ECLI:NL:RBROT:2023:200

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
17 januari 2023
Zaaknummer
C/10/639732 / HA ZA 22-475
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van contractuele boete wegens wanprestatie bij verkoop onroerend goed

In deze zaak vordert een natuurlijk persoon, eiser, een contractuele boete van € 85.000,- van een vennootschap, gedaagde, op grond van wanprestatie bij de verkoop van onroerend goed. De gedaagde beroept zich op de vernietiging van de koopovereenkomst, stellende dat de enig bestuurder lijdt aan een geestelijke stoornis. De rechtbank heeft vastgesteld dat deze geestelijke stoornis niet is komen vast te staan, en dat er onvoldoende bewijs is geleverd voor matiging van de boete. De rechtbank oordeelt dat de gedaagde tekort is geschoten in de nakoming van de koopovereenkomst door geen bankgarantie te stellen, wat een contractuele boete met zich meebrengt. De vorderingen van eiser worden toegewezen, inclusief de wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank wijst de vordering tot matiging van de boete af, omdat de gedaagde onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar financiële situatie. De uitspraak is gedaan door de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2023.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/639732 / HA ZA 22-475
Vonnis van 11 januari 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. G. Yosefzay te Amsterdam,
tegen
[gedaagde01] .,
gevestigd te [vestigingsplaats01]
gedaagde,
advocaat mr. M.Z.D. Nasrullah te 's-Gravenhage.
Partijen worden hierna [eiser01] en [gedaagde01] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 3 juni 2022 met beslagstukken;
  • de nagezonden producties 1 tot en met 6 van [eiser01] ;
  • de conclusie van antwoord tevens voorwaardelijke eis in reconventie met producties 1 tot en met 3;
  • de brief van de rechtbank van 19 augustus 2022 waarin partijen worden opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
  • de brief van de rechtbank van 14 oktober 2022 met een zittingsagenda;
  • de brief van mr. Yosefzay van 11 november 2022 met producties 7 en 8;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 17 november 2022;
  • de spreekaantekeningen van mr. Yosefzay.

2.De feiten

2.1.
[eiser01] heeft op 31 januari 2022 een overeenkomst gesloten met [gedaagde01] voor de verkoop van twee in Rotterdam gelegen panden aan [gedaagde01] voor € 850.000,-.
2.2.
Uit het Handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat de vennootschap [gedaagde01] B.V. is gericht op het beheren, exploiteren, verkrijgen, vervreemden, huren en verhuren van registergoederen. Mevrouw [naam01] is de enig bestuurder en aandeelhouder van [gedaagde01] .
2.3.
De koopovereenkomst luidt, voor zover relevant, als volgt:
“…
artikel 5 Bankgarantie/Waarborgsom
5.1
Tot zekerheid voor de nakoming van de verplichtingen van koper zal deze uiterlijk op 1 maart 2022 een schriftelijke door een bankinstelling afgegeven bankgarantie doen stellen voor een bedrag van € 85.000,- …
artikel 11 Ingebrekestelling/Ontbinding
11.1
Indien één van de partijen, na ingebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen nalatig is of blijft in de nakoming van één of meer van haar uit deze koopovereenkomst voortvloeiende verplichtingen, kan de wederpartij van de nalatige partij deze koopovereenkomst zonder rechterlijke tussenkomst ontbinden door middel van een schriftelijke verklaring aan de nalatige partij.
11.2
Ontbinding op grond van tekortkoming is slechts mogelijk na voorafgaande ingebrekestelling. Bij ontbinding van de koopovereenkomst op grond van toerekenbare tekortkoming zal de nalatige partij ten behoeve van de wederpartij een zonder rechterlijke tussenkomst terstond opeisbare van tien procent (10%) van de koopsom verbeuren, onverminderd het recht op aanvullende schadevergoeding, indien de daadwerkelijke schade hoger is dan de onmiddellijk opeisbare boete, en onverminderd vergoeding van kosten van verhaal.
…”
2.4.
[gedaagde01] heeft voor of op 1 maart 2022 geen bankgarantie gesteld.
2.5.
De makelaar van [eiser01] heeft [gedaagde01] bij brief van 11 maart 2022 in gebreke gesteld en haar gesommeerd om binnen acht dagen aan haar verplichting tot het stellen van de bankgarantie te voldoen. Hierbij heeft de makelaar [gedaagde01] gewezen op het verbeuren van de contractuele boete als zij niet binnen die acht dagen aan haar verplichting zou voldoen. [gedaagde01] heeft hierop geen reactie gegeven en de bankgarantie niet gesteld.
2.6.
[eiser01] heeft de overeenkomst bij brief van 25 maart 2022 ontbonden. Daarnaast is [gedaagde01] gesommeerd om binnen 15 dagen het boetebedrag van
€ 85.000,- te voldoen en heeft [eiser01] bij niet tijdige betaling daarvan de incassokosten ter hoogte van € 1.625,- aangezegd. [gedaagde01] heeft hierop geen reactie gegeven en de boete niet voldaan.
2.7.
Na verkregen verlof van de voorzieningenrechter heeft [eiser01] op 25 mei 2022 conservatoir beslag laten leggen op tegoeden van [gedaagde01] onder vijf verschillende banken.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] vordert – zakelijk weergegeven – voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde01] bij vonnis te veroordelen:
I. tot betaling van € 85.000,- aan hoofdsom vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2022, althans 19 maart 2022, althans de datum van de dagvaarding tot de dag van voldoening;
II. tot betaling van € 2.756,20 aan beslagkosten vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis tot de dag van voldoening;
III. tot betaling van € 1.625,- aan buitengerechtelijke kosten;
IV. in de proceskosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de bedoelde termijn voor voldoening indien voldoening niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt, en de nakosten.
3.2.
[eiser01] legt aan zijn vorderingen het volgende ten grondslag.
3.2.1.
[gedaagde01] is toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de koopovereenkomst voortvloeiende verplichting om een bankgarantie te stellen. [eiser01] heeft de koopovereenkomst daarom ontbonden. De op grond van artikel 11.2 van de koopovereenkomst verschuldigde boete van € 85.000,- (10% van de koopsom) heeft [gedaagde01] niet betaald.
3.3.
Het verweer van [gedaagde01] strekt tot afwijzing van de vorderingen met veroordeling van [eiser01] in de proceskosten.

