In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) en [gedaagde01], die zelf procedeert. Woonstad heeft [gedaagde01] gedagvaard vanwege een huurachterstand en heeft gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen tot ontruiming van de woning. De huurachterstand bedraagt op dat moment € 5.786,56, inclusief wettelijke rente. Woonstad heeft haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning later ingetrokken, maar handhaafde de vordering tot betaling van de huurachterstand.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot en met januari 2023 € 1.154,34 bedraagt. [gedaagde01] heeft betwist dat er nog een huurachterstand is, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de door Woonstad overgelegde specificatie van de huurachterstand correct is. De kantonrechter heeft [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag en de wettelijke rente. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.301,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders met betrekking tot het tijdig betalen van huur en de gevolgen van huurachterstand, evenals de mogelijkheid voor verhuurders om juridische stappen te ondernemen bij betalingsproblemen.