ECLI:NL:RBROT:2023:1846

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
6 maart 2023
Zaaknummer
10281366 VV EXPL 23-14
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming huurwoning na burgemeestersluiting op basis van Opiumwet

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Havensteder en de bewindvoerder van twee huurders, [naam01] en [naam02]. De huurders wonen met hun kinderen in een sociale huurwoning die door de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet voor drie maanden is gesloten vanwege de vondst van grote hoeveelheden harddrugs in de woning. Havensteder heeft de huurovereenkomst met de huurders buitengerechtelijk ontbonden en eist ontruiming van de woning. De bewindvoerder heeft verweer gevoerd, onder andere met het argument dat zij niet op de hoogte was van de activiteiten van [naam01]. De kantonrechter heeft geoordeeld dat het belang van Havensteder bij handhaving van de leefbaarheid en veiligheid in haar woningbezit zwaarder weegt dan de belangen van de huurders, die zelf verantwoordelijk zijn voor de situatie. De ontruiming is toegewezen met een termijn van veertien dagen na betekening van het vonnis. De bewindvoerder is ook veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10281366 VV EXPL 23-14
datum uitspraak: 28 februari 2022
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Havensteder,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.F. Dik,
tegen

1..[gedaagde01] , die handelt onder de naam

[handelsnaam01],
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen
van
[naam01],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
die niet is verschenen.

2..[gedaagde01] , die handelt onder de naam

[handelsnaam01],
in haar hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen
van
[naam02],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. R. Mastenbroek.
De partijen worden hierna ‘Havensteder’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd. Waar het [naam01] en [naam02] betreft, worden zij met hun namen aangeduid.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 30 en 31 januari 2023, met bijlagen;
  • de brief van mr. Mastenbroek van 10 februari 2023, met producties 1 tot en met 7;
  • de akte overleggen aanvullende producties van Havensteder van 14 februari 2023, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van mr. Mastenbroek.
1.2.
Op 14 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig namens Havensteder [naam03] , bijgestaan door de gemachtigde. Namens gedaagde 2 waren aanwezig [gedaagde01] , [naam02] , vergezeld door haar zoon en bijgestaan door de gemachtigde.
1.3.
De bewindvoerder heeft bij de mondelinge behandeling verklaard dat zij niet is verschenen namens [naam01] . Gemachtigde Mastenbroek heeft verklaard enkel op te treden voor [naam02] . Tegen [naam01] wordt daarom verstek verleend. Dit vonnis heeft ingevolge artikel 140 lid 3 Rv te gelden als vonnis op tegenspraak.

2..De feiten

2.1.
[naam01] en [naam02] huren sinds 26 maart 2013 van Havensteder de woonruimte aan de [adres01] in [plaats01] . Dit is een sociale huurwoning. [naam01] en [naam02] wonen met twee minderjarige kinderen in het gehuurde. Hun oudste zoon, die meerderjarig is, heeft eigen woonruimte.
2.2.
Bij beschikkingen van 6 december 2019 is de bewindvoerder benoemd als bewindvoerder over het vermogen van [naam01] en [naam02] (voor beiden afzonderlijk).
2.3.
Op 26 oktober 2022 heeft de politie het gehuurde doorzocht. Daarbij zijn de volgende zaken aangetroffen en in beslag genomen:
  • in totaal 12.665,7 gram heroïne;
  • 1,7 gram cocaïne;
  • 3 mobiele telefoons;
  • € 17.760,- aan contant geld.
Deze zaken zijn onder meer aangetroffen in een slaapkamer (op een kledingkast), in een ladekast in de gang en de cv-kast.
2.4.
Een week eerder, op 19 oktober 2022, heeft de politie [naam01] gecontroleerd en daarbij in de auto van diens zoon zaken aangetroffen die worden gebruikt voor het versnijden van verdovende middelen (teilen, spatels, mixers, sealbags, huishoudfolie en een weegschaaltje).
2.5.
Op 6 januari 2023 heeft de burgemeester op grond van artikel 13b Opiumwet het besluit genomen om het gehuurde voor drie maanden te sluiten. Tegen dit besluit heeft [naam02] bezwaar gemaakt. Ook heeft zij een voorlopige voorziening gevraagd bij de bestuursrechter. Op 27 januari 2023 heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
2.6.
Het gehuurde is op 3 februari 2023 gesloten. Bij brief van 6 februari 2023 heeft Havensteder de huurovereenkomst met [naam01] en [naam02] buitengerechtelijk ontbonden.