4.De beoordeling

De zaak in het kort

4.1.
Deze zaak gaat met name over de vraag of de door [gedaagde01] gesloten koopovereenkomst kan worden vernietigd vanwege een geestelijke stoornis van haar bestuurder. De rechtbank oordeelt dat dit niet het geval is omdat de geestelijke stoornis niet is komen vast te staan. [gedaagde01] moet de overeengekomen boete betalen aan [eiser01] omdat zij de overeenkomst niet is nagekomen. Voor matiging van de boete is geen grond.
Voorwaardelijke vordering in reconventie?
4.2.
[gedaagde01] heeft in haar conclusie van antwoord een beroep gedaan op de vernietiging van de overeenkomst. Zij heeft dat beroep een voorwaardelijke vordering in reconventie genoemd en gebaseerd op de stelling dat haar bestuurder [naam01] een geestelijke stoornis heeft. Na vragen van de rechtbank in de zittingsagenda heeft [gedaagde01] tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat zij daarmee een beroep doet op het ontbreken van haar wil als gevolg van een geestelijke stoornis zoals bedoeld in artikel 3:34 BW.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling is dit beroep van [gedaagde01] op artikel 3:34 BW, na overleg met partijen, gekwalificeerd als een verweer en niet (ook) als een voorwaardelijke vordering in reconventie. [eiser01] heeft verklaard het beroep op artikel 3:34 BW van [gedaagde01] ook zo te hebben begrepen en dat hij daarom ook geen conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie heeft ingediend.
Rechtsgeldigheid koopovereenkomst
4.4.
[gedaagde01] betwist allereerst dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen, omdat [eiser01] onvoldoende onderzoek heeft verricht naar de financiële gegoedheid van [gedaagde01] . Hij zou daarmee zijn zorgplicht hebben geschonden. De overeenkomst is volgens [gedaagde01] daardoor onzorgvuldig tot stand gekomen.
4.5.
[eiser01] betwist dat op hem op dit punt enige zorgplicht rust. Het mag volgens [eiser01] niet van hem verwacht worden dat hij in dit kader onderzoek verricht naar de financiën van een besloten vennootschap. Volgens [eiser01] is het ook niet ongebruikelijk dat een investeringsmaatschappij panden opkoopt.
4.6.
De rechtbank is van oordeel dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand is gekomen. Partijen hebben door middel van aanbod en aanvaarding de koopovereenkomst gesloten. Er bestond voor [eiser01] als de verkopende partij in dit kader ook geen onderzoeksplicht naar de financiële gegoedheid van [gedaagde01] .
Geestelijke stoornis?
4.7.
[gedaagde01] voert als belangrijkste verweer dat haar enig bestuurder en aandeelhouder, [naam01] , lijdt aan een geestelijke stoornis en dat de koopovereenkomst onder invloed van deze stoornis is tot stand gekomen. Als gevolg van deze stoornis bij [naam01] ontbrak bij [gedaagde01] de wil om de overeenkomst aan te gaan. De stoornis uitte zich doordat [naam01] stemmen hoorde die haar instructies gaven die zij vervolgens opvolgde. Door die stemmen leefde bij [naam01] de overtuiging dat zij inkomen kon genereren door de vennootschap [gedaagde01] op te richten om daarmee panden aan te kopen. [naam01] had hier echter geen kennis van of ervaring mee. Omdat de overeenkomst onder deze omstandigheden tot stand is gekomen, concludeert [gedaagde01] dat de overeenkomst vernietigd moet worden op grond van het ontbreken van de wil zoals bedoeld in artikel 3:34 BW.
4.8.
