ECLI:NL:RBROT:2023:1663

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
28 februari 2023
Zaaknummer
ROT 22/258
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een AVG-verzoek inzake inzage in persoonsgegevens door de burgemeester van Rotterdam

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023, wordt het beroep van eiser tegen de beslissing van de burgemeester van Rotterdam inzake een verzoek om inzage op grond van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) beoordeeld. Eiser had eerder een verzoek ingediend om inzage in zijn persoonsgegevens, waarop de burgemeester op 16 februari 2021 had gereageerd met een inventarislijst van verwerkte persoonsgegevens. Eiser had bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. Na een nieuw besluit van de burgemeester op 13 december 2022, waarbij het bezwaar gedeeltelijk gegrond werd verklaard, heeft eiser zijn beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 18 januari 2023 behandeld, waarbij zowel eiser als de burgemeester vertegenwoordigd waren.

De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het eerdere besluit van 10 december 2021 niet-ontvankelijk is, omdat dit besluit is ingetrokken. Het beroep tegen het nieuwe besluit van 13 december 2022 is ongegrond verklaard, omdat de burgemeester voldoende inzage heeft gegeven in de verwerkte persoonsgegevens van eiser. De rechtbank oordeelt dat de burgemeester heeft voldaan aan zijn informatieplicht en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat er meer persoonsgegevens zijn dan in de inventarislijst zijn vermeld. De rechtbank heeft de burgemeester veroordeeld tot betaling van de proceskosten en het griffierecht aan eiser te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/258

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. V.M. Weski),
en

de burgemeester van Rotterdam (de burgemeester)

