ECLI:NL:RBROT:2023:1750

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 januari 2023
Publicatiedatum
2 maart 2023
Zaaknummer
FT EA 22/1077 en FT EA 22/1078
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van een dwangakkoord in het kader van de schuldsaneringsregeling met betrekking tot de gemeente Hellevoetsluis

Op 16 januari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekster, die onder beschermingsbewind staat, een schuldregeling heeft aangeboden aan haar schuldeisers. De gemeente Hellevoetsluis weigerde echter in te stemmen met deze regeling, wat aanleiding gaf tot een verzoek van verzoekster om de gemeente te bevelen akkoord te gaan. Verzoekster heeft in totaal tweeënveertig schuldeisers, waarvan drie preferente en negenendertig concurrente, met een totale vordering van € 61.502,26. De aangeboden regeling voorziet in een betaling van 4,66% aan de preferente en 2,33% aan de concurrente schuldeisers. De rechtbank heeft vastgesteld dat de gemeente, hoewel zij op grond van artikel 60c van de Participatiewet niet mocht instemmen, door de rechtbank kan worden gedwongen om akkoord te gaan met de regeling. De rechtbank heeft de belangen van verzoekster en de overige schuldeisers zwaarder laten wegen dan die van de gemeente, die slechts 13,94% van de totale schuldenlast vertegenwoordigt. De rechtbank heeft daarom het verzoek van verzoekster toegewezen en de gemeente bevolen in te stemmen met de schuldregeling. Tevens is het verzoek tot proceskostenveroordeling afgewezen, omdat de gemeente niet in staat was om in te stemmen met het voorstel.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
rekestnummer: [nummer01] - [nummer02]
uitspraakdatum: 16 januari 2023
in de zaak van:
[verzoekster01],
wonende te [adres01]
[postcode01] [woonplaats01] ,
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 2 december 2022, tezamen met een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, een verzoek ingevolge artikel 287a, eerste lid, Faillissementswet ingediend om een schuldeisers, te weten:
- gemeente Hellevoetsluis (hierna: gemeente);
die weigert mee te werken aan een door verzoekster aangeboden schuldregeling, te bevelen in te stemmen met deze schuldregeling.
De advocaat van verzoekster heeft op 10 januari 2023 aanvullende stukken ingediend bij de rechtbank.
Ter zitting van 16 januari 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer mr. [naam01] , werkzaam bij [advocatenkantoor01] (hierna: advocaat);
  • de heer mr. [naam02] , werkzaam bij de gemeente Voorne aan Zee, namens de gemeente,
De uitspraak is bepaald op heden.

2.Het verzoek

Verzoekster heeft volgens het ingediende verzoekschrift tweeënveertig schuldeisers, waarvan drie preferente schuldeisers (met vier vorderingen) en negenendertig concurrente schuldeisers (met tweeënvijftig vorderingen). Deze schuldeisers hebben volgens het verzoekschrift tot toelating tot de schuldsaneringsregeling in totaal een bedrag van € 61.502,26 van verzoekster te vorderen. Verzoekster heeft bij brief van 18 mei 2022 een schuldregeling aangeboden aan haar schuldeisers, inhoudende een betaling van 4,66 % aan de preferente schuldeisers en 2,33 % aan de concurrente schuldeisers tegen finale kwijting.
Het aangeboden akkoord heeft de volgende inhoud en achtergrond. De aangeboden regeling is gebaseerd op de afloscapaciteit die verzoekster heeft op basis van haar dienstbetrekking. Verzoekster werkt fulltime. De aangeboden regeling voorziet in uitkering van een prognosepercentage. Dat betekent dat de afloscapaciteit eventueel nog hoger of nog lager zal kunnen uitvallen. Verzoekster heeft zich op het standpunt gesteld dat zij al het mogelijke heeft gedaan om het aangeboden percentage aan haar schuldeisers aan te bieden. Verzoekster staat sinds 2019 onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt dan ook niet in de rede. Haar lasten worden ook door haar beschermingsbewindvoerder voldaan.
De advocaat van verzoekster heeft in zijn brief van 10 januari 2023 en tijdens de zitting verklaard dat, hoewel de gemeente weliswaar niet mag instemmen met het voorstel op grond van artikel 60c van de Participatiewet, het de rechtbank vrijstaat om de gemeente te dwingen akkoord te gaan met het aangeboden voorstel. Verwezen wordt naar r.o. 3.9 uit het arrest van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 28 november 2022 (ECLI:NL:GHARL:2022:10181).
Eenenveertig schuldeisers (met vierenvijftig vorderingen) stemmen met de aangeboden schuldregeling in. De gemeente stemt hier, met twee vorderingen, niet mee in. Zij heeft een (totale) vordering van € 8.574,24 op verzoekster, welke 13,94 % van de totale schuldenlast beloopt.

