad met wapenhandelaren, ook al heeft het er wel alle schijn van”.
Gelet op deze uitspraak van de rechtbank heeft de verdediging de nadere onderzoekswensen om de getuigen [getuige01] en [getuige02] , te horen, gewijzigd in voorwaardelijke verzoeken.
Het OM heeft diezelfde zitting van 4 april 2022 aangekondigd zich intern te beraden over deze uitspraak en het standpunt van het OM ten aanzien van het bewijs. Afgelopen maanden heeft dat interne beraad plaatsgevonden, hetgeen ertoe heeft geleid dat het OM per e-mail van 25 januari 2023 heeft aangekondigd dat het OM voornemens is vandaag op zitting uw rechtbank te verzoeken [verdachte01]
vrij te spreken. Die aankondiging tot vrijspraak is in het bijzonder gelegen in de laatste resultaten van het onderzoek, namelijk het aanvullend proces-verbaal van bevindingen over de zin “
Zowel [medeverdachte05] als [medeverdachte06] is gekend in de wapenhandel”, welke zin niet bevestigd kan worden en de getuigenverklaringen die hebben plaatsgevonden. Daarnaast is geen aanvullende informatie gekomen vanuit het Franse proces waaruit bewijs kan volgen voor het gebruik van het woord “Clio “als versluierd taalgebruik voor (automatische) wapens of de daadwerkelijke levering van de wapens aan de veroordeelden vanuit Nederland.
Aankondiging vrijspraak
Wij hebben per e-mail van 25 januari 2023 de rechtbank en de verdediging geïnformeerd over dit standpunt en aangekondigd dit nog nader aan uw rechtbank toe te lichten en nader te motiveren.
Met die uitleg willen we niet alleen uw rechtbank en de verdediging, maar ook de maatschappij toelichting geven over de duur en de complexiteit van dit onderzoek en de reden dat het OM in een zaak als deze, uw rechtbank verzoekt [verdachte01] vrij te spreken.
Tenlastelegging
Uit het dossier blijkt dat de verdachte in oktober 2015 contact heeft met zijn neef [medeverdachte03] over Clio’s. Zoals uw rechtbank voorzitter al overwoog op de zitting van 4 april 2022, kan worden vastgesteld dat deze communicatie “niet gaat waar het expliciet over gaat”. Kortom, het gaat over iets anders dan auto’s.
In de tenlastelegging staat opgenomen dat [verdachte01] medeplichtig is geweest doordat hij in de periode van 1 september 2015 tot en met 1 december 2015 aan de terroristische organisatie inlichtingen en/of middelen en/of gelegenheid heeft verschaft danwel opzettelijk behulpzaam is geweest door:
contact te onderhouden met [medeverdachte03] en/of [medeverdachte02] mbt de levering van vuurwapen(s)
[medeverdachte03] en/of [medeverdachte02] in contact te brengen met leveranciers van vuurwapen(s)
vuurwapen(s) te leveren aan [medeverdachte03] en/of [medeverdachte02]
Ad 1 en 3
In het dossier zijn er aanwijzingen en in de visie van het OM ook ernstige bezwaren, dat met “Clio’s” geen auto’s zijn bedoeld, maar vuurwapens. Voor dat standpunt is echter, nu het einddossier gereed is, geen wettig en overtuigend bewijs. Weliswaar bevat het dossier de verklaring van [medeverdachte01] die het heeft over de wapens die uit Nederland zijn gekomen en de rit naar Nederland die daarmee verband hield, maar die verklaring biedt geen ondersteuning voor het verwijt dat het [verdachte01] is geweest die de vuurwapens heeft geleverd/ heeft laten leveren aan [medeverdachte03] en/of [medeverdachte02] . En doordat de verklaring van [medeverdachte01] niet wordt ondersteund met een ander bewijsmiddel voor wat betreft de levering, is er evenmin voldoende ondersteuning dat het contact tussen [medeverdachte03] en [verdachte01] over de levering van vuurwapen(s) is gegaan.
