ECLI:NL:RBROT:2023:1445

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
AWB-22_4274
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening en terugvordering van Tozo-uitkering wegens te hoog inkomen uit loondienst

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiseres uit Rotterdam en het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam. De eiseres had een uitkering ontvangen op basis van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), maar het college heeft deze uitkering herzien en een bedrag van € 5.198,01 teruggevorderd. De herziening betreft de periode van 1 mei 2021 tot en met 30 september 2021, waarin de eiseres volgens het college teveel uitkering heeft ontvangen omdat zij in loondienst was bij 010 GYM B.V. en haar inkomen uit loondienst hoger was dan het geldende normbedrag.

De rechtbank heeft het beroep van de eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank oordeelde dat het college terecht de Tozo-uitkering heeft herzien en teruggevorderd, omdat de eiseres in de genoemde periode recht had op inkomen uit loondienst en geen recht op bijstand had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiseres in de periode van mei 2021 tot en met augustus 2021 in loondienst was en dat haar inkomen uit loondienst hoger was dan de bijstandsnorm. De rechtbank heeft ook overwogen dat er geen dringende redenen waren om van terugvordering af te zien, ondanks de persoonlijke omstandigheden van de eiseres.

De uitspraak benadrukt het belang van de Participatiewet en de voorwaarden waaronder bijstand kan worden verleend. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de eiseres geen gelijk kreeg en dat zij geen vergoeding van proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/4274

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 23 februari 2023 in de zaak tussen

[naam] , uit Rotterdam, eiseres

en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam (het college)

(gemachtigde: mr. J.F. Jim).

Inleiding

1. Met het primaire besluit van 25 april 2022 heeft het college de aan eiseres toegekende uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo) herzien over de periode 1 oktober 2020 tot en met 30 september 2021 en tot een bedrag van € 5.198,01 teruggevorderd. De rechtbank begrijpt dat de herziening feitelijk de periode van 1 mei 2021 tot en met 30 september 2021 omvat, nu eiseres volgens het college gedurende deze periode teveel uitkering heeft ontvangen.
1.1.
Met het bestreden besluit van 3 augustus 2022 heeft het college de bezwaren van eiseres, onder aanvulling van de grondslag, ongegrond verklaard.
1.2.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Het college heeft hierop gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het college.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college de Tozo-uitkering terecht heeft herzien en teruggevorderd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
2.1.
De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Met het besluit van 27 oktober 2020 is aan eiseres een Tozo 3-uitkering toegekend over de periode 1 oktober 2020 tot en met 31 maart 2021.
Met het besluit van 11 juni 2021 is aan eiseres een Tozo 4-uitkering toegekend over de periode 1 april 2021 tot en met 30 juni 2021.
3. Eiseres heeft op 20 juli 2021 een aanvraag gedaan voor een Tozo 5-uitkering (hierna: Tozo 5-uitkering).
3.1.
Met het besluit van 28 juli 2021 is aan eiseres een Tozo 5-uitkering toegekend over de periode 1 juli 2021 tot en met 30 september 2021.
3.2.
Met het bestreden besluit heeft het college de op grond van de Tozo verstrekte uitkering herzien en die uitkering teruggevorderd. Het college heeft hieraan ten grondslag gelegd dat eiseres van mei 2021 tot en met september 2021 in loondienst was bij 010 GYM B.V. en dat haar inkomen uit loondienst hoger was dan het geldende normbedrag. Voor zover eiseres haar loon niet heeft gekregen, is er volgens het college sprake van een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet (Pw), te weten de werkgever en/of het UWV, die geacht wordt passend en toereikend te zijn. Er zijn volgens het college geen dringende redenen om van terugvordering af te zien.
4. Eiseres heeft in beroep aangevoerd in juli en augustus 2021 geen salaris te hebben ontvangen van 010 GYM B.V. Ze heeft weer een Tozo uitkering aangevraagd om haar rekeningen te voldoen. Vanwege haar privésituatie heeft eiseres de gevraagde stukken niet op tijd aan het college kunnen aanleveren. Eiseres stelt dat het college beter naar haar situatie had moeten kijken.
5. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
6. Vaststaat dat eiseres in de periode 1 mei 2021 tot en met 30 september 2021 in dienst was bij 010 GYM B.V. en aanspraak kon maken op inkomen uit loondienst bij 010 GYM B.V. In de periode mei 2021 tot en met augustus 2021 was het inkomen van eiseres uit loondienst hoger dan het voor haar geldende bijstandsnorm. In mei en juni 2021 heeft eiseres haar loon ook ontvangen. Vanaf september 2021 heeft eiseres onbetaald verlof opgenomen. Op grond van artikel 13, tweede lid, onder b, van de Pw heeft degene die onbetaald verlof geniet geen recht op bijstand. Het college heeft daarom terecht het standpunt ingenomen dat eiseres over deze maanden geen recht heeft op bijstand
.
6.1.
De rechtbank overweegt verder dat de werkgever en/of het UWV ten opzichte van de Pw een voorliggende voorziening is zoals bedoeld in artikel 15 van de Pw. De Participatiewet fungeert als sluitstuk van de sociale zekerheid. Dit brengt onder meer mee dat indien er een voorliggende voorziening als bedoeld in artikel 15 van de Pw is, geen recht op algemene bijstand bestaat. Artikel 15 van de Pw geldt voor iedereen die een beroep doet op algemene bijstand op grond van de Pw en de Tozo (zie ook de Nota van Toelichting van de Tozo, Stb. 2020, 118, blz. 10). Eiseres had gelet op haar contractuele relatie met 010 GYM B.V. recht op salaris en zij had hier aanspraak op moeten maken. Eiseres had ook aanspraak kunnen maken op een tegemoetkoming van het UWV. Dat eiseres geen inkomen van haar werkgever meer ontving dient niet te worden afgewenteld op de bijstand.
6.2.
In artikel 58, achtste lid, van de Pw is bepaald dat het college kan besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn. De rechtbank overweegt dat daarvan niet is gebleken.
6.3.
Van dringende redenen is volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2019:3316) sprake als een terugvordering onaanvaardbare sociale of financiële gevolgen met zich meebrengt. Het moet dan gaan om incidentele gevallen, waarin iets bijzonders en uitzonderlijks aan de hand is en waarin een individuele afweging van alle relevante omstandigheden plaatsvindt. Hoe vervelend de gevolgen van de terugvordering ook zijn, de door eiseres genoemde persoonlijke omstandigheden kunnen naar het oordeel van de rechtbank niet worden aangemerkt als dringende redenen of bijzondere omstandigheden op grond waarvan het college van terugvordering had moeten afzien. Eiseres heeft bij de invordering van de terug te vorderen Tozo-uitkering bescherming, of kan deze zo nodig inroepen, van de regels over de beslagvrije voet.

