ECLI:NL:RBROT:2023:1860

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 januari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
C/10/645922 / JE RK 22-2348
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot uithuisplaatsing van een minderjarige met een vertrouwensband met de GI

In deze zaak heeft de kinderrechter op 19 januari 2023 uitspraak gedaan over het verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming tot uithuisplaatsing van de 17-jarige minderjarige [voornaam minderjarige01]. De minderjarige woont bij haar vader en heeft aangegeven niet uit huis te willen worden geplaatst. De Raad heeft het verzoek ingediend omdat er zorgen zijn over de situatie van de minderjarige, die onder toezicht is gesteld. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en de minderjarige, haar ouders, en vertegenwoordigers van de Raad en de GI zijn gehoord.

De Raad handhaafde het verzoek tot uithuisplaatsing, maar de GI heeft zich inmiddels niet meer achter dit verzoek geschaard. De GI heeft aangegeven dat er een vertrouwensband is opgebouwd met de minderjarige en dat zij vreest dat een uithuisplaatsing deze band zou kunnen schaden. De ouders van de minderjarige steunen haar wens om thuis te blijven en wijzen op positieve ontwikkelingen in haar leven, zoals haar aanmelding voor opleidingen en bijbanen.

De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de minderjarige bijna meerderjarig is en dat haar mening zwaarwegend is. Gezien de omstandigheden en de opgebouwde vertrouwensband met de GI, heeft de kinderrechter besloten het verzoek van de Raad af te wijzen. De kinderrechter benadrukt dat de zorgen over de dynamiek in het gezinssysteem blijven bestaan en dat ondersteuning voor de minderjarige noodzakelijk is, maar dat een uithuisplaatsing niet in haar belang is.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/645922 / JE RK 22-2348
datum uitspraak: 19 januari 2023

beschikking

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2005 te [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende te [woonplaats01] ,

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende te [woonplaats02] ,
advocaat: mr. R. Moghni, kantoorhoudende te Rotterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 16 november 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
- de briefrapportage van de Raad van 17 januari 2023;
- het e-mailbericht van de Raad van 18 januari 2023, met als bijlage de reacties van de moeder en [voornaam minderjarige01] op de briefrapportage van de Raad;
- de screenshots van WhatsApp-gesprekken tussen GI en [voornaam minderjarige01] , ingekomen bij de griffie op 19 januari 2023.
Op 19 januari 2023 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord,
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat, voornoemd,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam01] ,
- een vertegenwoordigster van de GI, mw. [naam02] .
De advocaat van de vader heeft ter zitting een verwijsbrief van huisartsenpraktijk [naam huisartsenpraktijk01] en een medicatielijst van dhr. [naam03] overgelegd.
De feitenHet ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] wordt uitgeoefend door de ouders.
[voornaam minderjarige01] woont bij de vader.
Bij beschikking van 16 november 2022 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld, met ingang van
16 november 2022 tot 21 mei 2023.

Het aangehouden verzoek

De Raad heeft een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verzocht tot aan haar meerderjarigheid, te weten tot 21 mei 2023.
Bij beschikking van 16 november 2022 is de beslissing op het verzoek aangehouden. De ouders hadden op zitting aangegeven dat zij op de gang onder leiding van de advocaat met [voornaam minderjarige01] afspraken hebben gemaakt. Zij hadden er vertrouwen in dat het met deze afspraken beter zou gaan tussen [voornaam minderjarige01] en de ouders.
Nu moet (wederom) worden beslist op het gehele verzoek.

Het standpunt van de Raad

De Raad handhaaft ter zitting het aangehouden verzoek en licht dit als volgt toe.
Er is sprake van een lastige situatie. Aan de ene kant ziet de Raad de bezorgdheid en het gezinssysteem waarin [voornaam minderjarige01] opgroeit. [voornaam minderjarige01] vertelt wisselende verhalen. Zij vraagt de GI om hulp en zij geeft aan zich onder druk gezet te voelen. Aan de andere kant is [voornaam minderjarige01] een slimme meid en bereikt zij op 21 mei 2023 de leeftijd van 18 jaar.

