ECLI:NL:RBROT:2023:1514

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
26 januari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
KTN-10237496_260123
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in kort geding over schorsing executie verstekvonnis in huurgeschil

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 26 januari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Beleggingsfonds Equilibre en een informele vereniging, aangeduid als [gedaagde01]. De eiseres, Equilibre, heeft een geschil over de executie van een verstekvonnis dat op 26 oktober 2022 is uitgesproken, waarbij Equilibre is veroordeeld tot betaling aan [gedaagde01]. Equilibre heeft in kort geding gevorderd om de executie van dit verstekvonnis te schorsen totdat er een beslissing is genomen in de verzetprocedure die zij heeft ingesteld tegen het verstekvonnis. De kantonrechter heeft de procedure besproken op 12 januari 2023, waarbij mr. T.S. Cnossen optrad voor Equilibre en mr. B.T. Stalpers voor [gedaagde01].

De feiten van de zaak zijn als volgt: Equilibre heeft van 4 september 2018 tot en met 31 augustus 2019 een woning verhuurd aan [gedaagde01] tegen een huurprijs van € 1.350,- per maand. Na een verzoekschrift van [gedaagde02] bij de Huurcommissie is geoordeeld dat de huurprijs niet redelijk was en verlaagd naar € 625,06. Equilibre heeft vervolgens [gedaagde02] gedagvaard om de aanvangshuurprijs vast te stellen op de oorspronkelijke huurprijs, maar is niet-ontvankelijk verklaard. Het verstekvonnis dat volgde, leidde tot de huidige procedure.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. Hij oordeelde dat de belangen van Equilibre zwaarder wegen, gezien het restitutierisico dat bestaat bij de executie van het verstekvonnis. De rechter heeft geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor misbruik van executierecht door [gedaagde01]. Daarom heeft de kantonrechter de vordering van Equilibre toegewezen en de executie van het verstekvonnis geschorst totdat er een beslissing is genomen in de verzetprocedure. Tevens zijn de proceskosten aan de zijde van Equilibre toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10237496 VV EXPL 22-512
datum uitspraak: 26 januari 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Beleggingsfonds Equilibre,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.S. Cnossen,
tegen
[gedaagde01],
zonder bekende woonplaats,
bestaande uit:
[gedaagde02] , wonende te [woonplaats01] ,
[gedaagde03] , wonende te [woonplaats02],
[gedaagde04] , wonende te [woonplaats03] , en
[gedaagde05] , wonende te [woonplaats04] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B.T. Stalpers
De partijen worden ‘Equilibre’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 4 januari 2023, met bijlagen 1 tot en met 15;
  • de spreekaantekeningen van de gemachtigde van [gedaagde01] .
1.2.
Op 12 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met mr. T.S. Cnossen voor Equilibre en met [gedaagde02] en [naam01] bijgestaan door mr. B.T. Stalpers voor [gedaagde01] .

