ECLI:NL:RBROT:2023:2033

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 maart 2023
Publicatiedatum
10 maart 2023
Zaaknummer
22/2441
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Ambtenarenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van voorwaardelijk ontslag van een brandweerman wegens plichtsverzuim en de gevolgen van re-integratie tijdens ziekte

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 14 maart 2023, wordt het beroep van eiser, een brandweerman, tegen de disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag beoordeeld. Eiser was sinds 1996 in dienst bij de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond en was langdurig ziek sinds augustus 2017. De rechtbank onderzoekt de drie verweten gedragingen die aan het voorwaardelijk ontslag ten grondslag lagen: het niet melden van een medische ingreep, de houding en gedrag tijdens re-integratie, en het respectloos uitlaten over leidinggevenden.

De rechtbank concludeert dat de verweten gedragingen onvoldoende zijn komen vast te staan. Ten eerste heeft eiser zijn leidinggevende tijdig geïnformeerd over zijn medische situatie, en de late melding van zijn afwezigheid op 2 augustus 2021 levert geen plichtsverzuim op. Ten tweede, hoewel eiser zich mogelijk buiten de groep heeft geplaatst tijdens zijn re-integratie, is zijn gedrag niet zodanig dat het als plichtsverzuim kan worden aangemerkt, vooral gezien zijn medische situatie en de context van de covid-richtlijnen. Ten derde, de rechtbank oordeelt dat de emoties die tijdens het gesprek op 17 augustus 2021 zijn opgelopen, niet automatisch leiden tot plichtsverzuim, en dat de aanspreektitel 'brandmeester' niet opzettelijk respectloos was.

De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en herroept de disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag. Eiser heeft recht op vergoeding van griffierecht en proceskosten. Deze uitspraak benadrukt het belang van duidelijke communicatie en de context van de gedragingen van ambtenaren in situaties van ziekte en re-integratie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Zittingsplaats Rotterdam
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2441

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. S.N. de Jager),
en

Het Dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (verweerder)

(gemachtigde: mr. Y. Peters).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit om hem de disciplinaire straf van een voorwaardelijk ontslag met een proeftijd van twee jaar op te leggen.
1.2.
Met het bestreden besluit van 12 april 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder onder aanpassing van de motivering bij dat besluit gebleven.
1.3.
Eiser heeft beroep ingesteld. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2023, gelijktijdig met het beroep in de zaak ROT 22/1123, op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Voorgeschiedenis en totstandkoming van het bestreden besluit

