ECLI:NL:RBROT:2023:1598

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 februari 2023
Publicatiedatum
27 februari 2023
Zaaknummer
10111398
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurachterstand en ontbinding huurovereenkomst tussen verhuurder en huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonstad Rotterdam (hierna: Woonstad) en [gedaagde01], die zelf procedeert. Woonstad heeft [gedaagde01] gedagvaard vanwege een huurachterstand en heeft gevorderd de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen tot ontruiming van de woning. De huurachterstand bedraagt op dat moment € 5.786,56, inclusief wettelijke rente. Woonstad heeft haar vordering tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning later ingetrokken, maar handhaafde de vordering tot betaling van de huurachterstand.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurachterstand tot en met januari 2023 € 1.154,34 bedraagt. [gedaagde01] heeft betwist dat er nog een huurachterstand is, maar de kantonrechter heeft geoordeeld dat de door Woonstad overgelegde specificatie van de huurachterstand correct is. De kantonrechter heeft [gedaagde01] veroordeeld tot betaling van het achterstallige bedrag en de wettelijke rente. Daarnaast is [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.301,43. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders met betrekking tot het tijdig betalen van huur en de gevolgen van huurachterstand, evenals de mogelijkheid voor verhuurders om juridische stappen te ondernemen bij betalingsproblemen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10111398 CV EXPL 22-29320
datum uitspraak: 24 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonstad Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden hierna ‘Woonstad’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 12 september 2022, met bijlagen;
  • het mondelinge antwoord van [gedaagde01] ;
  • de repliek;
  • de akte van GGN van 30 november 2022;
  • de mondelinge reactie van [gedaagde01] ;
  • de e-mail van [gedaagde01] van 28 december 2022, met bijlagen;
  • de akte van GGN van 25 januari 2023.

2.De feiten

2.1.
Tussen Woonstad als verhuurder en [gedaagde01] als huurder bestaat een huurovereenkomst met betrekking tot de woning aan de [adres01] in Rotterdam.
2.2.
De huur bedraagt momenteel € 666,83 per maand en dient voor de eerste van de maand voldaan te worden.

3.Het geschil

3.1.
Woonstad heeft bij dagvaarding - samengevat - gevorderd:
  • de huurovereenkomst te ontbinden en [gedaagde01] te veroordelen om de woning te ontruimen;
  • [gedaagde01] te veroordelen aan Woonstad te betalen € 5.786,56 met de wettelijke rente over een bedrag van € 5.781,77;
  • [gedaagde01] te veroordelen om aan Woonstad te betalen de lopende huur van € 666,83 vanaf de maand oktober 2022 tot aan de datum van ontbinding van de huurovereenkomst;
  • [gedaagde01] te veroordelen om aan Woonstad te betalen een schadevergoeding wegens huurderving van € 666,83 per maand dat [gedaagde01] de woning na ontbinding van de huurovereenkomst in gebruik houdt;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit € 5.781,77 aan huur tot en met de maand september 2022 en een bedrag van € 4,79 aan rente (berekend tot 12 september 2022).
3.2.
Woonstad baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft een huurachterstand laten ontstaan. Deze hoogte van deze huurachterstand rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden en de woning moet worden ontruimd.
3.3.
Woonstad heeft in haar akte van 25 januari 2023 haar vordering ten aanzien van de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning ingetrokken. Daarnaast heeft zij bij die gelegenheid een actuele specificatie van de huurachterstand in het geding gebracht. Uit die specificatie volgt dat de huurachterstand € 1.154,34 bedraagt, berekend tot en met de maand januari 2023.
3.4.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. De vordering klopt niet omdat [gedaagde01] betalingen heeft verricht. [gedaagde01] heeft de huur van de maanden juli, oktober, november en december voldaan en heeft op 9 augustus 2022, 12 augustus 2022, 20 augustus 2022 en 2 september 2022 telkens € 25,00 betaald. Daarnaast heeft [gedaagde01] op 2 november 2022 een extra aflossing van € 4.500,00 voldaan. Er staat dan ook geen bedrag aan huurachterstand meer open, maar alleen nog een bedrag van € 1.780,00 aan kosten.

