ECLI:NL:RBROT:2023:1929

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
8 maart 2023
Zaaknummer
22/003076-12
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wijziging van bijzondere voorwaarden in het kader van voorwaardelijke straf en ISD-maatregel

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 17 februari 2023 uitspraak gedaan over een vordering tot wijziging van de bijzondere voorwaarden die aan de veroordeelde zijn opgelegd. De vordering is ingediend door de officier van justitie op 8 december 2022, met als onderbouwing een rapport van GGZ Antes Toezicht Rotterdam van 19 december 2022. De veroordeelde, die in de Penitentiaire Inrichting gedetineerd is, heeft eerder een gevangenisstraf van 15 maanden opgelegd gekregen, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd tot 15 juni 2024. De rechtbank heeft de vordering behandeld op een openbare zitting op 3 februari 2023, waar zowel de officier van justitie als de verdediging hun standpunten hebben toegelicht.

De officier van justitie heeft gepleit voor wijziging van de bijzondere voorwaarden, terwijl de verdediging zich op het standpunt heeft gesteld dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vordering en dat de wijziging van de voorwaarden niet nodig is. De rechtbank heeft het verweer van de verdediging verworpen en geoordeeld dat de vordering ontvankelijk is. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde onvoldoende vooruitgang heeft geboekt in zijn behandeling en dat het risico op recidive hoog is. Daarom heeft de rechtbank besloten om de bijzondere voorwaarden te wijzigen, zodat de veroordeelde beter kan worden begeleid en ondersteund in zijn re-integratie.

De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden aangepast, waarbij onder andere is bepaald dat de reclassering toezicht houdt op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde begeleidt. De beslissing is genomen door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. De rechtbank heeft ook aandacht besteed aan de noodzaak van ambulante behandeling en mogelijke klinische opname indien nodig, om de veroordeelde te helpen bij zijn psychosociale en verslavingsproblematiek.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 22/003076-12
Datum uitspraak: 17 februari 2023
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres: [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. G.R. Stolk, advocaat te Schiedam.

1..Vordering

Op 8 december 2022 heeft de officier van justitie een vordering ingediend tot wijziging van de voorwaarden die bij het arrest van de meervoudige kamer van het gerechtshof Den Haag van 6 april 2016 aan de veroordeelde zijn opgelegd.
Aan de vordering ligt ten grondslag een rapport van GGZ Antes Toezicht Rotterdam (hierna: Antes) d.d. 19 december 2022 over de veroordeelde.

2..Feiten

Bij het arrest, dat onherroepelijk is geworden op 20 maart 2018, is een gevangenisstraf opgelegd voor de duur van 15 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren (hierna: de voorwaardelijke straf). De gestelde bijzondere voorwaarden zijn:
1. dat de veroordeelde zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Bouman GGZ Reclassering Dordrecht;
2. draagt deze reclasseringsinstelling op om toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
De mededeling voorwaardelijke veroordeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 2 mei 2018 aan de veroordeelde in persoon verzonden. Gelet op de in het uittreksel van de justitiële documentatie van veroordeelde (d.d. 20 januari 2023) aangetekende tenuitvoerlegging van opgelegde gevangenisstraffen en de ISD-maatregel, stelt de rechtbank – gelet op het bepaalde in artikel 6:1:18 lid 3 Wetboek van Strafvordering – vast dat de proeftijd eindigt op 15 juni 2024.

3..Procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 3 februari 2023.
De officier van justitie, mr. T.J. Lindhout, en de veroordeelde, bijgestaan door de raadsman, zijn gehoord. Tevens is de rapporteur van Antes, [naam01] (hierna: de deskundige), als deskundige gehoord.

4..Standpunt officier van justitie

Zij heeft op de terechtzitting gepersisteerd bij de ingediende vordering dat de bij voormeld arrest gestelde bijzondere voorwaarden worden gewijzigd.

5..Standpunt verdediging

Ten eerste stelt de verdediging zich op het standpunt dat het openbaar ministerie niet ontvankelijk is in de vordering. De verdediging voert aan dat er in februari 2021 een ISD-maatregel aan de veroordeelde is opgelegd, terwijl bij deze behandeling de onderhavige zaak onterecht niet is meegenomen. De vordering tenuitvoerlegging had destijds al behandeld moeten worden.
Ten tweede stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering met de wijziging moet worden afgewezen. Daartoe is aangevoerd dat kaal toezicht op basis van de (algemene) voorwaarden die ten tijde van het arrest van het Gerechtshof in Den Haag in 2016 zijn opgelegd, voldoende zijn voor de veroordeelde om op het juiste pad te blijven. Bijkomende bijzondere voorwaarden zijn niet noodzakelijk. Daar komt bij dat de voorwaardelijke straf van 5 maanden disproportioneel is, mede gelet op het ISD-traject van de veroordeelde dat bijna is afgerond.
De veroordeelde heeft op de terechtzitting -onder meer- verklaard:
‘Ik vind de voorgestelde bijzondere voorwaarden niet nodig omdat ik de afgelopen tijd flinke stappen heb gemaakt. Ik kan prima mijn afspraken nakomen, ook zonder bijzondere voorwaarden en forensische hulp. Die heb ik echt niet meer nodig en ik wil de vicieuze cirkel van criminaliteit en drugs doorbreken.’

6..Beoordeling ontvankelijkheid

Het verweer van de verdediging ten aanzien van de niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie wordt verworpen. Er staat het openbaar ministerie geen (beleids)regel in de weg om deze vordering in te dienen. De proeftijd loopt tot 15 juni 2024 en de vordering is tijdig ingediend. Het openbaar ministerie is daarom ontvankelijk in de vordering.