2.1.
Eiser is sinds 1996 bij verweerder in dienst als brandweerman/hulpverlener. Sinds
7 augustus 2017 is eiser langdurig ziek. Vanaf augustus 2020 zat eiser in een nieuwe periode van ziekteverlof met re-integratieverplichtingen. In februari 2021 is aan eiser wegens ernstig plichtsverzuim (overtreden verzuimprotocol en ongeoorloofde afwezigheid) als disciplinaire straf een vermindering van het salaris met een bedrag ter hoogte van de laatste periodieke verhoging voor de periode van twee jaar opgelegd.
In het plan van aanpak re-integratie, door eiser en verweerder ondertekend op 21 juli 2021, is opgenomen dat eiser vanaf augustus 2021 weer dagdiensten gaat meedraaien. Eiser is voor een behandeling van hartritmestoornissen op 30 juli 2021 opgenomen geweest. De behandeling kon echter niet plaatsvinden. Eiser is op 2 augustus 2021 niet op het werk verschenen. Verweerder verwijt eiser dat hij verweerder onvoldoende heeft geïnformeerd over zijn medische situatie en verzuim en dat hij onvoldoende heeft gewerkt aan zijn fysieke conditie en re-integratie. Vanaf 8 augustus 2021 is eiser op de kazerne gestart met de re-integratie. De leidinggevende kreeg daarna signalen uit de groep over de houding van eiser en de wijze waarop hij communiceerde. Verweerder verwijt eiser dat hij zich vanaf zijn re-integratie op 8 augustus 2021 buiten de groep heeft geplaatst en zich onredelijk heeft opgesteld richting zijn leidinggevende. In een groepsgesprek op 17 augustus 2021 waarin dit aan de orde kwam, heeft eiser zich niet respectvol uitgelaten over zijn leidinggevenden en zijn de emoties bij eiser zo hoog opgelopen dat het gesprek moest worden gestaakt. Vervolgens heeft eiser zich op 20 augustus 2021 in een whatsappgroep gezagsondermijnend uitgelaten over zijn leidinggevende. Deze opeenvolging is voor verweerder aanleiding geweest een disciplinair onderzoek te starten. Verweerder heeft eiser met ingang van 8 september 2021 in het belang van de dienst voor de duur van het onderzoek geschorst.
2.2.
Verweerder heeft op 16 september 2021 aan eiser zijn voornemen bekend gemaakt om hem een disciplinaire straf op te leggen wegens ernstig plichtsverzuim. Hierover heeft op 30 september 2021 een zienswijzegesprek tussen eiser en verweerder plaatsgevonden. Hierna heeft verweerder met het besluit van 14 oktober 2021 aan eiser een disciplinaire straf opgelegd wegens ernstig plichtsverzuim. Dit verzuim bestond er volgens verweerder uit dat eiser de regels van het verzuimprotocol niet is nagekomen en dat hij zich in houding gedrag in de periode 8 tot 17 augustus 2021, tijdens een gesprek op 17 augustus 2021 en in whatsapp-berichten op 20 augustus 2021 niet heeft gedaan of nagelaten wat een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen. Verweerder heeft aan eiser de disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag met een proeftijd van twee jaar opgelegd. Bij dit besluit is tevens de schorsing opgeheven.
2.3.
Met het bestreden besluit heeft verweerder, in navolging van het advies van de algemene bezwaarschriftencommissie, het bezwaar ongegrond verklaard onder aanpassing van de motivering. De bezwaarschriftencommissie heeft geconcludeerd dat eiser niet kan worden verweten dat hij een afspraak over sporten niet (voldoende) is nagekomen. Dit element vervalt daarom uit het verwijt van het niet nakomen van het verzuimprotocol. Verder concludeert de bezwaarschriftencommissie dat de uitlatingen van eiser op