(gemachtigde: mr
.R. Codrington).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de beslissing van de burgemeester op het verzoek van eiser om inzage op grond van artikel 15 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG, hierna: het AVG-verzoek).
De burgemeester heeft met het besluit van 16 februari 2021 op het AVG-verzoek beslist en aan eiser een inventarislijst met verwerkte persoonsgegevens van eiser verstrekt. Met het besluit van 10 december 2021 op het bezwaar van eiser heeft de burgemeester het besluit gehandhaafd.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
De rechtbank was voornemens het beroep op 18 november 2022 op zitting te behandelen en heeft partijen daarvoor op 21 oktober 2022 uitgenodigd. Bij brief van 3 november 2022 heeft de burgemeester echter verzocht om aanhouding, omdat hij een nieuw besluit op bezwaar zou nemen. Eiser heeft de rechtbank bericht bezwaar te hebben tegen aanhouding, vanwege vertraging van de procedure die de aanhouding oplevert. De rechtbank heeft het verzoek om aanhouding ingewilligd en direct bepaald dat de behandeling ter zitting zal plaatsvinden op 18 januari 2023.
Op 13 december 2022 heeft de burgemeester het aangekondigde nieuwe besluit genomen, waarbij hij het bezwaar gedeeltelijk gegrond heeft verklaard, een nieuw verwerkingsoverzicht heeft verstrekt en het besluit van 10 december 2021 heeft ingetrokken.
De rechtbank heeft eiser bij brief van 19 december 2022 gevraagd om mede te delen of hij naar aanleiding van het nieuwe besluit zijn beroep handhaaft of intrekt. Bij e-mail van 2 januari 2023 heeft de gemachtigde van eiser de rechtbank bericht dat met het nemen van het nieuwe besluit niet aan de bezwaren tegemoet is gekomen en dat het beroep wordt gehandhaafd.
De rechtbank heeft het beroep daarom op 18 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de burgemeester, vergezeld door [naam 1] (politie Rotterdam) en [naam 2] (Regionaal Informatie en Expertise Centrum, RIEC)
.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser heeft het RIEC bij brief van 12 november 2020 verzocht om inzage in de verwerking van zijn persoonsgegevens.
1.2.
Bij brief van 17 december 2020 heeft het RIEC de ontvangst van het inzageverzoek bevestigd en de beslistermijn met twee maanden verlengd op grond van artikel 12 van de AVG.
1.3.
Op 16 februari 2021 heeft de burgemeester het primaire besluit genomen en daarin - samengevat - als volgt overwogen. Het RIEC heeft persoonsgegevens van eiser verwerkt ten behoeve van het vastgestelde handhavingsknelpunt "Rotterdam-Zuid" (hierna: het handhavingsknelpunt) en binnen de RIEC-casus "Sunbird" (hierna: de RIEC-casus). Een overzicht van de verwerkte persoonsgegevens van eiser is opgenomen in een inventarislijst, die als bijlage aan het besluit is toegevoegd en daarvan integraal onderdeel uitmaakt. Hierin staan ook de categorieën persoonsgegevens, de categorieën ontvangers en de bronnen. De persoonsgegevens zijn verwerkt ten behoeve van de bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van de georganiseerde criminaliteit binnen het handhavingsknelpunt en de RIEC-casus.
1.4.
Eiser is op 13 juli 2021 op zijn bezwaar gehoord door de Algemene Bezwaarschriftencommissie (ABC) van de gemeente Rotterdam. De ABC heeft op 13 juli 2021 de burgemeester geadviseerd het bezwaar ongegrond te verklaren en heeft daar de volgende overwegingen ten grondslag gelegd. De burgemeester heeft met de verstrekte inventarislijst aan eiser de informatie verstrekt waarop hij op grond van de AVG recht heeft. De mededeling van de burgemeester dat er niet meer persoonsgegevens zijn dan in de inventarislijst staan vermeld, is niet ongeloofwaardig. Het ligt op de weg van eiser om concreet te zijn en aannemelijk te maken dat er meer persoonsgegevens zijn. Nu eiser daarin niet is geslaagd, treft het bezwaar geen doel. Bij besluit van 10 december 2021 heeft de burgemeester het advies van de ABC in zijn geheel overgenomen en het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
1.5.
Bij besluit van 13 december 2022 heeft de burgemeester opnieuw op het bezwaar van eiser beslist en daaraan de volgende overwegingen ten grondslag gelegd. Hangende de procedure heeft er een nieuw onderzoek plaatsgevonden en is geconstateerd dat het verwerkingsoverzicht bij het primaire besluit onvolledig was. Tevens is geconstateerd dat er meerdere ketenpartners betrokken waren. Dit betekent dat eiser in het gelijk wordt gesteld vanwege het feit dat het verwerkingsoverzicht onvolledig was en aan hem dus onvoldoende inzage is verschaft. Naar aanleiding hiervan heeft de burgemeester het besluit op bezwaar van 10 december 2021 ingetrokken, voor zover dit betrekking heeft op het verschaffen van voldoende inzage. Het bezwaar is gedeeltelijk gegrond en aan eiser is alsnog volledige inzage verschaft door middel van een gewijzigd verwerkingsoverzicht.