2..De feiten

2.1.
Equilibre heeft van 4 september 2018 tot en met 31 augustus 2019 aan [gedaagde01] verhuurd de vijfkamerwoning aan de [adres01] te [plaats01] tegen een kale huurprijs van € 1.350,- per maand. [gedaagde01] bestaat uit de vier hierboven genoemde leden onder wie [gedaagde02] (hierna: [gedaagde02] ).
2.2.
Op 9 januari 2019 heeft ene [naam02] van Huurteam Rotterdam als gemachtigde van [gedaagde02] een verzoekschrift ingediend bij de Huurcommissie tot toetsing van de aanvangshuurprijs (artikel 7:249 BW).
2.3.
Bij uitspraak van de Huurcommissie van 4 november 2021, verzonden op
16 november 2021, is geoordeeld dat de overeengekomen huurprijs niet redelijk is en dat een huurprijs van € 625,06 wel redelijk is. Blijkens de kop van de uitspraak is [gedaagde01] als verzoeker aangemerkt, vertegenwoordigd door [gedaagde02] , en genoemd: huurder, en is Equilibre als wederpartij aangemerkt, en genoemd: verhuurder.
2.4.
Equilibre heeft op 10 januari 2022 [gedaagde02] gedagvaard en gevorderd om het verzoek van [gedaagde02] van 9 januari 2019 alsnog niet-ontvankelijk te verklaren en de aanvangshuurprijs van voormelde woning vast te stellen op de overeengekomen kale huurprijs van € 1.350,- per maand.
2.5.
Bij mondeling vonnis van de kantonrechter van 30 mei 2022 (zaaknummer: 9670732 CV EXPL 22-3776) is Equilibre niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, waarbij - verkort weergegeven - het volgende is overwogen:
“1.2. De huurovereenkomst is gesloten door Equilibre als verhuurder en de [gedaagde01] (hierna: ‘ [gedaagde01] ’) als huurder. Uit het verzoekschrift van 9 januari 2019 volgt dat [gedaagde02] zich als verzoekende partij heeft gemeld bij de Huurcommissie en heeft verzocht om toetsing van de aanvangshuurprijs. Hoewel het verzoekschrift niet door [gedaagde01] is ingediend, heeft de Huurcommissie haar wel – naar het oordeel van de kantonrechter ten onrechte – als procespartij aangemerkt in de uitspraak van 4 november 2021. Dat neemt niet weg dat de kantonrechter bij de beoordeling van onderhavige vordering wel gebonden is aan het feit dat [gedaagde01] als procespartij heeft te gelden in de procedure bij de Huurcommissie.
1.3.
Het voorgaande betekent dan ook dat Equilibre [gedaagde01] in rechte had dienen te betrekken om, op de voet van artikel 7:262 BW, de uitspraak van de Huurcommissie te doen laten vervallen. Equilibre heeft echter niet [gedaagde01] gedagvaard, maar [gedaagde02] . Dit leidt tot het oordeel dat Equilibre de verkeerde partij in rechte heeft betrokken. zodat zij niet ontvankelijk zal worden verklaard in haar vordering. Aan een inhoudelijke beoordeling van het gevorderde wordt derhalve niet toegekomen.”
2.6.
Bij verstekvonnis van de kantonrechter te Rotterdam van 26 oktober 2022 (zaaknummer: 10093390 CV EXPL 22-27839) is Equilibre veroordeeld tot betaling aan [gedaagde01] van € 9.679,74 met toewijzing van nevenvorderingen. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
2.7.
Equilibre is tegen het verstekvonnis in verzet gekomen.

3..Het geschil

3.1.
Equilibre eist thans in kort geding - samengevat en zo de kantonrechter begrijpt - om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
primair:
- de executie van het verstekvonnis van 26 oktober 2022 te schorsen, althans [gedaagde01] en/of haar leden te verbieden het vonnis te executeren totdat beslist is in de verzetprocedure, met een dwangsom;
subsidiair:
- te bepalen dat het verstekvonnis slechts geëxecuteerd mag worden als binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn zekerheid zal worden gesteld;
en, zowel primair als subsidiair:
- [gedaagde01] en/of haar leden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
3.2.
Equilibre legt aan haar eis ten grondslag dat het vonnis, waartegen verzet is ingesteld, onjuist is en voor vernietiging in aanmerking komt, en dat de vordering van [gedaagde01] afgewezen moet worden. Door toch tot executie van het vonnis over te gaan, ondanks dat de verzetprocedure loopt, is sprake van misbruik van bevoegdheid. Daarnaast heeft Equilibre belang bij schorsing van de tenuitvoerlegging omdat sprake is van restitutierisico.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis.