Het standpunt van de GI

De GI ondersteunt ter zitting het aangehouden verzoek van de Raad niet meer en deelt het volgende mede.
Sinds het drangtraject is de GI bij [voornaam minderjarige01] betrokken. Er is afwisselend goed en minder goed contact tussen de GI en [voornaam minderjarige01] . Een week geleden stond de GI nog achter een uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] . De GI had toen app-contact met [voornaam minderjarige01] , waaruit een vermoeden van mishandeling blijkt door de vader. Dit verhaal heeft zij later weer ingetrokken, zoals zij dit vaker doet. [voornaam minderjarige01] wil niet uit huis worden geplaatst. Ondanks dat de GI nog zorgen heeft over [voornaam minderjarige01] , over de verhalen die zij vertelt en over de appjes die zij later weer verwijdert, weet de GI niet meer of [voornaam minderjarige01] moet worden gedwongen om uit huis te gaan. Tussen de GI en [voornaam minderjarige01] bestaat inmiddels een vertrouwensband. De GI heeft het gevoel dat [voornaam minderjarige01] bij de GI aangeeft als zij ergens mee zit. Door toewijzing van een machtiging tot uithuisplaatsing is de GI bang dat de vertrouwensband tussen de GI en [voornaam minderjarige01] wordt verbroken en dat er meer kapot wordt gemaakt dan nodig. Daar komt bij dat de GI weet dat [voornaam minderjarige01] zaken kan verzinnen en dat zij niet altijd de waarheid spreekt en dat zij zich niet altijd aan de afspraken houdt. Al met al wil de GI [voornaam minderjarige01] het vertrouwen geven achter haar te staan en erop vertrouwen dat [voornaam minderjarige01] aan de bel trekt als dit nodig is.

Het standpunt van de moeder

De moeder sluit zich aan bij het standpunt van de vader.

Het standpunt van de vader

Door en namens de vader wordt primair verzocht het aangehouden verzoek van de Raad af te wijzen. De moeder is met [voornaam minderjarige01] naar de huisarts geweest. Zij is doorverwezen naar een psycholoog. De behandeling van [voornaam minderjarige01] start niet omdat er sprake is van een wachtlijst. Om die reden is de vader met [voornaam minderjarige01] naar Marokko gegaan. In Marokko heeft een intake plaatsgevonden met een psychiater. [voornaam minderjarige01] heeft medicatie gekregen en zij heeft op dit moment wekelijkse videogesprekken met de psychiater in Marokko. Dit vindt plaats in het Engels. Zij gaat naar school volgens rooster en dit gaat goed. Het is jammer dat de Raad en GI in de tussentijd geen onderzoek hebben gedaan naar de gezondheid van [voornaam minderjarige01] , nu er sprake is van een positieve ontwikkeling. Verder is het fijn te horen dat [voornaam minderjarige01] graag bij de ouders thuis wil blijven wonen. De vader is bezig om [voornaam minderjarige01] op zijn adres te laten inschrijven. Daar komt bij dat [voornaam minderjarige01] over vier maanden 18 wordt. Toewijzing van het aangehouden verzoek van de Raad zal meer kwaad dan goed doen. Dit zal leiden tot een vertrouwensbreuk tussen de GI en [voornaam minderjarige01] en er is waarschijnlijk niet direct een plek beschikbaar voor [voornaam minderjarige01] .
Door en namens de vader wordt subsidiair wordt verzocht het aangehouden verzoek van de Raad aan te houden. Er is ter zitting geen tolk aanwezig voor de vader en ook beschikt de advocaat van de vader niet over de aanvullende rapportage van de Raad.