20 augustus 2021 in een whatsappbericht hem niet als zelfstandig plichtsverzuim kunnen worden verweten. Ook dit onderdeel heeft verweerder met het bestreden besluit als grondslag voor de disciplinaire straf laten vallen. Voor het overige heeft verweerder de bezwaren afgewezen. Met het bestreden besluit heeft verweerder de ongewijzigde disciplinaire straf gebaseerd op de volgende gedragingen:
1. Eiser heeft de regels van het verzuimprotocol overtreden, in die zin dat hij zonder melding op 2 augustus 2021 niet op het werk is verschenen en verweerder en de bedrijfsarts niet heeft geïnformeerd over het moeten ondergaan van medische ingreep. Ook na
2 augustus 2021 heeft eiser zijn werkgever niet adequaat uit eigen beweging geïnformeerd.
2. In de periode tussen 8 en 17 augustus 2021 is houding en het gedrag van eiser niet zodanig geweest als van een goed ambtenaar mocht worden verwacht. Eiser wilde niet met groep koken en eten en deed selectief een beroep op het zich moeten houden aan ‘covid-afstanden’. Eiser wilde een aparte maaltijd aangeboden krijgen, wilde niet met de spuitauto mee en eiste er afzonderlijk in een auto achteraan te mogen rijden. Hij nam het de leidinggevende erg kwalijk dat hij dit niet voor hem regelde. Ploeggenoten hebben signalen afgegeven dat ze onvoldoende vertrouwen en verbinding met eiser zien. Dat is juist bij de incidentbestrijding van groot belang. Eiser is hardnekkig zijn eigen koers blijven varen en heeft zich met zijn eenzijdige benadering en het meten met twee maten verwijtbaar buiten de groep geplaatst.
3. De houding en gedrag tijdens gesprek op 17 augustus 2021 zijn niet geweest zoals van een goed ambtenaar mocht worden verwacht. Eiser raakte in het gesprek steeds meer gefrustreerd en geëmotioneerd en heeft zich in bijzijn van collega’s respectloos over de leidinggevende uitgelaten. Het gesprek is door toedoen van eiser geëscaleerd en de leidinggevende was genoodzaakt het gesprek te beëindigen en eiser naar huis te sturen. Eiser heeft zijn leidinggevende in het gesprek meerdere keren respectloos met ‘brandmeester’ aangesproken. De houding en het gedrag van eiser waren gericht op het doelbewust ondermijnen van het gezag van de leidinggevende. Het gezag van een leidinggevende is in de incidentbestrijding zeer belangrijk. Daarom is sprake van een ernstig plichtsverzuim.
Standpunt eiser
3.1.
Eiser voert aan dat verweerder ten onrechte plichtsverzuim heeft aangenomen. Eiser stelt dat hij heeft voldaan aan het verzuimprotocol en het moeten ondergaan van een medisch ingreep heeft gemeld bij zijn leidinggevende, [naam 1] ([naam 1]). Eiser stelt dat afgesproken was dat hij met [naam 1] contact zou onderhouden. Ten aanzien van zijn houding en gedrag in de periode 8 tot 17 augustus stelt eiser dat hem niets valt te verwijten omdat hij vanwege zijn gezondheidssituatie een veilige werkomgeving wilde en hij dit ook van de werkgever mocht verlangen. Frases als samen sterk, vertrouwen en verbinding zijn te hol en vaag en kunnen niet aan eiser worden tegengeworpen ter onderbouwing van een plichtsverzuim. Eiser ontkent in het gesprek van 17 augustus 2021 grenzen te hebben overschreden. Eiser voert aan dat hij de aanspreektitel brandmeester niet sarcastisch of gezagsondermijnend heeft bedoeld. Eiser voert aan dat juist ook in zo’n gesprek er de mogelijkheid moet zijn om stoom af te blazen en dat het uiten van emoties of frustraties niet als plichtsverzuim kunnen worden aangemerkt.