Ad 2
Uit het dossier kan wél worden vastgesteld dat [verdachte01] het telefoonnummer van [medeverdachte04] heeft doorgegeven aan [medeverdachte03] . Uit het dossier kan echter niet worden vastgesteld dat [medeverdachte04] daadwerkelijk een wapenleverancier of een (gekende) wapenhandelaar is. [medeverdachte04] komt weliswaar meermalen voor in de politiesystemen in relatie tot vuurwapens, voert gesluierde gesprekken waarvan het vermoeden bestaat dat die over wapens gaan en ook is hij zelf op 27 juni 2012 neergeschoten, maar wettig en overtuigend bewijs dat hij een daadwerkelijk wapenleverancier is
in de tenlastegelegde periode, ontbreekt.
Hetzelfde geldt voor [medeverdachte05] en [medeverdachte06] .
Allen zijn ze wel bekend in het criminele milieu, zo blijkt uit het dossier, maar we kunnen niet wettig en overtuigend bewijzen dat zij daadwerkelijk in oktober 2015 wapenhandelaren/ wapenleveranciers zijn geweest.
Wat er over blijft is dat er contact is geweest tussen [medeverdachte03] en [verdachte01] over de aanschaf van Clio’s in relatie tot een bezoek dat over Clio’s ging en dat [verdachte01] in dat kader een telefoonnummer heeft doorgegeven dat van [medeverdachte04] was en een adres waar [medeverdachte03] daadwerkelijk naar toe is gereden vanuit België om eea op te halen.
Dit zijn minst genomen nog steeds sterke aanwijzingen dat het
waarschijnlijkis dat dit contact ging over wapens en/of wapenhandelaren, maar wettig en overtuigend bewijs om tot een veroordeling te komen, ontbreekt gewoonweg.
Wij stellen ons dan ook op het standpunt dat vrijspraak moet volgen voor [verdachte01] .
Tot slot
Tot slot willen nog kort teruggrijpen op waar wij mee begonnen. Namelijk dat dit een hele complexe zeer uitzonderlijke zaak is waarvan het OM van meet af aan heeft aangekondigd dat het onderzoek lang zal gaan duren en dat het onderzoek ook niet was afgerond, maar dat nader onderzoek noodzakelijk was. Juist vanwege die omstandigheden, gelet op de belangen van verdachte en het ingrijpende karakter van voorlopige hechtenis, hebben wij op de eerste pro forma zitting aangestuurd op een schorsing van de voorlopige hechtenis.
Recent maakte uw voorzitter in een andere zaak op een openbare terechtzitting een opmerking over dit onderzoek, waarbij u opmerkte dat - gelet op de aankondiging van onze aankondiging te rekwireren tot vrijspraak - een kritisch oog nodig ten aanzien van de voorlopige hechtenis. Het OM staat open voor kritiek en feedback op haar handelen, maar herkent zich in deze zaak niet in het verwijt dat de rechtbank het OM impliciet lijkt te maken. In deze zaak, onderzoek 26Agawam, hebben we immers zelfstandig een schorsing van de voorlopige hechtenis voorgesteld op de eerste pro forma zitting,
juistvanwege voornoemd belang en de verwachting m.b.t. de duur en de complexiteit van dit onderzoek.
Nu dit de laatste openbare terechtzitting is in dit onderzoek, nodigen we uw rechtbank uit - indien en voor zover gewenst - om dit punt te bespreken in ons bijzijn, zodat we ook waar mogelijk inhoudelijk kunnen reageren. Als die kritiek op een openbare zitting komt, buiten onze aanwezigheid, is die reactie onmogelijk te geven.
De aard en omvang van het dossier presenteren het bewijs van alle geleverde inspanning. Er is keihard gewerkt maar doordat terug in de tijd moest worden gerechercheerd waren niet alle gegevens meer beschikbaar.
Omdat de zaak op 26 juni 2019 al op zitting was aangevangen, was een alternatief als buitengerechtelijke afdoening dan ook niet meer aan de orde. Bovendien is er gelet op de ernst van het verwijt een groot belang om deze zaak aan uw rechtbank voor te leggen.
Gelet op het feit dat wij, net als de rechtbank, onderdeel uit maken van de magistratuur, zien wij geen andere optie dan vrijspraak te vragen.”
4.1.2.
Standpunt verdediging
“De verdediging zal u vandaag verzoeken om de heer [verdachte01] (hierna: cliënt) integraal vrij te spreken.