3..Het geschil

3.1.
Havensteder eist samengevat:
  • de bewindvoerder te veroordelen binnen drie dagen het gehuurde te ontruimen;
  • de bewindvoerder te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Havensteder baseert de eis op het volgende. Bij brief van 6 februari 2023 is de huurovereenkomst met [naam01] en [naam02] op grond van artikel 7:231 lid 2 BW ontbonden. Havensteder mag van dit recht gebruik maken; dit is niet naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Omdat de huurovereenkomst is geëindigd, moet de bewindvoerder het gehuurde ontruimen. Subsidiair is de ontruimingsvordering toewijsbaar, vooruitlopend op een in een bodemprocedure uit te spreken ontbinding van de huurovereenkomst. Het is zeer waarschijnlijk dat de huurovereenkomst zal worden ontbonden, nu sprake is van een ernstige tekortkoming in de nakoming van die overeenkomst door [naam01] en [naam02] .
3.3.
De bewindvoerder (althans [naam02] ) is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Zij wist niets van de activiteiten van [naam01] in het gehuurde. Het geld was afkomstig uit het bedrijf van haar oudste zoon en werd uit veiligheidsoverwegingen door hem bij zijn ouders bewaard. Als zij het gehuurde moet ontruimen, komt zij op straat te staan met twee minderjarige kinderen. Dat heeft grote gevolgen voor haar, die zwaar wegen vanwege haar gezondheidsklachten en de recente knieoperatie van haar jongste zoon.

