Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 maart 2023 in de zaak tussen
[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser
Het Dagelijks bestuur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond (verweerder)
Inleiding
Voorgeschiedenis en totstandkoming van het bestreden besluit
7 augustus 2017 is eiser langdurig ziek. Vanaf augustus 2020 zat eiser in een nieuwe periode van ziekteverlof met re-integratieverplichtingen. In februari 2021 is aan eiser wegens ernstig plichtsverzuim (overtreden verzuimprotocol en ongeoorloofde afwezigheid) als disciplinaire straf een vermindering van het salaris met een bedrag ter hoogte van de laatste periodieke verhoging voor de periode van twee jaar opgelegd.
In het plan van aanpak re-integratie, door eiser en verweerder ondertekend op 21 juli 2021, is opgenomen dat eiser vanaf augustus 2021 weer dagdiensten gaat meedraaien. Eiser is voor een behandeling van hartritmestoornissen op 30 juli 2021 opgenomen geweest. De behandeling kon echter niet plaatsvinden. Eiser is op 2 augustus 2021 niet op het werk verschenen. Verweerder verwijt eiser dat hij verweerder onvoldoende heeft geïnformeerd over zijn medische situatie en verzuim en dat hij onvoldoende heeft gewerkt aan zijn fysieke conditie en re-integratie. Vanaf 8 augustus 2021 is eiser op de kazerne gestart met de re-integratie. De leidinggevende kreeg daarna signalen uit de groep over de houding van eiser en de wijze waarop hij communiceerde. Verweerder verwijt eiser dat hij zich vanaf zijn re-integratie op 8 augustus 2021 buiten de groep heeft geplaatst en zich onredelijk heeft opgesteld richting zijn leidinggevende. In een groepsgesprek op 17 augustus 2021 waarin dit aan de orde kwam, heeft eiser zich niet respectvol uitgelaten over zijn leidinggevenden en zijn de emoties bij eiser zo hoog opgelopen dat het gesprek moest worden gestaakt. Vervolgens heeft eiser zich op 20 augustus 2021 in een whatsappgroep gezagsondermijnend uitgelaten over zijn leidinggevende. Deze opeenvolging is voor verweerder aanleiding geweest een disciplinair onderzoek te starten. Verweerder heeft eiser met ingang van 8 september 2021 in het belang van de dienst voor de duur van het onderzoek geschorst.
20 augustus 2021 in een whatsappbericht hem niet als zelfstandig plichtsverzuim kunnen worden verweten. Ook dit onderdeel heeft verweerder met het bestreden besluit als grondslag voor de disciplinaire straf laten vallen. Voor het overige heeft verweerder de bezwaren afgewezen. Met het bestreden besluit heeft verweerder de ongewijzigde disciplinaire straf gebaseerd op de volgende gedragingen:
2 augustus 2021 heeft eiser zijn werkgever niet adequaat uit eigen beweging geïnformeerd.
Beoordeling door de rechtbank
2 augustus 2021 is eiser zonder melding niet op het werk verschenen.
re-integratie vanaf augustus 2021. Aanvankelijk heeft eiser zich op het standpunt gesteld dat hij dacht dat hij pas vanaf 6 augustus op het werk werd verwacht. Later heeft eiser ook gesteld dat hij nog tijd nodig had om bij te komen en te herstellen. Verweerder heeft aanvankelijk in de primaire beslissing en ook nog in bezwaar gesteld dat eiser op 2 augustus niet op het werk verscheen en dat de leidinggevende, [naam 2], toen voor het eerste hoorde van de medische klachten en eiser toen ziek heeft gemeld. Uit de door eiser in bezwaar overgelegde whatsappberichten blijkt echter dat [naam 2] al op vrijdag 30 juli 2021 bekend was met de medische klachten. Ervan uitgaande dat [naam 2] eiser op 2 augustus 2021 ziek heeft gemeld en dat ook aan eiser heeft meegedeeld, acht de rechtbank het voorstelbaar dat voor eiser niet duidelijk is geweest wat er in de dagen daarna nog van hem werd verwacht ter naleving van het Verzuimprotocol. Het geheel geeft de rechtbank het beeld dat er zowel van de zijde van eiser als van verweerder sprake is van wisselende standpunten en onduidelijkheid in de communicatie. Hoewel vraagtekens zijn te zetten bij de duidelijkheid van de communicatie van eiser over zijn verzuim en moment van aanvang van de re-integratie ziet de rechtbank daarin, gelet op de bijzondere omstandigheden zoals hiervoor weergegeven, onvoldoende grond om plichtsverzuim aan te nemen.
8 augustus 2021 buiten de groep heeft geplaatst, terwijl juist in de context van de incidentenbestrijding vertrouwen en verbinding in de groep van groot belang zijn. Een zodanig algemeen verwijt moet om een plichtsverzuim te kunnen opleveren in elk geval worden onderbouwd met concrete gedragingen van eiser. De door verweerder genoemde gedragingen - niet mee-eten met de groep, selectief afstand houden, niet in de spuitauto meerijden - acht de rechtbank daartoe onvoldoende. Eiser heeft hiervoor als verklaring gegeven dat hij tot de covid-risicogroep behoorde, nog niet volledig gevaccineerd was en daarom zo weinig mogelijk risico wilde lopen en dat hij verwachtte dat zijn werkgever hem hierin zou faciliteren. Eiser heeft tevens gesteld dat hij door de hartritmestoornissen nog voorzichtiger was geworden. De rechtbank acht deze opstelling van eiser gelet op zijn medische situatie niet onredelijk. Onmiskenbaar heeft dit de re-integratie van eiser op de groep bemoeilijkt. Dat eiser in zijn houding en gedrag mogelijk inconsequent is geweest en zijn beroep op covid-beperkingen als selectief is ervaren, maakt naar het oordeel van de rechtbank niet dat eiser wanneer hij wel covid-regels in acht wil nemen, dit hem als plichtsverzuim kan worden tegengeworpen. Het verwijt dat de groep een gebrek aan vertrouwen en verbinding heeft ervaren, acht de rechtbank onvoldoende concreet. Dit kan eiser niet als plichtsverzuim worden aangerekend.
17 augustus 2021 in de verdediging gedrukt heeft gevoeld, daarbij emoties en frustraties heeft geuit en daarbij wellicht weinig diplomatieke taal heeft gebezigd. In die context heeft eiser zijn leidinggevende meermalen aangesproken als brandmeester. Door verweerder is erkend dat het gebruik van deze aanspreektitel bij de oudere generatie gebruikelijk was, maar in onbruik is geraakt. De rechtbank kan zich voorstellen dat in de context van oplopende emoties, de leidinggevende die aanspreektitel als niet neutraal, respectloos of zelfs gezagsondermijnend heeft ervaren. Voor de rechtbank staat hiermee echter onvoldoende vast dat eiser deze titel doelbewust respectloos of gezagsondermijnend heeft gebezigd. Dit maakt dat de rechtbank, hoewel eiser wel een verwijt kan worden gemaakt voor het escaleren van de bijeenkomst op 17 augustus 2021, in de houding en het gedrag van eiser onvoldoende grond ziet voor (ernstig) plichtsverzuim. Deze beroepsgrond slaagt.
Conclusie en gevolgen
Beslissing
A.L.G. Willems. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 14 maart 2023.
Informatie over hoger beroep
Bijlage I
- U dient actief mee te werken aan het oplossen van problemen die ten grondslag liggen aan