Beoordeling door de rechtbank

2. Het beroep tegen het besluit van 10 december 2021 heeft op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van rechtswege mede betrekking op het nieuwe besluit van 13 december 2022. Nu het besluit van 13 december 2022 in de plaats is gekomen van het ingetrokken besluit van 10 december 2021, heeft eiser geen procesbelang meer bij een beoordeling van dat laatste besluit. Daarom is het beroep van eiser in zoverre niet-ontvankelijk. Er bestaat wel aanleiding om de burgemeester te veroordelen in de proceskosten die eiser redelijkerwijs heeft moeten maken voor het beroep. De rechtbank komt hierop terug onder “Conclusie en gevolgen”.
3. De rechtbank beoordeelt de rechtmatigheid van de beslissing op het AVG-verzoek van eiser zoals die is gaan luiden bij het besluit van 13 december 2022. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. Het beroep is ongegrond voor zover dit is gericht tegen het besluit van 13 december 2022. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
5. Voordat de rechtbank toekomt aan bespreking van de beroepsgronden, zal zij eerst ingaan op de achtergrond van het nadere onderzoek door de burgemeester en de totstandkoming van de aangepaste AVG-inventarislijst, die bij het nieuwe besluit op bezwaar is overgelegd.
5.1.
Ter zitting is namens de burgemeester verklaard dat eerst alleen binnen het RIEC is gezocht. De AVG-inventarislijst bij het primaire besluit is daarna echter vergeleken met de inventarislijst uit de Wet open overheid (Woo)-procedure bij de rechtbank. Vervolgens heeft een extra zoekslag plaatsgevonden naar aanleiding van de documenten op die Woo-inventarislijst. Deze documenten zijn gericht en digitaal doorzocht op persoonsgegevens van eiser, zoals naam, geboortedatum, adres en BSN.
5.2.
De veertien documenten op de Woo-inventarislijst die de burgemeester alsnog heeft doorzocht zijn:
Signaal document van het RIEC van 10 november 2016;
Notulen (concept) van het RIEC informatieoverleg van 19 december 2016;
Analyse verhuurbemiddelaar door het RIEC van 22 maart 2017;
Verslag Stuurploeg van het RIEC van 30 maart 2017;
FIU verstrekking 2018 aan het bureau RIEC;
FIU verstrekking 2018 aan het bureau RIEC;
Bespreking casus Sunbird door het RIEC van 15 januari 2020;
Notitie uitbreiding interventies Sunbird door Stuurploeg van het RIEC van 12 februari 2020;
Verslag (concept) Stuurploeg van het RIEC van 21 februari 2020;
Netwerkanalyse Sunbird door het RIEC van 3 juni 2020;
Organisatieschema van vastgoedorganisaties door het RIEC aan de hand van KvK-informatie van 19 juni 2020;
Informatie over vastgoedorganisaties door het RIEC van 19 juni 2020;
Resultatendossier van het RIEC, tevens voorstel Stuurploeg RIEC inzake afsluiting casus Sunbird van 10 november 2020;
Notulen (concept) van 18 december 2020 van Stuurploeg RIEC over onder andere het afsluiten van de casus Sunbird.
5.3.
De gemachtigde van de burgemeester heeft ter zitting toegelicht dat in een aantal documenten persoonsgegevens van eiser zijn aangetroffen, die zijn toegevoegd aan de AVG-inventarislijst. Dat geldt alleen voor de documenten 5, 6, 7, 10, 11 en 12. In de overige documenten zijn geen persoonsgegevens aangetroffen. In een aantal gevallen is ook gebleken dat er meer ontvangers waren. Ook die ontvangers zijn toegevoegd. Het doorzoeken van de veertien documenten van de Woo-inventarislijst heeft aldus geleid tot de aanvullende meldingen die onder het kopje “NIEUW” zijn opgenomen op de AVG-inventarislijst, die bij het besluit van 13 december 2022 is gevoegd.
6. De rechtbank heeft de oude en nieuwe AVG-inventarislijsten inhoudelijk met elkaar vergeleken. Hieronder zal zij eerst ingaan op de verschillen tussen beide lijsten. Daarna zal zij de beroepsgronden bespreken.
6.1.
Op de nieuwe inventarislijst staan de data van diverse meldingen, genoemd in de eerste kolom (“Document”). De rechtbank stelt vast dat deze niet afwijken van de data op de oude lijst, anders dan dat de data in de nieuwe lijst steeds volledig op één regel staan en dat in de oude lijst niet altijd het geval is.