[eiser01] betwist dat [gedaagde01] een beroep toekomt op artikel 3:34 BW. Hij heeft betwist dat sprake is van een geestelijke stoornis en ook dat bij [naam01] de wil heeft ontbroken om de koopovereenkomst aan te gaan. Subsidiair voert [eiser01] het verweer dat, indien er wel sprake zou zijn van het ontbreken van de wil bij [naam01] / [gedaagde01] , [eiser01] er op grond van artikel 3:35 BW gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat de overeenkomst rechtsgeldig tot stand was gekomen.
4.9.
Voor een geslaagd beroep op artikel 3:34 BW moet komen vast te staan dat een geestelijke stoornis de redelijke waardering van de bij de rechtshandeling betrokken belangen belette of dat de rechtshandeling onder invloed van die stoornis is gedaan. [gedaagde01] moet volgens de hoofdregel van artikel 150 Rv de benodigde feiten stellen voor een beroep op vernietiging van de overeenkomst op grond van dit artikel.
4.10.
Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde01] een verklaring van GGZ-instelling Antes overgelegd van 6 april 2022 waarin staat dat [naam01] sinds oktober 2020 bij Antes in behandeling is voor akoestische hallucinaties en dat zij daarvoor antipsychotische medicatie voorgeschreven krijgt.
4.11.
Gelet hierop heeft de rechtbank met het oog op de mondelinge behandeling in haar zittingsagenda [gedaagde01] ( [naam01] ) verzocht om deskundige informatie te verstrekken over het ziektebeeld van [naam01] en de gevolgen ervan voor haar. In het bijzonder heeft de rechtbank gevraagd naar informatie over de mate waarin het ziektebeeld haar geestesvermogens tijdelijk of blijvend heeft gestoord en of daarvan sprake was ten tijde van de totstandkoming van de overeenkomst. Ook is [gedaagde01] ( [naam01] ) verzocht in te gaan op de vraag of het ziektebeeld een redelijke waardering van de betrokken belangen bij de koopovereenkomst heeft belet.
4.12.
Ondanks dit verzoek van de rechtbank heeft [gedaagde01] geen verdere stukken in het geding gebracht die inzicht kunnen geven in het ziektebeeld van [naam01] en de eventuele gevolgen ervan. Tijdens de mondelinge behandeling is namens [gedaagde01] slechts verklaard dat Antes om nadere informatie is verzocht, maar dat Antes deze informatie (nog) niet heeft gegeven. Enige verdere toelichting is niet gegeven. Zo is niet gebleken dat de betreffende informatie daadwerkelijk is gevraagd en zo ja, wanneer. Enig bewijs van een informatieverzoek aan Antes, of van een (afwijzende) reactie daarop van Antes, ontbreekt. [gedaagde01] heeft de rechtbank ook niet verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling met het oog op het verkrijgen van de door de rechtbank verzochte informatie. De namens [gedaagde01] ter zitting verschenen personen - haar advocaat, [naam01] en haar vader - hebben ook geen consistente toelichting gegeven op het bestaan van de geestelijke stoornis van [naam01] en de eventuele gevolgen daarvan voor de rechtsgeldigheid van de overeenkomst.
4.13.
Op grond van het voorgaande oordeelt de rechtbank dat de geestelijke stoornis van [naam01] niet is komen vast te staan. Het gevolg daarvan is dat het door [gedaagde01] gedane beroep op vernietiging van de overeenkomst niet slaagt. Het subsidiaire beroep van [eiser01] op het gerechtvaardigd vertrouwen van artikel 3:35 BW behoeft daarom geen behandeling meer.
Ontbinding koopovereenkomst en contractuele boete
4.14.