7..Beoordeling vordering

Het rapport van Antes van 19 december 2022 houdt onder meer het volgende in.
Bij vonnis van 26 januari 2021 is aan de veroordeelde een ISD-maatregel opgelegd. In het kader van die maatregel heeft hij goed contact met de reclassering en met Humanitas. Het contact in het kader van de behandeling (eerst klinisch en later ambulant) verliep minder goed. In het kader van de ISD-maatregel zijn zowel de klinische (FPA Fivoor) als de ambulante behandeling (Fivoor FACT) negatief afgesloten, wegens gebrek aan motivatie, het niet nakomen van behandelafspraken en het herhaaldelijk gebruiken van cocaïne.
De veroordeelde is op 24 september 2022 gestart met de extramurale fase van de ISD-maatregel. Deze extramurale fase heeft echter maar zes weken geduurd vanwege het niet nakomen van de voorwaarden door de veroordeelde. Sinds 25 oktober 2022 is hij weer ingesloten. Hij heeft zich tijdens het toezicht twee keer onttrokken. De termijn voor de ISD loopt af op 12 maart 2023.
Geadviseerd wordt om na afloop van de ISD-maatregel het toezicht voort te zetten op basis van de voorwaardelijke veroordeling met een wijziging van de voorwaarden. Er is tot nu toe nauwelijks vooruitgang geboekt wat betreft de behandeling van de psychosociale- en verslavingsproblematiek. Hierdoor wordt het risico op recidive als hoog ingeschat. Een toezicht op basis van de huidige voorwaarden (na afloop van de ISD-termijn) is onuitvoerbaar aangezien er de facto alleen sprake is van een meldplicht. Geadviseerd wordt daarom het opleggen van aanvullende voorwaarden waarmee het risico op recidive kan worden verminderd en beter gewerkt kan worden aan gedragsverandering.
De deskundige heeft in aanvulling op het rapport, op de terechtzitting verklaard dat de wijziging van de bijzondere voorwaarden vooral bedoeld zijn om extra ondersteuning en begeleiding te bieden. Het contact met de veroordeelde is goed en zijn intenties zijn ook goed. De wijziging is ook nodig zodat behandeling op forensische basis gerealiseerd kan worden. Dat geldt met name voor de voortzetting van de behandeling bij Fivoor FACT en de mogelijkheid tot aanvraag van een indicatiestelling voor een kortdurende klinische opname. De bijzondere voorwaarde ten aanzien van huisvesting is alleen nodig als back-up voor het geval dat de veroordeelde zonder woning komt te zitten. De woning die hij nu zelf heeft geregeld, is wat de reclassering betreft ook prima.
Anders dan de verdediging stelt, komt de rechtbank tot het oordeel dat de vordering tot wijziging van de bijzondere voorwaarden, zoals voorgesteld in het reclasseringsrapport, moet worden toegewezen. Dat baseert de rechtbank op het rapport van Antes van 19 december 2022 en op wat de deskundige op de terechtzitting heeft verklaard. Hieruit leidt de rechtbank af dat de veroordeelde een goede ontwikkeling heeft doorgemaakt waar het betreft zijn contact met de reclassering en zijn wens en voornemen om een leven buiten de criminaliteit op te bouwen. Waar het gaat om de psychosociale en verslavingsproblematiek is echter nog wel een stap te zetten. Voor het zetten van deze stap heeft de veroordeelde naar het oordeel van de rechtbank hulp en ondersteuning nodig zoals die geboden kan worden door het stellen van de voorgestelde bijzondere voorwaarden. Het niet goed uitpakken van de korte extramurale fase, laat zien hoe moeilijk het was voor de veroordeelde om zijn goede voornemens vast te houden en om ambulante begeleiding te accepteren.
Er is daarom reden om de bijzondere voorwaarden aan te vullen zodat beter toezicht en meer begeleiding, ook in forensisch kader, na afloop van het ISD-traject mogelijk is.
Gelet op het bepaalde in het arrest van de Hoge Raad van 12 juli 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1027) zal de bijzondere voorwaarde ten aanzien van de kortdurende klinische opname anders worden geformuleerd dan verzocht, zodat een rechterlijke toets gewaarborgd is.

8..Beslissing

De rechtbank:
wijzigtde gestelde bijzondere voorwaarden, zodat die nu komen te luiden:
Het meewerken aan ambulante behandeling bij Fivoor FACT of een andere door de reclassering te bepalen instelling met inbegrip van zich houden aan de voorschriften en aanwijzingen van de behandelaar;
Indien daartoe aanleiding is, zoals bij een terugval in middelengebruik, bij overmatig middelengebruik of in geval van ernstige zorgen over het psychiatrische toestandsbeeld, kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende klinische opname indiceert zal, nadat dit door de rechter is bevolen, de verdachte zich laten opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende klinische opname duurt 7 weken of zoveel korter als de reclassering dat nodig vindt;
Het meewerken aan begeleid wonen bij Antes of een andere door de reclassering te bepalen instelling, indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
Het meewerken aan schuldhulpverlening bij Materieel Juridische Dienstverlening indien de reclassering dit noodzakelijk acht;
Het meewerken aan het hebben van structurele dagbesteding.
geeft aan Reclassering Nederland opdracht toezicht te houden op de naleving van de bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Deze beslissing is genomen door mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 17 februari 2023.