6.2.
Verder zijn bij een aantal verwerkingen in de vijfde kolom (“Ontvangers in RIEC-verband”) één of meer ontvangers toegevoegd, zoals de Belastingdienst, de Politie, het OM, de gemeente Schiedam, de gemeente Vlaardingen en de burgemeester zelf.
6.3.
In de zevende kolom (“Datum afsluiten dossier”) is op de nieuwe lijst niet langer een datum ingevuld als het gaat om de persoonsgegevens van eiser die te maken hebben met het handhavingsknelpunt, terwijl op de oude lijst op die plek steeds “19-08-2020” was vermeld. Bij de persoonsgegevens van eiser die te maken hebben met de RIEC-casus doet een dergelijke wijziging zich niet voor: in de kolom “Datum afsluiten dossier” staat overal “18-12-2020” vermeld, ook bij de geheel nieuwe meldingen die verband houden met die RIEC-casus.
Ter zitting is namens de burgemeester verklaard dat een en ander is aangepast om duidelijk te maken dat het handhavingsknelpunt nog wel doorloopt en dat de datum ten onrechte de suggestie wekte dat het was afgesloten. Alleen het deel dat op eiser ziet is echter afgesloten. De RIEC-casus is wel helemaal afgesloten. De rechtbank vindt deze toelichting afdoende.
6.4.
Op de oude inventarislijst stond in de laatste kolom (“Grondslag verwerking”) bij alle persoonsgegevens van eiser die te maken hebben met het handhavingsknelpunt de vermelding “De bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van de georganiseerde criminaliteit binnen het vastgestelde Handhavingsknelpunt Rotterdam Zuid”. Dit is op de nieuwe lijst steeds gewijzigd in “Handhavingsknelpunt Rotterdam Zuid  Artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de Avg”.
Een vergelijkbare wijziging doet zich voor ten aanzien van alle persoonsgegevens van eiser die te maken hebben met de RIEC-casus: op de oude lijst stond “De bestuurlijke en geïntegreerde aanpak van de georganiseerde criminaliteit binnen de RIEC-casus "Sunbird"” en op de nieuwe “RIEC-casus "Sunbird"  Artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e, van de Avg”.
Ter zitting is namens de burgemeester verklaard dat dit alleen taalkundige wijzigingen zijn. De rechtbank ziet, gelet op de inhoud van de wijzigingen, geen aanleiding om daar anders over te oordelen.
7. Vervolgens komt de rechtbank toe aan de bespreking van de beroepsgronden.
7.1.
Voorop staat dat artikel 15, derde lid, van de AVG volgens vaste rechtspraak [1] niet tot doel heeft de toegang tot bestuurlijke documenten te verzekeren. Voor de toegang tot documenten over bestuurlijke aangelegenheden kan eiser een Woo-verzoek indienen, wat hij ook heeft gedaan.
7.2.
De rechtbank moet dus beoordelen of de burgemeester, met het verstrekken van de verwerkte persoonsgegevens van eiser en de daarop gegeven toelichting, heeft voldaan aan het doel van artikel 15, derde lid, van de AVG. Daarvoor is van belang of eiser door die verstrekking op de hoogte is gesteld van de verwerkingen en of hij in staat is gesteld om de juistheid van de ten aanzien van hem verwerkte persoonsgegevens en de rechtmatigheid van die verwerkingen te controleren.
7.3.
Eiser heeft op zich terecht geklaagd dat de inventarislijst bij het primaire besluit niet compleet was. De burgemeester heeft dat ook erkend. De onvolledigheid is echter hersteld bij het nieuwe besluit op bezwaar van 13 december 2022, onder intrekking van het eerdere besluit op bezwaar van 10 december 2021. De burgemeester stelt zich daarom terecht op het standpunt dat is voldaan aan het inzageverzoek en dat eiser in staat is kennis te nemen van zijn gegevens en te controleren of zij juist zijn en zijn verwerkt in overeenstemming met de AVG.
7.4.
Ter zitting is namens de burgemeester een toelichting gegeven over de aanleiding voor de nadere zoektocht naar persoonsgegevens van eiser en de wijze waarop die zoektocht heeft plaatsgevonden. Ook is door de gemachtigde van de burgemeester per document aangegeven of daar wel of geen persoonsgegevens van eiser in voorkomen. Om onnodige herhalingen te voorkomen, verwijst de rechtbank naar wat hierover in 5.1. tot en met 5.3. staat. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaringen niet ongeloofwaardig zijn.