De onderhavige zaak is bijzonder van aard. Het bijzondere karakter ziet niet alleen op de verdenking, maar óók op de procesgang en actuele standpunten van zowel het openbaar ministerie als de verdediging. Immers verzoeken zij u vandaag beiden om de vrijspraak van cliënt. Ook uw rechtbank heeft zich bij de zitting van 4 april 2022 uitgelaten over (het ontbreken van) de ernstige bezwaren. Een intensief onderzoek van ruim 5 jaar heeft uiteindelijk onvoldoende wettig en overtuigend bewijs opgeleverd.
Gezien het standpunt van het openbaar ministerie en uw eerdere standpunten ten aanzien van de ernstige bezwaren zal de verdediging vandaag een beknopt pleidooi houden. Zij zal u enkel op kernpunten voorhouden waarom zij u vandaag om vrijspraak verzoekt.
De verweten gedraging ziet primair (en samengevat) op medeplichtigheid aan het medeplegen van deelname aan een terroristische organisatie. De bijdrage zou hebben bestaan uit het bemiddelen bij de verkoop van automatische wapens aan de heer [medeverdachte03] en de heer [medeverdachte02] . Subsidiair wordt cliënt (enkel) de export van deze wapens naar België verweten.
Het openbaar ministerie heeft tijdens de pro forma zitting van 26 juni 2019 betoogd dat de door cliënt geleverde wapens zouden zijn gebruikt bij de terroristische aanslag op de Bataclan in 2015. Dit oordeel was gebaseerd op het feit dat [medeverdachte01] heeft verklaard dat [medeverdachte02] tegen hem heeft gezegd dat hij deze wapens in Nederland heeft ‘gehaald’. Volgens het dossier zou [medeverdachte02] samen met [medeverdachte03] op 28 oktober 2015 naar Nederland zijn afgereisd om deze wapens in Rotterdam te kopen. In Rotterdam zouden [medeverdachte02] en [medeverdachte03] contact hebben gehad met ‘wapenhandelaren’. Cliënt zou bij deze aankoop hebben bemiddeld. Dit zou blijken uit het feit dat er versluierd is gesproken over de aanschaf van ‘Clio’s’.
Cliënt heeft verklaard dat deze gesprekken in feite gingen over de handel in softdrugs, en niet over wapens. Ook [medeverdachte03] verklaart overigens in zijn strafzaak dat dit ging over verdovende middelen. [10]
Naar mening van de verdediging bevat de bovenstaande bewijsconstructie te veel open vragen om tot een bewezenverklaring te kunnen leiden. Voor een veroordeling is benodigd dat op basis van het dossier kan worden vastgesteld dat er (1) op 28 oktober 2015 daadwerkelijk automatische wapens zijn overgedragen, en geen softdrugs, en (2) dit vervolgens ook de wapens zijn die zijn gebruikt door de terroristische cel.
De verdediging meent dat de eerste vraag op basis van het dossier niet kan worden beantwoord. Zo blijkt uit het dossier niet dat [medeverdachte02] op de avond van 28 oktober 2015 met [medeverdachte03] is meegereisd naar Rotterdam. Het lijkt er op dat er iemand met hem mee was, maar het is onbekend wie. Het dossier bevat indicaties voor het feit dat [medeverdachte03] tweemaal in Nederland is geweest, en beide keren was hij in het gezelschap van een (onbekend) persoon.
[medeverdachte03] verklaart in zijn eigen strafzaak
‘100 procent zeker te zijn dat hij niet met [medeverdachte02] naar Nederland is afgereisd’. [11]
Daarnaast bevat het dossier ook TCI-informatie waaruit blijkt dat [medeverdachte02] (vermoedelijk) op 4 april 2016 in Nederland is geweest. [12] Hij droeg toen een schoudertas waarin iets ‘zwaars’ zat. Mogelijk is dit het moment waarover hij tegenover [medeverdachte01] heeft verklaard.
Ten tweede blijkt uit het dossier ook niet dat bij de overdracht van de ‘clio’s’ op 28 oktober 2015 ‘personen gekend in de wapenhandel’ betrokken waren. Deze personen zijn hier ook niet voor vervolgd. Het openbaar ministerie heeft deze passage in het dossier (op uw verzoek) niet kunnen onderbouwen.
