In deze zaak, die diende als kort geding, heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en Ooijkaas Vastgoedservice B.V. [eiser01] vorderde betaling van een bedrag van € 3.646,26 aan hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten van de gedaagde partij, die niet is verschenen. De procedure begon met een dagvaarding op 25 januari 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 februari 2023, waarbij alleen [eiser01] en zijn gemachtigde aanwezig waren.
De kantonrechter verleende verstek aan [eiser01] omdat Ooijkaas niet op de zitting was verschenen, ondanks dat zij correct was opgeroepen. De rechter oordeelde dat de vorderingen van [eiser01] toewijsbaar waren, aangezien Ooijkaas geen verweer had gevoerd. De vordering was gebaseerd op een arbeidsovereenkomst die per 1 november 2022 was beëindigd, waarbij Ooijkaas had beloofd een eindafrekening te verstrekken. Deze eindafrekening was opgesteld, maar het verschuldigde bedrag was niet betaald.
De rechter oordeelde dat Ooijkaas € 3.646,26 aan [eiser01] moest betalen, inclusief wettelijke rente. De gevorderde wettelijke verhoging werd slechts gedeeltelijk toegewezen, omdat deze alleen van toepassing is op loon en niet op de beëindigingsvergoeding. Daarnaast werden de buitengerechtelijke kosten van € 489,63 toegewezen, evenals de proceskosten, die in totaal op € 874,29 werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [eiser01] het bedrag direct kon vorderen, ondanks mogelijke hoger beroep procedures.