ECLI:NL:RBROT:2023:1512

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
31 januari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
KTN-10210237_310123
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis in kort geding inzake huurzaak met toewijzing ontruiming en betaling huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 januari 2023 een verstekvonnis gewezen in een kort geding tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. S.G. Ong, en gedaagde, Exceptional Uitzendbureau B.V. De procedure is gestart met een dagvaarding op 5 december 2022, waarbij gedaagde werd opgeroepen om op 14 december 2022 te verschijnen. Echter, gedaagde heeft zich onttrokken aan de procedure, wat leidde tot verstek. Eiser vorderde ontruiming van een appartement en betaling van huurachterstand, die was ontstaan door het niet betalen van huur door gedaagde. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een huurovereenkomst bestaat tussen eiser en gedaagde, en dat gedaagde in gebreke is gebleven met de huurbetalingen, wat heeft geleid tot een huurachterstand van € 6.339,95 tot en met november 2022. Eiser heeft ook kosten gemaakt voor incasso, die hij vordert. De kantonrechter oordeelt dat er sprake is van een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen en dat de eis niet betwist is. De kantonrechter heeft de vordering van eiser toegewezen, inclusief de ontruiming van het appartement binnen drie dagen na betekening van het vonnis, en de betaling van de huurachterstand en proceskosten door gedaagde. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10210237 VV EXPL 22-489
datum uitspraak: 31 januari 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. S.G. Ong
tegen
Exceptional Uitzendbureau B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
waarvan de gemachtigde zich heeft onttrokken.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘Exceptional Uitzendbureau’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Bij exploot van 5 december 2022, met bijlagen 1 tot en met 6, is Exceptional Uitzendbureau gedagvaard in kort geding om op 14 december 2022 ter terechtzitting te verschijnen. Het exploot is uitgereikt aan Exceptional Uitzendbureau op haar vestigingsplaats door afgifte aan haar bestuurder [naam01] .
1.2.
Op 12 december 2022 is van de zijde van [eiser01] gevraagd om de mondelinge behandeling aan te houden, omdat partijen in overleg waren om een schikking te bereiken. Hieraan is gevolg gegeven en partijen is verzocht om zich uiterlijk 10 januari 2023 hierover schriftelijk uit te laten.
1.3.
Bij brief van 9 januari 2023 is van de zijde van [eiser01] te kennen gegeven dat partijen de zaak niet in der minne hebben kunnen regelen en verzocht een nieuwe datum voor een mondelinge behandeling te bepalen.
1.4.
Bij brieven van 17 januari 2023, verzonden naar beider gemachtigden, zijn partijen uitgenodigd voor een mondelinge behandeling op 27 januari 2023 om 9:30 uur.
1.5.
Per e-mailbericht van 26 januari 2023 heeft mr. Y.E. Palit te kennen gegeven zich te onttrekken als gemachtigde van Exceptional Uitzendbureau en meegedeeld dat van de zijde van Exceptional Uitzendbureau niemand zal verschijnen bij de mondelinge behandeling.
1.6.
Op 27 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met mr. S.G. Ong. Tegen Exceptional Uitzendbureau is verstek verleend.
1.7.
De datum van de uitspraak van dit verstekvonnis is bij vervroeging bepaald op heden.

2..Het geschil

2.1.
[eiser01] eist samengevat om bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad Exceptional Uitzendbureau te veroordelen tot:
ontruiming van het appartement aan de [adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis;
betaling aan hem van € 7.181,04 aan huurachterstand, wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 6.339,95 vanaf 11 november 2022;
betaling aan hem van € 914,05 aan huur per maand vanaf 1 december 2022 totdat hij zijn appartement weer terug ontvangt van Exceptional Uitzendbureau;
betaling aan hem van de proceskosten en de nakosten, een en ander met de wettelijke rente.
2.2.
[eiser01] baseert de eis op een tussen partijen lopende huurovereenkomst op grond waarvan voornoemd appartement verhuurd is aan Exceptional Uitzendbureau. Die overeenkomst is niet nagekomen, want Exceptional Uitzendbureau heeft een huurachterstand laten ontstaan van € 6.339,95 tot en met de maand november 2022. Geprobeerd is het openstaande bedrag te incasseren, waardoor kosten zijn gemaakt, waarvoor een vergoeding van € 691,99 in aanmerking komt. Daarnaast is Exceptional Uitzendbureau € 149,10 aan wettelijke handelsrente verschuldigd geworden. Deze bedragen, tezamen € 7.181,04, vordert [eiser01] , plus de wettelijke handelsrente over € 6.339,95 vanaf
11 november 2022. Voorts vordert [eiser01] ontruiming van het gehuurde en betaling van de lopende huur van € 914,05 per maand vanaf 1 december 2022, totdat hij zijn appartement weer terug ontvangt.
2.3.
Exceptional Uitzendbureau voert geen verweer.