3.Het verweer

In de contacten met schuldhulpverlening en tijdens het verhandelde ter zitting heeft de gemeente te kennen gegeven volgens artikel 60c van de Participatiewet niet akkoord te mogen gaan met het aangeboden bedrag, gezien de aard van de vordering(en). In dit geval is sprake van een grove schuld. In reactie op de verzochte proceskostenveroordeling heeft de gemeente desgevraagd aangevoerd het onredelijk te vinden om veroordeeld te worden in de proceskosten, aangezien het hen niet vrijstaat om met de aangeboden regeling in te stemmen.

4.De beoordeling

Uitgangspunt is dat het iedere schuldeiser in beginsel vrij staat om te verlangen dat 100% van zijn vordering, vermeerderd met rente, wordt voldaan. Nu de aangeboden regeling voorziet in een lagere uitkering dan de volledige vordering, staat het belang van de gemeente bij haar weigering vast.
De rechtbank ziet zich gesteld voor het beantwoorden van de vraag of de gemeente in redelijkheid niet tot weigering van instemming met de schuldregeling heeft kunnen komen, in aanmerking genomen de onevenredigheid tussen het belang dat zij heeft bij uitoefening van de bevoegdheid tot weigering en de belangen van verzoekster of de overige schuldeisers die door de weigering worden geschaad.
Ten aanzien van hetgeen de gemeente heeft aangevoerd, namelijk dat zij op grond van artikel 60c Pw niet kan meewerken aan een minnelijke regeling tegen finale kwijting, is de rechtbank van oordeel dat dit onverlet laat dat de rechtbank haar op grond van artikel 287a Fw kan bevelen om met het voorstel in te stemmen na een weging van de belangen van de gemeente enerzijds en de overige schuldeisers en verzoekster anderzijds. Immers, dit artikel kent geen bijzondere positie toe aan bepaalde schuldeisers.
Een ruime meerderheid van de schuldeisers, namelijk eenenveertig van de tweeënveertig schuldeisers, is met de aangeboden regeling akkoord gegaan.
De rechtbank stelt ook vast dat het voorstel is getoetst door een deskundige en onafhankelijke partij, te weten [advocatenkantoor01] . Voorts is het voorstel naar het oordeel van de rechtbank goed en controleerbaar gedocumenteerd.
De rechtbank is van oordeel dat het voorstel het uiterste is waartoe verzoekster in staat moet worden geacht. Uit het verzoekschrift en het verhandelde ter zitting is gebleken dat verzoekster beschikt over een fulltime baan. Dat betekent dat verzoekster reeds voldoet aan de in de schuldsaneringsregeling bestaande werkverplichting. De advocaat van verzoekster heeft ter zitting verklaard dat aan alle waarborgen, die ervoor moeten zorgen dat verzoekster het maximale ten behoeve van haar schuldeisers zal afdragen, is voldaan. Verzoekster staat bovendien sinds 2019 onder beschermingsbewind. Het ontstaan van nieuwe schulden ligt niet in de rede. Daar komt nog bij dat de vordering(en) van de gemeente een relatief gering aandeel vormt in de totale schuldenlast van in totaal 13,94 %%.
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank dan ook tot het oordeel dat de belangen van verzoekster die vanuit een stabiele situatie haar schuldenproblematiek wil oplossen en van de overige schuldeisers die hebben ingestemd met het aanbod, zwaarder wegen dan die van de gemeente, die geweigerd heeft in te stemmen. Het verzoek om de gemeente te bevelen in te stemmen met de schuldregeling wordt daarom toegewezen.
Gelet op wat hiervoor is overwogen, en dan in het bijzonder het feit dat de gemeente op grond van artikel 60c van de Participatiewet niet mocht instemmen met het gedane voorstel, ziet de rechtbank geen aanleiding voor een veroordeling van de gemeente in de vergoeding van de proceskosten.
Verzoekster heeft ter zitting haar verzoek tot toelating tot de wettelijke schuldsaneringsregeling ex artikel 284 Faillissementswet ingetrokken.

5.De beslissing

De rechtbank:
- beveelt de gemeente om in te stemmen met de door verzoekster aangeboden schuldregeling;
- bepaalt dat dit vonnis in de plaats treedt van de vrijwillige instemming;
- wijst het verzoek tot proceskostenveroordeling af;
- verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. Snel-van den Hout, rechter, en in aanwezigheid van T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 16 januari 2023. [1]

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.