Beoordeling door de rechtbank

4.1.
De rechtbank beoordeelt de oplegging van een disciplinaire straf aan eiser door verweerder. Daartoe toetst de rechtbank of de feiten aannemelijk zijn geworden, of deze feiten een plichtsverzuim opleveren, of dit aan eiser kan worden toegerekend en of de opgelegde sanctie evenredig is. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat de eiser hiervoor onder 2.3 verweten gedragingen, voor zover aannemelijk, geen plichtsverzuim opleveren. Gelet hierop kan de aan eiser opgelegde disciplinaire straf van voorwaardelijk ontslag met een proeftijd van twee jaren niet in stand blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Juridisch kader
5.1.
De wet- en regelgeving die voor deze zaak van belang is, is opgenomen in de aangehechte bijlage 1.
5.2.
Voor de constatering van plichtsverzuim dat tot het opleggen van een disciplinaire straf aanleiding kan geven is volgens vaste rechtspraak noodzakelijk dat op basis van deugdelijk vastgestelde gegevens de overtuiging moet zijn verkregen dat de betrokken ambtenaar de hem verweten gedragingen heeft begaan en deze hem kunnen worden toegerekend. [1]
Gedraging 1: Heeft eiser het verzuimprotocol overtreden en levert dit plichtsverzuim op?
6.1.
Eiser heeft ter zitting gesteld dat met hem was afgesproken dat [naam 1] (mede) als leidinggevende en contactpersoon voor hem zou optreden. Verweerder heeft dit niet bestreden. De rechtbank merkt hierbij op dat het plan van aanpak re-integratie op 21 juli 2021 mede door [naam 1] is ondertekend. Uit de whatsappberichten in het dossier blijkt dat eiser op 30 juli 2021 aan [naam 1] heeft gemeld dat hij zich voor een medische ingreep in het ziekenhuis bevond, dat hij al enige tijd last had van hartritmestoornissen en daarvoor behandeld zou worden. Enkele uren later heeft eiser aan [naam 1] gemeld dat de ingreep niet door kon gaan vanwege een verkeerde bloedwaarde. [naam 2] ([naam 2]), eveneens leidinggevende van eiser, heeft op 30 juli 2021 via whatsapp contact met eiser opgenomen. Eiser heeft hem desgevraagd gemeld dat hij een medische ingreep moest ondergaan, maar dat die niet door was gegaan en dat hij weer naar huis mocht. Op
2 augustus 2021 is eiser zonder melding niet op het werk verschenen.
6.2.
De rechtbank stelt vast dat eiser de medische ingreep aan zijn leidinggevende(n) heeft gemeld en zich niet schuldig heeft gemaakt aan plichtsverzuim. Concreet verwijt verweerder eiser dat hij artikel 4, eerste onderdeel van het Verzuimprotocol niet heeft nageleefd. Dit onderdeel luidt als volgt: “Aan uw leidinggevende dient u tijdig en correcte informatie te verschaffen over uw verzuim en bereikbaarheid.” Dit behelst naar het oordeel van de rechtbank geen verplichting om de werkgever tijdens ziekteverzuim direct op de hoogte te stellen van (nieuwe bijkomende) medische klachten, als die niet direct gevolgen hebben voor het lopende verzuim. Eiser hoorde kort van tevoren dat hij op 30 juli 2021 behandeld zou worden en heeft op de dag van de ingreep zijn leidinggevende daarover geïnformeerd. Daarmee heeft hij informatie verschaft over zijn bereikbaarheid. Hoewel eiser het bestaan van de klachten en het moeten ondergaan van de ingreep eerder aan zijn werkgever had kunnen melden, levert de late melding geen plichtsverzuim op.
