Artikel 2:50a van de APV is vastgesteld op 11 oktober 2012 en in werking getreden op 1 januari 2013. Op grond van dit artikel is het verboden op de weg of in voor publiek toegankelijke gebouwen messen of andere voorwerpen die als wapen kunnen worden gebruikt, openlijk bij zich te hebben. Volgens artikel 6:1 van de APV staat op overtreding van het messenverbod een straf van hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie en kan bovendien worden gestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak. De toelichting bij artikel 2:50a van de APV luidt als volgt:
“ Deze bepaling is van toepassing op messen en andere voorwerpen die als
wapen kunnen worden gebruikt. Het artikel heeft ten doel de bescherming
van de openbare orde en veiligheid in heel Rotterdam. Het openlijk bezit
van dergelijke wapens dient daarom op alle wegen in de gemeente
verboden te worden. Om deze reden is gekozen voor het niet langer door
het college laten aanwijzen van wegen.
Het tweede lid grenst het verbod af van de op 1 september 1989 in werking
getreden en in 2011 aangepaste Wet wapens en munitie. Deze wet
verbiedt onder meer het dragen van steekwapens op de openbare weg of
andere voor het publiektoegankelijke plaatsen, anders dan vervoer (dat wil
zeggen: zodanig verpakt dat zij niet voor onmiddellijk gebruik kunnen
worden aangewend). Ondanks de wetswijziging blijft een dergelijk APV
artikel noodzakelijk.
Het APV artikel maakt direct optreden beter mogelijk, doordat het ook het
openlijk bij zich dragen van een wapen strafbaar stelt.
Afhankelijk van de omstandigheden vallen hieronder voorwerpen zoals
dolkmessen, knuppels, flessen en tafelpoten. In die omstandigheden gaat
het om de (directe) bescherming van de persoonlijke vrijheid of integriteit.”