De mening van [voornaam minderjarige01]

heeft de kinderrechter verteld dat zij naar school gaat en dat zij probeert haar sociale leven uit te breiden. [voornaam minderjarige01] is aangemeld bij een stewardessenopleiding en een opleiding rechten. Op 24 januari 2023 heeft zij hier een intake voor. Zij hoopt dat zij kan starten aan de rechten-opleiding. Daarnaast kan [voornaam minderjarige01] bij twee bijbanen beginnen. Verder woont [voornaam minderjarige01] bij de vader en slaapt zij in het weekend bij de moeder. Er zijn duidelijke afspraken gemaakt en het gaat goed tussen [voornaam minderjarige01] en de vader. De appjes die [voornaam minderjarige01] heeft gestuurd naar de GI zijn niet waar. [voornaam minderjarige01] heeft hierover gelogen om haar zin te krijgen. Zij had toen ruzie met haar vader. [voornaam minderjarige01] wil niet uit huis geplaatst worden. Mocht [voornaam minderjarige01] uit huis willen worden geplaatst, dan kan zij dit nu aangeven en dan kan zij direct op een crisisopvang worden geplaatst. Dit wil zij alleen echt niet. Tot slot vindt [voornaam minderjarige01] het jammer dat de hulpverlening in de vorm van een persoonlijkheidsonderzoek, een jongerencoach en een psycholoog nog niet is gestart. De psychiater in Marokko heeft geconstateerd dat [voornaam minderjarige01] kampt met borderline.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de Raad ernstige zorgen heeft over [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] woont, in overleg met de moeder, bij de vader. [voornaam minderjarige01] vertelt wisselende verhalen. [voornaam minderjarige01] geeft in WhatsApp-berichten naar de GI zorgelijke signalen af en in gesprek met de Raad laat zij een patroon van terugtrekkende bewegingen zien. Het is onduidelijk wat hier van waar is, omdat [voornaam minderjarige01] in het verleden vaker bokkensprong heeft. Zo is zij recent nog naar het politiebureau gegaan met blauwe plekken op haar arm, maar bleken dit met make up gemaakte plekken te zijn.
Ter zitting blijkt dat de GI niet (meer) achter het aangehouden verzoek van de Raad staat. Ondanks dat de GI zorgen heeft over [voornaam minderjarige01] , acht de GI een machtiging tot uithuisplaatsing niet (meer) in haar belang. De GI en [voornaam minderjarige01] hebben inmiddels een vertrouwensband opgebouwd en de GI gaat er vanuit dat [voornaam minderjarige01] om hulp vraagt als dat nodig is. Daar komt bij dat [voornaam minderjarige01] in het gesprek met de kinderrechter aangeeft niet uit huis te willen worden geplaatst. Zij geeft duidelijk aan bij de ouders te willen blijven wonen. Verder geeft school aan dat het sinds de laatste zitting goed gaat met [voornaam minderjarige01] , is zij aangemeld voor twee opleidingen en zij kan starten bij twee bijbanen.
De kinderrechter is met de GI, de advocaat van de vader en [voornaam minderjarige01] van oordeel dat het aangehouden verzoek van de Raad moet worden afgewezen. Een machtiging tot uithuisplaatsing is naar zijn aard zeer ingrijpend en dient dan ook pas als uiterste maatregel te worden ingezet. [voornaam minderjarige01] is bijna meerderjarig en de kinderrechter hecht veel waarde aan haar mening bij haar ouders te willen blijven. Tegelijkertijd heeft [voornaam minderjarige01] meermaals de kans gekregen om aan te geven dat zij uit huis wil worden geplaatst. Dit heeft zij niet gedaan. De kinderrechter gaat er daarbij vanuit dat [voornaam minderjarige01] bij aan de bel trekt bij de GI als dit nodig is.
Uit voorgaande volgt dat de uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] niet noodzakelijk is in het belang van de verzorging en de opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek). De kinderrechter zal daarom het verzoek van de Raad afwijzen, voor zover hierop niet eerder is beslist.
Tot slot merkt de kinderrechter op dat de afwijzing van het onderhavige verzoek niet maakt dat de zorgen over de dynamiek in het gezinssysteem er niet zijn. Het is daarom van belang dat ondersteuning wordt ingezet voor [voornaam minderjarige01] in de vorm van bijvoorbeeld een jongerencoach of psycholoog waarmee zij fysieke gesprekken kan voeren.

De beslissing

De kinderrechter:
wijst af het verzoek van de Raad, voor zover hierop niet eerder is beslist.
Deze beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2023 door mr. T. van den Akker, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. M.G.L. van der Linden als griffier.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 1 februari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.