In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 1 maart 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de opgelegde bestuurlijke boetes van in totaal € 2.625,- beoordeeld. De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport had deze boetes opgelegd wegens de verkoop van cosmetische producten die verboden stoffen bevatten, zoals hydrochinon en corticosteroïden. De rechtbank constateert dat de minister bij de vaststelling van de boete onvoldoende rekening heeft gehouden met de verwijtbaarheid van eiseres, die niet op de hoogte was van de verboden status van de stoffen. De rechtbank oordeelt dat de opgelegde boete te hoog is en verlaagt deze met 50% tot € 1.312,50. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit van de minister en herroept het boetebesluit. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 2.317,50 toegewezen. De uitspraak benadrukt het belang van proportionaliteit bij het opleggen van bestuurlijke boetes en de noodzaak om rekening te houden met de omstandigheden van de overtreder.