7.5.
Op grond van vaste rechtspraak [2] moet degene die stelt dat er méér persoons-gegevens moeten zijn, nadat het bestuursorgaan onderzoek naar die persoonsgegevens heeft gedaan en niet ongeloofwaardig heeft medegedeeld dat er niet meer persoonsgegevens zijn, aannemelijk maken dat er wel meer persoonsgegevens dienen te zijn. Ter zitting heeft de rechtbank de gemachtigde van eiser gevraagd of zij op dit moment aanwijzingen heeft dat er nog meer persoonsgegevens van eiser moeten zijn. Op die vraag heeft de gemachtigde geantwoord dat zij dat moeilijk kan zeggen, omdat in het kader van de Woo-procedure veel informatie is onthouden. De rechtbank is van oordeel dat eiser daarmee niet aannemelijk heeft gemaakt dat de burgemeester in het kader van het RIEC over meer persoonsgegevens van eiser moet beschikken. De stelling van eiser, dat hij de indruk heeft dat er nog een en ander mist aan correspondentie met de gemeente Schiedam, leidt niet tot een ander oordeel. Namens de burgemeester is ter zitting namelijk verklaard dat de instanties die samenwerken in het kader van het RIEC nog steeds hun eigen bevoegdheden hebben ten aanzien van onderwerpen die buiten het RIEC vallen. Ook die verklaring vindt de rechtbank afdoende. Hetzelfde geldt voor wat eiser heeft aangevoerd over MOTUS. Hierover is ter zitting namelijk toegelicht dat MOTUS van de politie is en wellicht iets aan de gemeente Schiedam heeft verstrekt, maar dat het RIEC daar niets mee te maken heeft. Eiser kan hiervoor dus aparte AVG-verzoeken indienen. Onder deze omstandigheden is de conclusie dat de beroepsgrond, dat (nog altijd) onvoldoende inzicht is gegeven in de verwerkte persoonsgegevens van eiser, niet slaagt.
7.6.
De beroepsgrond, dat de burgemeester ten onrechte heeft gesteld dat bepaalde dossiers zijn afgesloten, slaagt evenmin. Namens de burgemeester is hierover ter zitting namelijk voldoende duidelijkheid gegeven. Om onnodige herhalingen te voorkomen, verwijst de rechtbank naar wat hierover in 6.3. staat. De rechtbank is van oordeel dat deze verklaring afdoende is.
7.7.
Eiser heeft verder aangevoerd dat er meer gegevens moeten bestaan over meldingen van de FIU (Financial Intelligence Unit), omdat niet te begrijpen valt hoe de meldingen die dateren van 27 november 2017 en 2 maart 2018 door de burgemeester op 6 augustus 2019 zijn verwerkt en het dossier dan vervolgens op 19 augustus 2020 zou zijn afgesloten. De burgemeester heeft zich in het verweerschrift op het standpunt gesteld dat de FIU meldingen van ongebruikelijke transacties verstrekt aan de politie, die deze verder verwerkt voor haar politietaak. De politie kan deze politiegegevens (door)verstrekken aan een derde partij, mits dit past binnen beginselen van doelmatigheid, noodzakelijkheid en rechtmatigheid. Namens de burgemeester is ter zitting nog toegelicht dat de FIU rechtstreeks aan de politie meldt. De politie kan echter niet zomaar alle politie informatie bij het RIEC neerleggen, maar kan op een later moment wel besluiten om door te melden naar andere RIEC-instanties. De bewaartermijn is meestal maximaal vijf jaar, maar soms nog langer als er een andere grondslag is. Wel kan er altijd weer een nieuw signaal ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat deze toelichting ter zitting afdoende is. Deze beroepsgrond slaagt daarom niet.
7.8.
Met betrekking tot de beroepsgrond, dat de burgemeester niet heeft voldaan aan zijn informatieplicht op grond van artikel 14 van de AVG en dat eiser ten onrechte niet is geïnformeerd over de verwerking van zijn persoonsgegevens, stelt de burgemeester zich terecht op het standpunt dat de omvang van het geschil wordt bepaald door (de beslissing op) het inzageverzoek van eiser op grond van artikel 15 van de AVG, en dat deze beroepsgrond daarom buiten de omvang van het geschil valt.