Eiser is naar het oordeel van de rechtbank richting zijn werkgever onduidelijk geweest over in hoeverre zijn hartritmestoornissen een belemmering kunnen vormen voor zijn
re-integratie vanaf augustus 2021. Aanvankelijk heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat hij dacht dat hij pas vanaf 6 augustus op het werk werd verwacht. Later heeft eiser ook gesteld dat hij nog tijd nodig had om bij te komen en te herstellen. Verweerder heeft aanvankelijk in de primaire beslissing en ook nog in bezwaar gesteld dat eiser op 2 augustus niet op het werk verscheen en dat de leidinggevende, [naam 2], toen voor het eerste hoorde van de medische klachten en eiser toen ziek heeft gemeld. Uit de door eiser in bezwaar overgelegde whatsappberichten blijkt echter dat [naam 2] al op vrijdag 30 juli 2021 bekend was met de medische klachten. Ervan uitgaande dat [naam 2] eiser op 2 augustus 2021 ziek heeft gemeld en dat ook aan eiser heeft meegedeeld, acht de rechtbank het voorstelbaar dat voor eiser niet duidelijk is geweest wat er in de dagen daarna nog van hem werd verwacht ter naleving van het Verzuimprotocol. Het geheel geeft de rechtbank het beeld dat er zowel van de zijde van eiser als van verweerder sprake is van wisselende standpunten en onduidelijkheid in de communicatie. Hoewel vraagtekens zijn te zetten bij de duidelijkheid van de communicatie van eiser over zijn verzuim en moment van aanvang van de re-integratie ziet de rechtbank daarin, gelet op de bijzondere omstandigheden zoals hiervoor weergegeven, onvoldoende grond om plichtsverzuim aan te nemen.
6.3.
Uit het voorgaande volgt naar het oordeel van de rechtbank dat onvoldoende aannemelijk is geworden dat eiser heeft gehandeld in strijd met het Verzuimprotocol. Verweerder heeft eiser naar het oordeel van de rechtbank op dit punt ten onrechte plichtsverzuim verweten. Dat eiser dit punt ook eerder in de procedure in had kunnen brengen doet hieraan niet af. Deze beroepsgrond slaagt.
Gedraging 2: Levert de houding en het gedrag van eiser in de periode van 8 tot en met 17 augustus 2021 plichtsverzuim op?
7.1.
In de kern verwijt verweerder eiser dat hij zich bij zijn nieuwe re-integratie vanaf
8 augustus 2021 buiten de groep heeft geplaatst, terwijl juist in de context van de incidentenbestrijding vertrouwen en verbinding in de groep van groot belang zijn. Een zodanig algemeen verwijt moet om een plichtsverzuim te kunnen opleveren in elk geval worden onderbouwd met concrete gedragingen van eiser. De door verweerder genoemde gedragingen - niet mee-eten met de groep, selectief afstand houden, niet in de spuitauto meerijden - acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Eiser heeft hiervoor als verklaring gegeven dat hij tot de covid-risicogroep behoorde, nog niet volledig gevaccineerd was en daarom zo weinig mogelijk risico wilde lopen en dat hij verwachtte dat zijn werkgever hem hierin zou faciliteren. Eiser heeft tevens gesteld dat hij door de hartritmestoornissen nog voorzichtiger was geworden. De rechtbank acht deze opstelling van eiser gelet op zijn medische situatie niet onredelijk. Onmiskenbaar heeft dit de re-integratie van eiser op de groep bemoeilijkt. Dat eiser in zijn houding en gedrag mogelijk inconsequent is geweest en zijn beroep op covid-beperkingen als selectief is ervaren, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiser wanneer hij wel covid-regels in acht wil nemen, dit hem als plichtsverzuim kan worden tegengeworpen. Het verwijt dat de groep een gebrek aan vertrouwen en verbinding heeft ervaren, acht de rechtbank onvoldoende concreet. Dit kan eiser niet als plichtsverzuim worden aangerekend.
