1.2.Eiser heeft op 3 maart 2022 aan verweerder verzocht de verkoop van het perceel te herzien. Bij brief van 11 april 2022 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat niet tot herziening wordt overgegaan. Eiser heeft op 13 mei 2022 aan verweerder verzocht om de procedure rondom de verkoop van het perceel voor te leggen aan de gemeenteraad. Op 11 juni 2022 heeft eiser beroep ingesteld. Hierover gaat deze uitspraak.
2. Eiser heeft in beroep – samengevat weergegeven – het volgende aangevoerd. Hij was niet bekend met het feit dat verweerder het perceel wilde verkopen en ook daadwerkelijk heeft verkocht. Verweerder heeft hem en andere omwonenden daarover niet ingelicht en ook de koper heeft dat, ondanks het dringende advies van verweerder hiertoe, niet gedaan. Daarom kon hij niet tijdig beroep instellen. Eiser is het niet eens met de verkoop van het perceel en ook niet met de procedure rondom de verkoop van het perceel. Volgens eiser is er sprake van vriendjespolitiek. Ook is hij het niet eens met de manier waarop de koper nu gebruik maakt van het perceel. Eisers uitzicht wordt belemmerd. Eiser verzoekt de rechtbank de beslissing rondom de verkoop van het perceel terug te draaien.
Het standpunt van verweerder
3. Verweerder voert aan dat er geen sprake is van een besluit waartegen bezwaar of beroep openstaat, omdat de verkoop van het perceel een privaatrechtelijke handeling is. Ter zitting heeft verweerder wel erkend dat de externe communicatie naar eiser en andere omwonenden toe niet de schoonheidsprijs verdient en beter had gekund en dat de verkoopprocedure mogelijk niet helemaal in overeenstemming is geweest met de uitgangspunten zoals die volgen uit het arrest van de Hoge Raad van 26 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1778 (het Didam-arrest). Dit arrest dateert echter wel van na de verkoop van het perceel, aldus verweerder. Beoordeling door de rechtbank
4. Uit wat er in het beroepschrift is aangevoerd, en wat er ter zitting door eiser is verteld en uitgelegd, leidt de rechtbank af dat eisers beroep is gericht tegen de beslissing van verweerder om het perceel te verkopen aan de koper. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of de (beslissing tot) verkoop van het perceel een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
5. In artikel 1:3, eerste lid, van de Awb staat dat onder ‘besluit’ wordt verstaan: een schriftelijke beslissing van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling.
6. De rechtbank overweegt dat de (beslissing tot) verkoop van gemeentegrond een privaatrechtelijk karakter heeft en geen publiekrechtelijke rechtshandeling betreft. De (beslissing tot) verkoop van het perceel (gelegen naast [adres]) aan de koper ([naam]) is daarom geen besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb. Dit betekent dat er geen mogelijkheid bestaat om hiertegen bezwaar te maken of, zoals eiser heeft gedaan, beroep in te stellen bij de bestuursrechter. Ter vergelijking wijst de rechtbank op de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State – de hoogste bestuursrechter – van 16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1334 (onder 2.3). 7. Het vorenstaande heeft tot gevolg dat de bestuursrechter niet bevoegd is om van eisers beroep kennis te nemen. Dit betekent dat de bestuursrechter niets voor eiser kan betekenen. Dit wordt niet anders als zou worden aangenomen, zoals eiser stelt, dat verweerder bij de procedure omtrent de verkoop onzorgvuldig/onrechtmatig heeft gehandeld (zie ook de hiervoor vermelde Afdelingsuitspraak). Dit wordt ook niet anders als zou worden aangenomen dat het beroep is gericht tegen de brief van verweerder van 11 april 2022 waarin aan eiser is meegedeeld dat niet wordt overgegaan tot herziening van de verkoop. Die brief is namelijk een uitvloeisel van de verkoop van het perceel en heeft daarom eveneens een privaatrechtelijk karakter.
8. Eiser zou voor wat betreft de verkoop van het perceel wel een vordering bij de civiele rechter kunnen indienen (artikel 8:71 van de Awb). Bij de civiele rechter zou eiser dan kunnen aanvoeren wat er ter zitting door verweerder is gezegd en erkend over de communicatie en het Didam-arrest (zie overweging 3).
9. Voor zover eiser het niet eens is met het gebruik van het perceel door de koper en meent dat er in strijd met het bestemmingsplan wordt gehandeld, overweegt de rechtbank dat eiser in dit verband bij verweerder, zoals verweerder ter zitting ook heeft toegelicht, een verzoek tot handhaving kan indienen. Nu eiser dit nog niet heeft gedaan en verweerder hierover dus nog geen besluit(en) heeft genomen, kan de bestuursrechter ook in zoverre (nog) niets voor eiser betekenen.
10. De rechtbank komt tot de conclusie dat zij onbevoegd is om kennis te nemen van eisers beroep.
11. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Wel ziet de rechtbank aanleiding de griffier op te dragen het betaalde griffierecht van € 184,- terug te betalen aan eiser.