4..De beoordeling

4.1.
In een zaak als deze waarin een vonnis zonder motivering uitvoerbaar bij voorraad is verklaard en tegen dat vonnis nog een rechtsmiddel open staat, moeten de belangen van partijen worden afgewogen in het licht van de omstandigheden van het geval. Daarbij moet worden nagegaan of op grond van die omstandigheden het belang van degene die de veroordeling verkreeg, zwaarder weegt dan dat van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand, zolang niet op het eventueel door hem in te stellen rechtsmiddel zal zijn beslist. Bij deze afweging moet worden uitgegaan van het vonnis en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende rechtsmiddel in beginsel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing berust op een kennelijke misslag. Bij de vermelde belangenafweging is een belangrijk gezichtspunt dat de rechter de vordering of het verzoek waarop de tenuitvoerlegging betrekking heeft toewijsbaar heeft geoordeeld, en dat moet worden voorkomen dat het aanwenden van rechtsmiddelen wordt gebezigd als middel om uitstel van executie te verkrijgen. Tot uitgangspunt dient dat een veroordeling hangende een hogere voorziening uitvoerbaar dient te zijn en ten uitvoer kan worden gelegd. [1]
4.2.
Mede gelet op voormeld uitgangspunt kan niet gauw worden aangenomen dat sprake is van misbruik van executierecht, terwijl op dit punt onvoldoende is gesteld. Het door Equilibre gestelde biedt onvoldoende basis voor het oordeel dat [gedaagde01] misbruik heeft gemaakt van recht door tot executie over te gaan van het verstekvonnis van 26 oktober jl.
4.3.
Equilibre heeft haar belangen bij de vordering onderbouwd. Het door Equilibre gestelde restitutierisico wordt aanwezig geacht. In dit verband is van betekenis dat [gedaagde01] een informele vereniging met (vooralsnog) onbekende woonplaats is wat het op termijn lastig zou kunnen maken om eenmaal betaald bedrag terug te krijgen, mocht later blijken dat de veroordeling in het verstekvonnis geen stand houdt. Van de afzonderlijke leden van [gedaagde01] zijn wel woonplaatsen bekend, maar zij zijn met zijn vieren en één van hen woont in Duitsland wat met zich brengt dat eventuele terugbetaling ook niet één, twee, drie gerealiseerd zal zijn. Tevens speelt mee dat van de kant van [gedaagde01] met een toevoeging geprocedeerd wordt, zodat het erop lijkt dat daar weinig geld zit. Daarbij komt dat bij de mondelinge behandeling van de zijde van [gedaagde01] verklaard is dat de leden al lang genoeg op hun geld wachten en hun deel van het bedrag waartoe Equilibre veroordeeld is, willen uitgeven. Van hun kant is weliswaar ook verklaard dat de leden inmiddels allen vast werk en inkomen hebben, zodat zij in staat zijn om terug te betalen, maar dat is niet nader onderbouwd en bij gebrek aan wetenschap door Equilibre weersproken, zodat dit niet vast staat. Voorts wordt hierbij betrokken dat aan de zijde van de [gedaagde01] verder geen enkel relevant belang bij de uitvoerbaarheid van het verstekvonnis hangende de verzetprocedure is aangevoerd. Dit tezamen genomen maakt dat het belang van Equilibre om de tenuitvoerlegging te schorsen, althans om (de leden van) [gedaagde01] te gelasten de tenuitvoerlegging van het verstekvonnis te staken totdat de uitkomst van de verzetprocedure bekend is, zwaarder weegt dan het belang van [gedaagde01] , althans van haar leden, om nu tot tenuitvoerlegging over te gaan. Daarom wordt het primair gevorderde toegewezen, zoals hieronder vermeld. Geen reden wordt gezien om hieraan een dwangsom te verbinden. In dit verband is van betekenis dat [gedaagde01] bereid is geweest om hangende dit kort geding pas op de plaats te maken met de tenuitvoerlegging.
4.4.
Omdat onbekend is wie deel uitmaakt van het bestuur van [gedaagde01] , wordt ervan uitgegaan dat voormelde vier leden gezamenlijk het bestuur vormen. Gelet hierop en gezien het bepaalde in artikel 2:30 lid 2 BW wordt daarom naast [gedaagde01] ieder van hen hoofdelijk aansprakelijk geacht voor de keuze om het vonnis waartegen verzet te executeren en om in de onderhavige procedure verweer te voeren. Dat is reden om [gedaagde01] en de leden hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten. De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Equilibre tot vandaag vast op € 125,86 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 751,86. Voor kosten die Equilibre maakt na deze uitspraak moet een bedrag worden betaald van € 124,--. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
4.5.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
verbiedt [gedaagde01] en/of voormelde leden om het verstekvonnis van
26 oktober 2022 (zaaknummer: 10093390 CV EXPL 22-27839) te executeren totdat beslist is op het daartegen ingestelde verzet;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] en voormelde leden hoofdelijk, zodat als de één betaalt, de ander is bevrijd, in de proceskosten die aan de kant van Equilibre tot vandaag worden vastgesteld op € 751,86;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
465

Voetnoten

1.Hoge Raad 20 december 2019, ECLI:NL:HR:2019:2026.