7.2.
De rechtbank is van oordeel dat, mede gelet op de medische situatie van eiser, onvoldoende duidelijk is welke norm eiser heeft overtreden. Dat een medewerker eigenzinnig is en wellicht als lastig wordt ervaren, kan reden zijn om met elkaar in gesprek te gaan en duidelijke afspraken te maken over welk gedrag wordt verlangd. De houding en het gedrag van eiser leveren naar het oordeel in deze omstandigheden echter geen zelfstandig plichtsverzuim op. Deze beroepsgrond slaagt.
Gedraging 3: Levert de houding en het gedrag van eiser tijdens het overleg op 17 augustus 2021 plichtsverzuim op?
8.1.
Voor verweerder is het gemis aan vertrouwen en verbinding in de groep, zoals hiervoor onder 7 besproken, aanleiding geweest voor een overleg met de groep in het bijzijn van een adviseur van de HR-afdeling. Partijen zijn het erover eens dat in dit gesprek de emoties bij eiser hoog zijn opgelopen en dat eiser zijn leidinggevende [naam 2] met de titel brandmeester heeft aangesproken. Eiser is het echter niet eens met het verwijt van verweerder dat zijn houding en het gedrag waren gericht op het doelbewust ondermijnen van het gezag van de leidinggevende. In dit verband heeft eiser gesteld dat de aanspreektitel brandmeester niet ongebruikelijk is en door hem niet is gebruikt op een manier die gezagsondermijnend is.
8.2.
De rechtbank overweegt dat ook in de relatie tussen werknemer en werkgever de gemoederen hoog (moeten) kunnen oplopen zonder dat dit direct een plichtsverzuim van de werknemer oplevert. Dat is anders wanneer daarbij bijvoorbeeld beledigende teksten worden uitgesproken of anderszins duidelijke regels worden overtreden. Ook een doelbewuste ondermijning van het gezag kan als plichtsverzuim worden aangemerkt. Uit de stukken van het geding en wat hierover op zitting is gezegd maakt de rechtbank op dat sprake was van een arbeidsconflict en verstoorde verhoudingen, waarin eiser een aandeel heeft gehad. De rechtbank acht aannemelijk dat eiser zich tijdens het overleg op
17 augustus 2021 in de verdediging gedrukt heeft gevoeld, daarbij emoties en frustraties heeft geuit en daarbij wellicht weinig diplomatieke taal heeft gebezigd. In die context heeft eiser zijn leidinggevende meermalen aangesproken als brandmeester. Door verweerder is erkend dat het gebruik van deze aanspreektitel bij de oudere generatie gebruikelijk was, maar in onbruik is geraakt. De rechtbank kan zich voorstellen dat in de context van oplopende emoties, de leidinggevende die aanspreektitel als niet neutraal, respectloos of zelfs gezagsondermijnend heeft ervaren. Voor de rechtbank staat hiermee echter onvoldoende vast dat eiser deze titel doelbewust respectloos of gezagsondermijnend heeft gebezigd. Dit maakt dat de rechtbank, hoewel eiser wel een verwijt kan worden gemaakt voor het escaleren van de bijeenkomst op 17 augustus 2021, in de houding en het gedrag van eiser onvoldoende grond ziet voor (ernstig) plichtsverzuim. Deze beroepsgrond slaagt.