3..De beoordeling

3.1.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat eiser heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor gedaagde als deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
3.2.
Onweersproken is gesteld dat Exceptional Uitzendbureau op grond van een tussen partijen gesloten huurovereenkomst sinds 1 augustus 2018 de beschikking heeft gekregen over het appartement aan de [adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] , dat die overeenkomst voortduurt, maar dat Exceptional Uitzendbureau de lopende huur niet betaalt. Hierdoor is een huurachterstand ontstaan van € 6.339,95 tot en met de maand november 2022. Daarmee is het spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen gegeven. Dit belang maakt dat [eiser01] ontvankelijk is in zijn vordering.
3.3.
De eis is niet betwist en komt de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voor. Het is aannemelijk dat het gevorderde in een bodemprocedure zal worden toegewezen. Het door [eiser01] gestelde geeft reden om hierop vooruit te lopen, want er is sprake van een substantieel geldbedrag waarop [eiser01] tegenover Exceptional Uitzendbureau aanspraak heeft en zijn schade loopt op. Daartegenover is van de zijde van Exceptional Uitzendbureau geen belang gesteld. Daarom wordt de eis toegewezen op de wijze hieronder vermeld. In verband hiermee overweegt de kantonrechter het volgende.
3.4.
Naar het zich laat aanzien is op de huurovereenkomst het woonruimteregime (boek 7, titel 4, afdeling 5) van toepassing. Onder dat regime wordt ontruiming in kort geding doorgaans met terughoudendheid toegepast ten opzichte van natuurlijke personen die op grond van een met hen gesloten huurovereenkomst de gehuurde woonruimte zelf bewonen, vanwege de ingrijpende gevolgen in de persoonlijke levenssfeer. In dit geval is echter minder aanleiding om terughoudend te zijn ten aanzien van de gevorderde ontruiming, want de huurovereenkomst betreft een zakelijke overeenkomst met een rechtspersoon. Genoemd appartement wordt niet door Exceptional Uitzendbureau bewoond. Zij exploiteert het.
3.5.
Daarnaar gevraagd is namens [eiser01] bij de mondelinge behandeling bevestigd dat thans een Pools gezin in het appartement verblijft. Te kennen is gegeven dat zij niet meer werken voor Exceptional Uitzendbureau en niet meer betalen voor het verblijf in het appartement. Kennelijk deden zij dat voorheen dus wel, wat maakt dat de huurrelatie die Exceptional Uitzendbureau met hen is aangegaan waarschijnlijk gekwalificeerd moet worden als een (onder)huurovereenkomst. Dat brengt met zich dat zij huurbescherming genieten en dus niet zonder meer uit het appartement kunnen worden gezet, ook niet als de huurovereenkomst tussen [eiser01] en Exceptional Uitzendbureau beëindigd is (artikel 7:269 BW). [eiser01] krijgt een ontruimingstitel tegen Exceptional Uitzendbureau, wat voor haar betekent dat zij ervoor moet zorgen dat haar huurders het appartement verlaten. Exceptional Uitzendbureau heeft echter naar het zich laat aanzien nog geen ontruimingstitel tegen haar huurders. Mogelijkerwijs zal Exceptional Uitzendbureau het appartement vooralsnog dus niet kunnen ontruimen, ondanks dat [eiser01] hierdoor schade kan leiden.
3.6.
Exceptional Uitzendbureau krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 131,18 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 498,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 873,18. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moet Exceptional Uitzendbureau een bedrag betalen van € 124,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
3.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt Exceptional Uitzendbureau om het appartement aan de [adres01] ( [postcode01] ) te [plaats01] te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege Exceptional Uitzendbureau bevinden en het appartement met alle sleutels ter beschikking van [eiser01] te stellen, binnen 3 dagen na betekening van dit vonnis;
4.2.
veroordeelt Exceptional Uitzendbureau om aan [eiser01] te betalen:
- € 7.181,04 aan huurachterstand, reeds verschenen wettelijke handelsrente en buitengerechtelijke incassokosten;
- de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW over € 6.339,95 vanaf 11 november 2022;
- € 914,05 aan huur per maand vanaf 1 december 2022 tot de datum van ontruiming;
4.3.
veroordeelt Exceptional Uitzendbureau in de proceskosten die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 873,18 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag van volledige betaling;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
465