In deze zaak heeft de kinderrechter op 3 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ondertoezichtstelling van de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De Raad voor de Kinderbescherming had verzocht om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar, omdat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De moeder van [voornaam minderjarige01] heeft hulpverlening ingeschakeld bij Mentaal Beter en is van mening dat de ondertoezichtstelling niet nodig is, omdat zij zelf al zorg draagt voor de ontwikkeling van haar kind. De kinderrechter heeft de zaak met gesloten deuren behandeld en verschillende partijen gehoord, waaronder de moeder, de stiefvader, de vader en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01], maar dat de moeder voldoende hulpverlening accepteert en zich inzet voor de ontwikkeling van haar kind. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de extra eisen voor een omgangsondertoezichtstelling niet worden voldaan, omdat niet is onderbouwd dat het voor [voornaam minderjarige01] schadelijk zou zijn om geen omgang te hebben met de vader. De kinderrechter heeft daarom het verzoek van de Raad afgewezen, omdat niet voldaan wordt aan de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling zoals genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek.
De beslissing van de kinderrechter is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak. De kinderrechter heeft benadrukt dat de situatie van [voornaam minderjarige01] nauwlettend in de gaten moet worden gehouden, vooral gezien de zorgen over haar ontwikkeling en de relatie met haar ouders.