Conclusie en gevolgen

Het beroep, voor zover gericht tegen het ingetrokken besluit van 10 december 2021, is niet-ontvankelijk. Het beroep, voor zover gericht tegen het gewijzigde besluit van 13 december 2022, is ongegrond. Dat betekent dat het gewijzigde besluit op het verzoek van eiser om inzage in zijn persoonsgegevens in stand blijft.
Omdat de burgemeester het besluit van 10 december 2021 pas heeft herzien nadat eiser daartegen beroep heeft ingesteld, ziet de rechtbank wel aanleiding te bepalen dat de burgemeester aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt. Daarnaast vindt een veroordeling plaats in de door eiser gemaakte proceskosten. De rechtbank zal het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 10 december 2021, niet-ontvankelijk verklaren en heeft dit ter zitting niet inhoudelijk behandeld. In de omstandigheid dat de burgemeester bij besluit van 13 december 2022 ten dele aan dat beroep tegemoet is gekomen heeft de rechtbank aanleiding gezien een proceskostenvergoeding toe te kennen voor het indienen van dat beroepschrift. Deze vergoeding bedraagt € 837,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1). Het ter zitting behandelde beroep gericht tegen dat besluit, dat gelet op artikel 6:19, eerste lid, van de Awb, van rechtswege wordt geacht onderwerp van het geding te zijn, zal de rechtbank echter ongegrond verklaren, zodat zij geen aanleiding ziet een proceskostenvergoeding toe te kennen voor het verschijnen ter zitting. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 10 december 2021,
niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep, voor zover gericht tegen het besluit van 13 december 2022, ongegrond;
- bepaalt dat de burgemeester het griffierecht van € 184,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt de burgemeester tot betaling van € 837,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.R. Houweling, rechter, in aanwezigheid van mr. S.M.J. Bos, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht
Artikel 6:19, eerste lid
Het bezwaar of beroep heeft van rechtswege mede betrekking op een besluit tot intrekking, wijziging of vervanging van het bestreden besluit, tenzij partijen daarbij onvoldoende belang hebben.
Algemene verordening gegevensbescherming
Artikel 6, eerste lid, aanhef en onder e
1. De verwerking is alleen rechtmatig indien en voor zover aan ten minste een van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
(…)
e) de verwerking is noodzakelijk voor de vervulling van een taak van algemeen belang of van een taak in het kader van de uitoefening van het openbaar gezag dat aan de verwerkingsverantwoordelijke is opgedragen;
(…)
Artikel 15, eerste lid, aanhef en onder a tot en met d, en derde lid
1. De betrokkene heeft het recht om van de verwerkingsverantwoordelijke uitsluitsel te verkrijgen over het al dan niet verwerken van hem betreffende persoonsgegevens en, wanneer dat het geval is, om inzage te verkrijgen van die persoonsgegevens en van de volgende informatie:
a. a) de verwerkingsdoeleinden;
b) de betrokken categorieën van persoonsgegevens;
c) de ontvangers of categorieën van ontvangers aan wie de persoonsgegevens zijn of zullen worden verstrekt, met name ontvangers in derde landen of internationale organisaties;
d) indien mogelijk, de periode gedurende welke de persoonsgegevens naar verwachting zullen worden opgeslagen, of indien dat niet mogelijk is, de criteria om die termijn te bepalen;
3. De verwerkingsverantwoordelijke verstrekt de betrokkene een kopie van de persoonsgegevens die worden verwerkt. Indien de betrokkene om bijkomende kopieën verzoekt, kan de verwerkingsverantwoordelijke op basis van de administratieve kosten een redelijke vergoeding aanrekenen. Wanneer de betrokkene zijn verzoek elektronisch indient, en niet om een andere regeling verzoekt, wordt de informatie in een gangbare elektronische vorm verstrekt.

Voetnoten

1.Onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 3 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:452.
2.Onder meer de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2022, ECLI:NL:RVS:2022:148.