4.De beoordeling

huurachterstand
4.1.
[gedaagde01] heeft gesteld dat de door Woonstad genoemde huurachterstand niet juist is omdat zij diverse betalingen heeft verricht. [gedaagde01] heeft betalingsbewijzen van alle door haar gestelde betalingen overgelegd. Woonstad heeft bij haar akte van 25 januari 2023 een actuele specificatie van de huurachterstand in het geding gebracht. Uit die specificatie blijkt dat alle betalingen, waarvan [gedaagde01] bewijzen in het geding heeft gebracht, door Woonstad zijn ontvangen en dat zij daarmee bij de berekening van de huurachterstand rekening heeft gehouden. Daarmee is niet gebleken dat [gedaagde01] meer of anders heeft betaald dan door Woonstad is gesteld, zodat van de juistheid van de huurachterstand zal worden uitgegaan. De stelling van [gedaagde01] dat er geen sprake meer is van een huurachterstand, wordt dan ook verworpen.
4.2.
Uit de door Woonstad overgelegde meest recente specificatie van de huurachterstand volgt dat de achterstand tot en met de maand januari 2023 € 1.154,34 bedraagt. [gedaagde01] wordt veroordeeld het laatstgenoemde bedrag aan Woonstad te betalen. Hoewel [gedaagde01] zich over de betaling van de huur van januari 2023 niet meer heeft kunnen uitlaten, gaat de kantonrechter er van uit dat Woonstad - in het geval de huur van januari 2023 toch (inmiddels) door [gedaagde01] betaald is - die betaling alsnog in mindering zal brengen op het bedrag dat in dit vonnis wordt toegewezen.
rente
4.3.
De gevorderde wettelijke rente tot 12 september 2022 van € 4,79 wordt, als op de wet gegrond en door [gedaagde01] niet betwist, toegewezen. De wettelijke rente vanaf
12 september 2022 wordt eveneens toegewezen, op de wijze zoals hierna bij de beslissing is vermeld.
toekomstige termijnen
4.4.
Uit het feit dat Woonstad haar vordering voor wat betreft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning heeft ingetrokken, begrijpt de kantonrechter dat Woonstad thans enkel de vordering ten aanzien van de betaling van de bestaande huurachterstand handhaaft en niet langer ten aanzien van de nog te vervallen huurpenningen vanaf februari 2023. Dat deel van de vordering kan om die reden verder onbesproken blijven.
proceskosten
4.5.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonstad tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 514,00 aan griffierecht en € 660,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 330,00). Dit is totaal € 1.301,43. Voor kosten die Woonstad maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] een bedrag betalen van € 132,00. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
betalingsregeling
4.6.
[gedaagde01] heeft te kennen gegeven voor het openstaande bedrag een betalingsregeling te willen treffen. Gelet op het bepaalde in artikel 6:29 BW is de kantonrechter niet gerechtigd om een betalingsregeling vast te stellen zonder instemming van Woonstad. Voor het (eventueel) treffen van een betalingsregeling met Woonstad wordt [gedaagde01] verwezen naar de gemachtigde van Woonstad.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Woonstad te betalen een bedrag van € 1.154,34 aan huurachterstand tot en met de maand januari 2023 en een bedrag van € 4,79 aan tot
12 september 2022 verschenen rente, vermeerderd met de wettelijke rente in de zin van artikel 6:119 BW over het saldo dat aan hoofdsom, exclusief rente en kosten, telkens na elke credit- en debetmutatie heeft uitgestaan, vanaf 12 september 2022 tot de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van Woonstad tot vandaag worden vastgesteld op € 1.301,43;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
44487