Conclusie en gevolgen

9.1.
Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd. Omdat het voorwaardelijke ontslag niet in stand kan blijven, is het bezwaar hiertegen gegrond en moet dit besluit worden herroepen. De rechtbank zal op die wijze zelf in de zaak voorzien. Dat betekent dat de in deze zaak aan eiser opgelegde straf van voorwaardelijk ontslag vervalt.
9.2.
Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het door eiseres betaalde griffierecht vergoeden. De rechtbank veroordeelt verweerder tevens in de door eiser gemaakte proceskosten. Omdat het primaire besluit wordt herroepen bestaat ook aanleiding om de proceskosten in bezwaar te vergoeden. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.868,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen bij de hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,- en wegingsfactor 1, en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- herroept het primaire besluit;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het betaalde griffierecht van € 184,- vergoedt;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.868,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Dingemanse, rechter, in aanwezigheid van
A.L.G. Willems. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2023.
De griffier is verhinderd
de uitspraak te tekenen.
Griffier
Rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage I

Ambtenarenwet (oud)
Artikel 125
1. Voor zover deze onderwerpen niet reeds bij of krachtens de wet zijn geregeld, worden voor de ambtenaren, door of vanwege het rijk aangesteld, bij of krachtens algemene maatregel van bestuur voorschriften vastgesteld betreffende:
a. aanstelling, schorsing en ontslag;
(…)
k. disciplinaire straffen, met dien verstande dat een boete dan wel een inhouding of korting op de bezoldiging per opgelegde disciplinaire straf ten hoogste gelijk is aan het bedrag van het salaris van de ambtenaar over anderhalve maand;
(…)
2. Het bevoegd gezag van provincies, gemeenten en waterschappen stelt voor de ambtenaar door of vanwege deze lichamen aangesteld, onder gelijk voorbehoud voorschriften vast omtrent de onderwerpen, genoemd in het eerste lid. Als ambtenaar aangesteld door of vanwege een waterschap wordt aangemerkt hij die is aangesteld door het in het reglement van die instelling daartoe aangewezen gezag teneinde in dienst van het waterschap werkzaam te zijn.
Ambtenarenreglement: verordening tot regeling van de rechtstoestand van de ambtenaren der gemeente Rotterdam
Artikel 54, vierde lid
Burgemeester en wethouders stellen een protocol vast, waarin de regels zijn opgenomen met betrekking tot de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de begeleiding van ziekteverzuim, verplichtingen omtrent ziek- en herstelmeldingen daaronder begrepen, de arbeidsgezondheidskundige begeleiding en de daarbij in achtte nemen procedures.
Artikel 55a, eerste lid
De ambtenaar die in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte verhinderd is zijn arbeid te verrichten, is verplicht:
a. gevolg te geven aan, door burgemeester en wethouders of een door hen aangewezen deskundige, gegeven redelijke voorschriften en mee te werken aan door burgemeester en wethouders of een door hen aangewezen deskundige getroffen maatregelen als bedoeld in artikel 54;
b. zijn medewerking te verlenen aan het opstellen, evalueren en bijstellen van een plan van aanpak als bedoeld in artikel 54, derde lid;
c. zich te gedragen naar de regels die in het protocol, bedoeld in artikel 54, vierde lid, zijn opgenomen.
Artikel 178
De ambtenaar kan wegens plichtsverzuim disciplinair worden gestraft. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van enig voorschrift als het doen of nalaten van hetgeen een goed ambtenaar in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
Artikel 179
1. De disciplinaire straffen zijn:
a. schriftelijke berisping;
b. buitengewone dienst, op andere dagen dan zon- en feestdagen, zonder beloning of tegen een beloning die lager is dan het normale salaris en de toegekende salaristoelage(n);
c. vermindering van het recht op jaarlijkse vakantie met ten hoogste 1/3 van het aantal uren waarop in het desbetreffende jaar aanspraak bestaat;
d. eenmalige inhouding op het salaris en de toegekende salaristoelage(n) van een bedrag van maximaal 1% van het salaris per jaar;
e. het niet toekennen van een periodieke verhoging gedurende ten hoogste vier jaar;
f. vermindering van salaris met ten hoogste het bedrag van de laatste twee periodieke verhogingen gedurende ten hoogste twee jaar;
g. plaatsing in een andere functie voor bepaalde of onbepaalde tijd met of zonder vermindering van salaris en de toegekende salaristoelage(n);
h. terugstelling in rang danwel indeling in een salarisklasse waarvoor een lager maximumsalaris geldt dan dat verbonden aan de salarisklasse welke ingevolge de van toepassing zijnde beloningsregeling behoort te gelden, een en ander al dan niet voor een bepaalde tijd en met of zonder vermindering van salaris en de toegekende salaristoelage(n);
i. schorsing voor een bepaalde tijd met gehele of gedeeltelijke inhouding van salaris en de toegekende salaristoelage(n);
j. ontslag.
2. Bij het opleggen van de straf, behalve van die bedoeld in het eerste lid onder a, kan worden bepaald dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd indien de ambtenaar zich gedurende een bij het opleggen van de straf te bepalen termijn van ten hoogste drie jaar niet opnieuw schuldig maakt aan een soortgelijk plichtsverzuim als waarvoor de bestraffing plaatsvindt, noch aan enig ander ernstig plichtsverzuim en zich houdt aan bij het opleggen van de straf eventueel te stellen bijzondere voorwaarden.
Verzuimprotocol VRR 2010
Artikel 4
Medewerkers dienen zich bij verzuim aan de volgende regels houden:
- Aan uw leidinggevende dient u tijdig en correcte informatie te verschaffen over uw verzuim en bereikbaarheid;
- U dient actief mee te werken aan het oplossen van problemen die ten grondslag liggen aan
uw verzuim;
- U dient met uw leidinggevende afspraken te maken over werkhervatting c. q. reintegratieactiviteiten en deze na te komen;
- U mag geen activiteiten ondernemen die uw gezondheid ondermijnen;
- U dient mee te werken aan geneeskundige beoordeling en onderzoek,
- U dient beschikbaar te zijn voor contact met uw leidinggevende.
Wanneer blijkt dat u de regels van het verzuimprotocol overtreedt, kan een sanctie worden
opgelegd conform de geldende Rechtstoestandregeling.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 10 november 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2397.