In deze zaak heeft de kinderrechter op 10 februari 2023 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [naam kind01]. De minderjarige verblijft momenteel bij haar grootmoeder, die ook als pleegmoeder fungeert. Eerder, in oktober 2022, was een verzoek tot uithuisplaatsing afgewezen omdat er nog niet alle mogelijke hulp was ingezet. Sindsdien is er echter intensieve hulpverlening betrokken, wat heeft geleid tot verbeteringen in de thuissituatie.
De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de grootmoeder en haar gemachtigde aanwezig waren. De moeder van de minderjarige was niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de grootmoeder zich actief heeft ingezet voor de zorg van de minderjarige en dat de hulpverlening positief is geëvalueerd. De GI heeft aangegeven dat de grootmoeder ondersteuning krijgt bij het opvoeden en dat er een begeleide omgangsregeling met de moeder is.
De kinderrechter heeft geoordeeld dat de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige. De kinderrechter heeft de verzoeken van de GI toegewezen en de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing verlengd voor de duur van een jaar, tot 24 februari 2024. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid tot hoger beroep binnen drie maanden.