In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 10 februari 2023, heeft de kantonrechter uitspraak gedaan in een arbeidsrechtelijke geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. M.A. Hoogendoorn, en de gedaagden, die een koeriersbedrijf exploiteren. Eiser, die als pakketbezorger voor de gedaagden heeft gewerkt, vorderde betaling van achterstallig loon, vakantiebijslag en vakantiedagen, alsook de verstrekking van salarisspecificaties over bepaalde periodes. De gedaagden erkenden dat eiser recht had op uitbetaling van loon en vakantiebijslag, maar betwistten de gevorderde wettelijke verhoging en buitengerechtelijke incassokosten.
Tijdens de mondelinge behandeling op 31 januari 2023 werd duidelijk dat de gedaagden de verschuldigde bedragen nog niet hadden voldaan, ondanks hun toezegging. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagden hoofdelijk moesten worden veroordeeld tot betaling van de gevorderde bedragen, vermeerderd met wettelijke verhoging en rente. Ook werd de verstrekking van de gevraagde salarisspecificaties toegewezen, met een dwangsom voor het geval de gedaagden hieraan niet voldeden.
Daarnaast werden de buitengerechtelijke incassokosten toegewezen, omdat aan de voorwaarden voor vergoeding was voldaan. De gedaagden werden ook veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter op € 584,- werden vastgesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagden onmiddellijk aan de veroordelingen moesten voldoen, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.