Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen
[naam eiser 1] en [naam eiser 2] , uit [plaatsnaam] , eisers
het college van burgemeester en wethouders van Dordrecht (verweerder)
Inleiding
Totstandkoming van het besluit
Bij brief van 4 augustus 2020 heeft het college aan eisers laten weten dat vanwege deze overtreding van rechtswege een dwangsom van € 10.000,- is verbeurd. Eisers hebben de verbeurde dwangsom niet binnen de gestelde termijn van zes weken betaald. Met het besluit van 12 november 2020 is het college daarom overgegaan tot invordering van de verbeurde dwangsom.
Beoordeling door de rechtbank
De beroepsgrond slaagt niet.
Eisers stellen dat de werkwijze op het bunkerstation voldoet aan de wettelijke eisen. De bunkerwacht overhandigt vooraf een schriftelijk veiligheidsprotocol dat de klant moet doornemen en ondertekenen. Vervolgens benadrukt de bunkerwacht om welke brandstof het gaat en dat de slang op de juiste tank moet worden aangesloten. Ter zitting hebben eisers gesteld dat op de slangen voor gasolie en smeerolie een aanduiding van de brandstof staat en dat de slangen ook een verschillende kleuraanduiding hebben. De slang wordt aan de klant gegeven en de bunkerwacht is bij het aansluiten aanwezig. Vervolgens wordt het sein “start bunkeren” gegeven. De bunkerwacht is tijdens het bunkeren doorlopend lijfelijk aanwezig op korte afstand van het bunkeren en ziet hierop toe.
Het vereiste toezicht gaat volgens eisers niet zo ver dat de bunkerwacht zelf de slang moet aansluiten of de openingen moet controleren bij het ontbreken van een aanduiding van de brandstof op de tanks van het binnenschip. Volgens eisers is dat ook niet mogelijk, onder meer omdat de bunkerwacht vanwege arbo-eisen het schip van de klant niet mag betreden en bovendien toezicht moet blijven houden op het bunkerschip.
Eisers zijn van mening dat het college er ten onrechte van uitgaat dat geen morsing zou hebben plaatsgevonden als op de juiste manier direct toezicht was gehouden. Volgens hen is er voldoende toezicht en voldoende communicatie geweest, maar is er toch gasolie gemorst, omdat de schipper een menselijke fout heeft gemaakt en de slang verkeerd heeft aangesloten. Dat er direct toezicht werd gehouden op het bunkeren blijkt volgens eisers ook uit het feit dat de bunkerwacht de noodstop binnen 10 tot 15 seconden heeft geactiveerd toen de smeerolietank overliep.
Artikel 4.79 van het Activiteitenbesluit en artikel 4.86 van de Activiteitenregeling bevatten een zorgplicht voor het bunkerstation om risico’s voor de omgeving en ongewone voorvallen te voorkomen en als dat niet mogelijk is om deze risico’s en de kans op ongewone voorvallen zoveel mogelijk te beperken. Volgens het college betekent het vereiste van direct toezicht niet alleen dat personeel lijfelijk aanwezig moet zijn bij het tanken, maar moet het personeel ook worden geïnstrueerd met welke tankprocedure de risico’s voor de omgeving en de kans op ongewone voorvallen kunnen worden voorkomen dan wel beperkt. Het college vindt communicatie daarbij van groot belang. Het ging in dit geval om een ouder schip waarbij het – anders dan bij nieuwere schepen – mogelijk is om de slang op de verkeerde tank aan te sluiten. In zo’n geval is het volgens het college noodzakelijk dat de bunkerwachten communiceren over welke slang wordt aangereikt en welk type olie wordt getankt. Dit geldt ook als de klant zelf de slang aansluit op de tank. Met de juiste procedure kan volgens het college worden voorkomen dat er verkeerd getankt wordt en dat er een ongewoon voorval ontstaat. Het verifiëren dat geen sprake is van een misverstand past bij de zorgplicht van het bunkerstation en is niet onredelijk bezwarend, aldus het college. De deskundigheid van de schipper doet daar volgens het college niet af. De communicatie door de bunkermedewerker die de slang aanreikt blijft essentieel om ongewone voorvallen te voorkomen. Als de vulopeningen van de smeerolietank en de gasolietank niet voorzien zijn van een naamplaatje, kan de medewerker vaststellen wat welke tank is door bijvoorbeeld te ruiken aan de vulopening. Als de medewerker zelf het pistool in de vulopening plaatst zal hij deze handeling ook moeten verrichten. Het college vindt deze handeling niet onredelijk bezwarend voor het bunkerstation.
Het college heeft niet gemotiveerd weersproken dat de slangen op het bunkerschip voorzien zijn van een aanduiding “gasolie” of “smeerolie” en een aparte kleuraanduiding voor elk type brandstof. Uit het controleverslag van de toezichthouder blijkt naar het oordeel van de rechtbank bovendien niet dat de communicatie door de bunkerwacht onvoldoende is geweest. In het bijzonder blijkt niet dat is geconstateerd dat de bunkerwacht niet de vereiste informatie heeft gegeven bij het aanreiken van de gasolieslang. De toezichthouder is hier niet bij aanwezig geweest en het controleverslag vermeldt geen reden voor het onjuist aansluiten van de slang door de schipper van het tankende schip. In een verklaring van 6 augustus 2020 heeft [naam eiser 2] namens eisers gesteld dat de gasolieslang werd aangegeven en dat de schipper dacht dat dit de slang voor smeerolie was. Anders dan het college betoogt, kan daar naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer uit worden afgeleid dat de bunkerwacht niet of onvoldoende met de schipper heeft gecommuniceerd. Er kunnen verschillende andere redenen zijn waarom de schipper, ondanks adequate informatie van de bunkerwacht, een fout heeft gemaakt en de slang voor gasolie op de smeerolietank heeft aangesloten. Het college heeft daarom onvoldoende onderbouwd dat het toezicht door de bunkerwacht ontoereikend is geweest.
Gelet op het voorgaande heeft het college niet deugdelijk gemotiveerd en vastgesteld dat op 22 juli 2020 een overtreding van artikel 4.79 van het Activiteitenbesluit in samenhang met artikel 4.86, tweede lid, van de Activiteitenregeling heeft plaatsgevonden. Het bestreden besluit is in strijd met de artikelen 3:2 en 7:12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.