ECLI:NL:RBROT:2023:1778

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 februari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
10287014 / VV EXPL 23-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kort geding over loonvordering met verstekverlening tegen gedaagde

In deze zaak, die op 28 februari 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. van den Hoven, een loonvordering ingesteld tegen Dokzuid B.V., die niet is verschenen. Eiser vordert betaling van achterstallig salaris, wettelijke verhogingen, wettelijke rente, een transitievergoeding en buitengerechtelijke incassokosten. Eiser heeft tot 1 december 2022 als chef-kok voor Dokzuid gewerkt en stelt dat hij vanaf september 2021 stelselmatig te lage salarisbedragen heeft ontvangen, met enkele maanden waarin geen salaris is betaald. Ondanks meerdere sommaties heeft Dokzuid niet betaald.

Tijdens de mondelinge behandeling op 7 februari 2023 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. De vertegenwoordiger van Dokzuid, de heer [naam01], was ook aanwezig, maar kon geen uittreksel van de Kamer van Koophandel overleggen waaruit zijn bevoegdheid bleek. De kantonrechter heeft daarom verstek verleend tegen Dokzuid, wat betekent dat de rechter geen rekening kan houden met de verklaringen van de vertegenwoordiger van Dokzuid.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eis van eiser gedeeltelijk toewijsbaar is. De wettelijke verhoging is toegewezen, maar gematigd tot 10%. De wettelijke rente over het achterstallige salaris is toegewezen vanaf de dag van opeisbaarheid. De transitievergoeding is afgewezen, omdat deze via een verzoekschrift moet worden aangevraagd. Dokzuid is veroordeeld in de proceskosten van eiser, die in totaal € 1.354,29 bedragen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10287014 / VV EXPL 23-19
datum uitspraak: 28 februari 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. G.J. van den Hoven te Oosterhout,
tegen
Dokzuid B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
gedaagde,
die niet is verschenen.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Dokzuid’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 januari 2023, met bijlagen;
  • de pleitnota van mr. Van den Hoven;
  • de tijdens de mondelinge behandeling door mr. Van den Hoven overgelegde foto’s.
1.2.
Op 7 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was de heer [eiser01] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verder was de heer [naam01] aanwezig, die heeft gezegd [functie01] van Dokzuid te zijn.
1.3.
Na afloop van de mondelinge behandeling is de zaak één week aangehouden om partijen in de gelegenheid te stellen te bezien of zij een minnelijke regeling konden treffen én om de heer [naam01] in de gelegenheid te stellen een uittreksel van de Kamer van Koophandel te overleggen, waaruit blijkt dat hij bevoegd is om Dokzuid in deze zaak te vertegenwoordigen. Bij e-mail van 9 februari 2022 heeft de gemachtigde van [eiser01] de kantonrechter bericht dat partijen geen regeling hebben kunnen treffen. Van Dokzuid en/of de heer [naam01] is geen bericht meer ontvangen.

2.De eis van [eiser01]

2.1.
[eiser01] eist in deze zaak dat Dokzuid bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, wordt veroordeeld om aan [eiser01] te betalen:
I. het achterstallige salaris van € 26.706,43 netto over de maanden september 2021 tot en met november 2022;
II. de wettelijke verhoging van 50% à € 13.353,21 netto;
III. de wettelijke rente over alle voornoemde bedragen vanaf de verschuldigdheid van het salaris tot de dag van volledige betaling;
IV. het netto-equivalent van de transitievergoeding van € 4.700,96 bruto;
V. de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.199,10 netto;
met veroordeling van Dokzuid in de proceskosten.
2.2.
[eiser01] legt aan zijn eis - samengevat weergegeven en voor zover van belang - het volgende ten grondslag. [eiser01] heeft tot 1 december 2022 op basis van een arbeidsovereenkomst als chef-kok voor Dokzuid gewerkt. Het salaris van [eiser01] bedroeg € 4.348,86 bruto per maand. Vanaf september 2021 zijn er stelselmatig te lage salarisbedragen aan [eiser01] uitbetaald en een aantal maanden is zelfs helemaal geen salaris betaald. [eiser01] en zijn gemachtigde hebben Dokzuid meerdere malen schriftelijk gesommeerd om tot betaling van het achterstallige salaris over te gaan, maar dat heeft er niet toe geleid dat Dokzuid heeft betaald. Naast betaling van het achterstallige salaris heeft [eiser01] recht op de maximale wettelijke verhoging van 50%, omdat er geen reden is om tot matiging over te gaan. Verder is Dokzuid in het kader van de beëindiging van het dienstverband van [eiser01] ook de transitievergoeding verschuldigd.