4..De beoordeling

4.1.
De kantonrechter acht de ontruimingsvordering van Havensteder toewijsbaar, omdat zij op goede gronden gebruik heeft gemaakt van haar recht om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden. Het gehuurde zal moeten worden ontruimd veertien dagen na betekening van dit vonnis. Omdat de bewindvoerder de formele procespartij is, wordt zij veroordeeld om te ontruimen en om de proceskosten te betalen.
Het beoordelingskader
4.2.
Vast staat dat het gehuurde op grond van artikel 13b van de Opiumwet door de burgemeester voor de duur van drie maanden is gesloten met ingang van 3 februari 2023. Dit betekent dat Havensteder bij brief van 6 februari 2023 in principe op goede gronden tot buitengerechtelijke ontbinding van de huurovereenkomst is overgegaan. Die bevoegdheid heeft Havensteder op grond van artikel 7:231 lid 2 BW.
4.3.
In dit kort geding moet de kantonrechter beoordelen of het gebruik maken door Havensteder van haar recht om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid als onaanvaardbaar moet worden beschouwd. Bij deze toetsing moet de kantonrechter alle relevante omstandigheden in aanmerking nemen en op grond daarvan een belangenafweging maken. Daarbij geldt wel dat het recht van Havensteder om de huurovereenkomst te ontbinden voorop staat en dat alleen bij zwaarwegende belangen aan de kant van [naam02] reden kan zijn om te oordelen dat er sprake is van onaanvaardbaarheid. De kantonrechter oordeelt dat Havensteder gebruik heeft mogen maken van haar recht om de huurovereenkomst buitengerechtelijk te ontbinden.
Belang Havensteder
4.4.
Havensteder moet waken voor de leefbaarheid en de veiligheid in en om haar woningbezit. Zij hoeft niet te dulden dat haar huurders in het gehuurde grote hoeveelheden harddrugs bewaren. De aanwezigheid van en de handel in harddrugs doen immers afbreuk aan de leefbaarheid. Havensteder voert in dit kader een zerotolerancebeleid en zij heeft er belang bij dit beleid te handhaven. Daarnaast is het de taak van Havensteder (als sociale woningcorporatie) om ervoor te zorgen dat schaarse sociale woonruimte beschikbaar komt voor mensen die daarvoor in aanmerking komen. Zij heeft daarom belang bij ontruiming van het gehuurde, zodat zij die aan iemand kan verhuren die zich wel als een goed huurder zal gedragen.
Belangen [naam02]
4.5.
Dat [naam02] er belang bij heeft om in het gehuurde te kunnen blijven wonen, is duidelijk. Zij heeft gewezen op haar medische situatie en de belangen van haar twee minderjarige kinderen. Dit belang weegt echter niet zwaar genoeg om tot afwijzing van de vordering van Havensteder te kunnen leiden. [naam02] heeft het risico op verlies van het gebruik van het gehuurde immers zelf in het leven geroepen. De kantonrechter is het met Havensteder eens dat het hoogst onaannemelijk is dat [naam02] geen enkel vermoeden had van de activiteiten van [naam01] (en haar oudste zoon). Alleen al de aanwezigheid van dure spullen in het gehuurde had bij haar op zijn minst enige achterdocht moeten wekken. De kantonrechter is, net als de bestuursrechter, van oordeel dat [naam02] beter toezicht had moeten houden op wat er in het gehuurde gebeurde.
4.6.
De belangen van de kinderen zijn ook geen reden om de gevorderde ontruiming af te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat er hulp klaar staat en dat er indien nodig onderdak voor de kinderen zal worden geregeld. Dat dit niet in het gehuurde of in een vergelijkbare woning zal zijn, zoals [naam02] dat het liefst zou zien, is iets dat zij zal moeten accepteren.
4.7.
Ook de gestelde medische gesteldheid van [naam02] en haar jongste zoon zijn geen reden om de belangenafweging in het voordeel van [naam02] te laten uitvallen. Uit de door haar overgelegde informatie blijkt niet dat zij hierdoor gebonden is aan (alleen) het gehuurde.
4.8.
De kantonrechter hecht bij haar beoordeling ook belang aan de omstandigheid dat de door [naam02] gevraagde voorlopige voorziening tegen het besluit tot sluiting van het gehuurde al door de voorzieningenrechter is afgewezen. De voorzieningenrechter is uitvoerig ingegaan op de door [naam02] aangevoerde belangen – die zij in deze procedure heeft herhaald – en heeft de verwachting uitgesproken dat het bestreden besluit in stand zal blijven. De kantonrechter heeft geen aanleiding om hier anders over te denken en gaat daarom ook uit van de juistheid van het besluit van de burgemeester betreffende de sluiting van het gehuurde.
Ontruimingstermijn
4.9.
Alles overwegende is de kantonrechter van oordeel dat het belang van [naam02] bij behoud van het gebruik van de het gehuurde niet zodanig is dat de gevorderde ontruiming moet worden afgewezen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van het vonnis. De omstandigheid dat [naam02] een bijstandsuitkering heeft en dat dit het ontruimen van het gehuurde moeilijk maakt, is voor de kantonrechter geen aanleiding om een (nog) langere ontruimingstermijn te hanteren.
Proceskosten
4.10.
De bewindvoerder krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Havensteder tot vandaag vast op € 256,62 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 913,62. Voor kosten die Havensteder maakt na deze uitspraak moet de bewindvoerder een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt de bewindvoerder om binnen veertien dagen na betekening van het vonnis de woning aan de [adres02] in [plaats01] te ontruimen en deze weer ter beschikking van Havensteder te stellen;
5.2.
veroordeelt de bewindvoerder in de proceskosten die aan de kant van Havensteder tot vandaag worden vastgesteld op € 913,62;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.L. Spierings en in het openbaar uitgesproken.
51909