Ook de tweede vraag kan op basis van het dossier niet worden beantwoord. In het Franse vonnis van 13 juli 2020 wordt expliciet benoemd dat uit het Franse onderzoek is gebleken dat er meerdere netwerken (mogelijk) verantwoordelijk waren voor de levering van de wapens voor de aanslagen in Parijs. [13] De rechtbank Parijs noemt netwerken in Verviers, Luik en Rotterdam. Uit het gerechtelijk onderzoek kon echter niet worden vastgesteld dat de gebruikte Kalasjnikovs afkomstig waren van één van deze netwerken. Ook een Bosnische verdachte – van wie er zelfs DNA-materiaal op een van deze wapens is aangetroffen – is in België als verdachte gehoord, maar niet vervolgd.
Het bovenstaande overziend verzoekt de verdediging u cliënt (integraal) vrij te spreken.”
4.1.3.
Beoordeling en conclusie
Met de officieren van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair en subsidiair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair en subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en D. van Putten, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Sengezken, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 22 februari 2023.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
(medeplichtigheid aan deelname terroristische organisatie)
[medeverdachte02] en/of [medeverdachte07] en/of [medeverdachte03] en/of
[medeverdachte03] en/of [medeverdachte08] een of meer anderen in of omstreeks de
periode van 1 september 2015 tot en met 22 maart 2016 in Frankrijk en/of
België en/of te Rotterdam en/of Amsterdam, althans in Nederland,
hebben deelgenomen aan een organisatie, te weten de terroristische
organisatie Islamitische Staat (IS), althans een aan IS gelieerde
terroristische gewapende Jihadistische strijdgroep, in elk geval een
terroristische gewapende Jihadistische strijdgroep, welke organisatie tot
oogmerk had het plegen van terroristische misdrijven, namelijk
> het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl
daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk
letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands
dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
(te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van
het Wetboek van Strafrecht) en/of
> doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
> moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel
289 jo 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
> de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot
eerdervermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176b en/of 289a en/of 96
lid 2) en/of
> het voorhanden hebben van een of meer wapens en/of van munitie van de
categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet Wapens
en Munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om
een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals
bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet Wapens en Munitie),
door het voorbereiden en/of plegen van een of meer aanslagen in België en/of
Frankrijk, althans in (West) Europa,
tot en/of bij het plegen van welk(e) misdrijf(ven) verdachte, tezamen en in
vereniging met een of meer anderen, althans alleen, in of omstreeks de periode
van 1 september 2015 tot en met 01 december 2015 te Rotterdam en/of Amsterdam,
althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) opzettelijk
gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of (telkens)
opzettelijk behulpzaam is geweest, door
(al dan niet via één of meer tussenperso(o)n(en))
-(telefonisch) contact te onderhouden met voornoemde [medeverdachte03] en/of
[medeverdachte02] met betrekking tot de levering van één of meer
vuurwapen(s), en/of
-voornoemde [medeverdachte03] en/of [medeverdachte02] in contact te
brengen met één of meer leverancier(s) van vuurwapen(s), en/of
-één of meer vuurwapen(s) te leveren aan voornoemde [medeverdachte03] en/of
[medeverdachte02] ;
(artikel 140a jo 48 Wetboek van Strafrecht)
art 140a lid 1 Wetboek van Strafrecht
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
(uitgaan/overdragen/voorhanden hebben van wapens)
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 1 december 2015
te Rotterdam en/of Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en in vereniging
met een of meer anderen, althans alleen,
zonder consent een of meer vuurwapen(s) van categorie II en/of III heeft doen
uitgaan naar België en/of Frankrijk,
en/of
een of meer vuurwapens van categorie II en/of III heeft overgedragen aan een
of meer anderen, althans voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukking worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd.
(artikel 14 en/of 26 en/of 31 juncto 55 Wet wapens en munitie)
art 14 lid 1 Wet wapens en munitie

Voetnoten

1.P. 441 “Wij merken op dat [medeverdachte01] tijdens zijn verhoor d.d. 08-11-2016 bij de
3.Verklaringen [medeverdachte01] p. 441 en p. 494-495.
4.Vuurwapens groep [medeverdachte02] uit Nederland afkomstig p. 1094-1096.
5.P. 461-462 en p. 515.
6.PV bevindingen p. 540-545.
7.P. 2189 icm eigen verklaring [medeverdachte06] bij RC p. 2.
8.P. 1563 en p. 282.
9.P. 2190.
10.Dossier p. 1082.
11.Dossier p. 1058.
12.Dossier p. 2211-2220.
13.Dossier p. 1743.