3.De beoordeling

Verstekverlening tegen Dokzuid.
3.1.
De kantonrechter heeft geen uittreksel van de Kamer van Koophandel ontvangen waaruit blijkt dat de heer [naam01] bevoegd is om Dokzuid in deze zaak te vertegen-woordigen, ondanks dat de heer [naam01] na afloop van de mondelinge behandeling in de gelegenheid is gesteld om dit uittreksel alsnog over te leggen. Het moet er daarom voor worden gehouden dat Dokzuid niet (bevoegdelijk vertegenwoordigd) op de mondelinge behandeling is verschenen. Aangezien bij het uitbrengen van de dagvaarding verder alle wettelijke termijn en formaliteiten in acht zijn genomen, leidt dit ertoe dat de kantonrechter verstek verleent tegen Dokzuid.
3.2.
De verstekverlening tegen Dokzuid betekent dat de kantonrechter voor de beoordeling van deze zaak geen acht kan slaan op wat de heer [naam01] tijdens de mondelinge behandeling heeft gezegd én het stuk dat hij toen heeft overgelegd.
Het kort geding.
3.3.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat [eiser01] heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor Dokzuid als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
Het spoedeisend belang.
3.4.
[eiser01] heeft spoedeisend belang bij zijn eis. Dat spoedeisend belang vloeit enerzijds voort uit de aard van zijn eis en anderzijds blijkt het uit de toelichting die [eiser01] en zijn gemachtigde tijdens de mondelinge behandeling hebben gegeven.
De eis van [eiser01] is gedeeltelijk toewijsbaar.
3.5.
De eis van [eiser01] komt de kantonrechter niet ongegrond of onrechtmatig voor. Die eis wordt daarom toegewezen, tenzij uit wat hierna wordt overwogen iets anders blijkt.
3.6.
De wettelijke verhoging op grond van artikel 7:625 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) is toewijsbaar. De kantonrechter matigt de wettelijke verhoging op grond van de omstandigheden van het geval echter tot 10%.
3.7.
De wettelijke rente over het achterstallige salaris is toewijsbaar vanaf de dag van opeisbaarheid van de individuele salarisbetalingen tot de dag van volledige betaling. De wettelijke rente over de wettelijke verhoging is toewijsbaar vanaf 6 januari 2023 (de dag na het verstrijken van de termijn die in de e-mail van 22 december 2022 van de gemachtigde van [eiser01] aan Dokzuid wordt genoemd).
3.8.
De vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt toegewezen tot een bedrag van € 1.199,10 inclusief btw, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
3.9.
De transitievergoeding wordt afgewezen, omdat [eiser01] deze vergoeding op grond van artikel 7:686a lid 2 BW bij verzoekschrift moet verzoeken.
Dokzuid moet de proceskosten van [eiser01] betalen.
3.10.
Dokzuid krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 132,29 aan dagvaardingskosten, € 693,00 aan griffierecht en € 529,00 aan salaris voor de gemachtigde. Dit is in totaal € 1.354,29. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet Dokzuid een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (zie de uitspraak van de Hoge Raad van 10 juni 2022, gepubliceerd onder ECLI:NL:HR:2022:853).
Uitvoerbaarheid bij voorraad.
3.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt Dokzuid om aan [eiser01] te betalen € 26.706,43 netto aan achterstallig salaris over de maanden september 2021 tot en met november 2022, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de dag van opeisbaarheid van de individuele salarisbetalingen tot de dag van volledige betaling;
4.2.
veroordeelt Dokzuid om aan [eiser01] te betalen de wettelijke verhoging van 10% op grond van artikel 7:625 BW over het in 4.1. genoemde bedrag van € 26.706,43 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 6 januari 2023 tot de dag van volledige betaling;
4.3.
veroordeelt Dokzuid om aan [eiser01] te betalen € 1.199,10 inclusief btw aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten;
4.4.
veroordeelt Dokzuid in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.354,29;
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en door mr. M.C. van der Kolk in het openbaar uitgesproken.
38671