Vast staat dat [gedaagde01] de bankgarantie niet heeft gesteld, terwijl zij daar op grond van de koopovereenkomst wel toe verplicht was. Dit betekent dat [gedaagde01] is tekortgeschoten in de nakoming van de koopovereenkomst. [eiser01] heeft de overeenkomst daarom rechtsgeldig ontbonden en daardoor is [gedaagde01] op grond van artikel 11.1 van de koopovereenkomst een contractuele boete van € 85.000,- (10% van de koopsom van € 850.000,-) aan [eiser01] verschuldigd geworden (zie hiervoor onder 2.6).
Matiging boete?
4.15.
[gedaagde01] heeft aangevoerd dat [gedaagde01] noch [naam01] vermogen hebben en daardoor de boete niet kunnen betalen. Voor zover [gedaagde01] daarmee heeft bedoeld een beroep op matiging te doen, oordeelt de rechtbank als volgt.
4.16.
Op grond van artikel 6:94 BW kan een contractuele boete worden gematigd als de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Hiervan is slechts sprake als toekenning van de contractuele boete in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt. [gedaagde01] is als partij bij de koopovereenkomst de contractuele boete verschuldigd. Niet [naam01] . Beoordeeld moet worden of de toekenning van de boete tot een onaanvaardbaar resultaat leidt voor [gedaagde01] . Zonder nadere toelichting die ontbreekt valt niet in te zien waarom hierbij de (vermogenspositie) van haar bestuurder en aandeelhouder betrokken moet worden.
4.17.
Het beroep op matiging wordt afgewezen. [gedaagde01] heeft haar beroep op matiging onvoldoende onderbouwd. De enkele stelling dat er zich geen vermogen in de vennootschap bevindt, is daarvoor onvoldoende. Er is verder geen toelichting gegeven over de gevolgen van toewijzing van de boete voor de vennootschap.
Slotsom
4.18.
Het voorgaande betekent dat de vordering tot betaling van de boete van
€ 85.000,- wordt toegewezen. Ook de daarover gevorderde rente wordt als niet weersproken toegewezen. Het betreft hier de wettelijke rente op grond van artikel 6:119 BW.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.19.
[eiser01] heeft buitengerechtelijke incassowerkzaamheden verricht. De door [gedaagde01] niet betwiste vordering tot betaling van de buitengerechtelijke kosten is in overeenstemming met de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het bijbehorende Besluit. Deze vordering wordt daarom toegewezen.
Beslag- en proceskosten
4.20.
De door [gedaagde01] niet betwiste vordering tot betaling van de beslagkosten is gelet op het bepaalde in artikel 706 Rv toewijsbaar.
4.21.
[gedaagde01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser01] worden begroot op:
- dagvaarding € 130,99
- griffierecht € 1.301,00
- salaris advocaat €
2.228,00(2,0 punten × tarief € 1.114,00)
Totaal € 3.659,99
4.22.
Uit de uitspraak van 10 juni 2022 van de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2022:853), onder nummer 2.3, leidt de rechtbank af dat in dit vonnis geen aparte beslissingen hoeven te worden genomen over nakosten en wettelijke rente daarover.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 85.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van 1 maart 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 2.756,20 aan beslagkosten, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiser01] te betalen een bedrag van € 1.625,- aan buitengerechtelijke incassokosten,
5.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser01] tot op heden begroot op € 3.659,99, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M.J Arts en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.
3583/2438/3455