Conclusie en gevolgen

Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. van Spengen, rechter, in aanwezigheid van
R.P. Evegaars, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 23 februari 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

De Tozo is een speciale regeling die in het leven is geroepen om zelfstandig ondernemers te helpen die door de coronacrisis en door de maatregelen van de overheid om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan in de financiële problemen zijn gekomen. Indien een zelfstandig ondernemer als gevolg van de coronacrisis niet zelf in zijn bestaan kan voorzien, dan biedt de Tozo een inkomensvoorziening. De basis voor de Tozo ligt in artikel 78f van de Pw waarin, kort samengevat, staat dat bij of krachtens algemene maatregel van bestuur regels worden gesteld met betrekking tot verlening van bijstand aan zelfstandigen en bijstand ter voorziening in de behoefte aan bedrijfskapitaal.
Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers
Op grond van artikel 5 van de Tozo wordt in de verklaring door de aanvrager van algemene bijstand het volgende verklaard en wordt de volgende informatie verstrekt:
a. dat diens bedrijf of zelfstandig beroep financieel is geraakt als gevolg van de crisis in verband met COVID-19, voorzien van een toelichting;
b. dat hij voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd, verwacht een in aanmerking te nemen inkomen te hebben dat lager is dan de bijstandsnorm, en
c. dat voor de kalendermaanden waarover algemene bijstand wordt aangevraagd een opgave wordt gedaan van het inkomen dat hij heeft verworven of verwacht te gaan verwerven.
Uit artikel 6, eerste lid, van de Tozo volgt dat in afwijking van artikel 32, eerste lid, onderdeel a van de Pw niet als inkomen in aanmerking wordt genomen:
a. het inkomen van de echtgenoot van de zelfstandige;
b. een teruggave inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen.
Het tweede lid van dit artikel bepaalt dat de verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen over inkomen waarover geen loonbelasting is geheven, wordt gesteld op 18 procent van dat inkomen.
Het derde lid van dit artikel bepaalt dat ten aanzien van de zelfstandige die het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent in de vorm van een besloten vennootschap of een coöperatieve vereniging met wettelijke aansprakelijkheid onder inkomen mede wordt verstaan de naar evenredigheid van het aantal zelfstandigen omgerekende nettowinst van deze rechtspersoon verminderd met de hiervoor verschuldigde vennootschapsbelasting.
Participatiewet
De inlichtingenplicht van artikel 17 lid 1 Pw is tevens van toepassing op de Tozo. Dat betekent dat iedereen die een beroep doet op deze regeling verplicht is om op verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle inlichtingen te verstrekken die van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering of de hoogte van de uitkering.
Op grond van artikel 54, derde lid, van de Pw, voor zover hier van belang, kan het college onverminderd het elders in deze wet bepaalde ter zake van herziening van een besluit tot toekenning van bijstand een besluit tot toekenning van bijstand herzien, indien anderszins de bijstand tot een te hoog bedrag is verleend.
Op grond van artikel 58, tweede lid, aanhef en onder a, van de Pw kan het college van de gemeente die de bijstand heeft verleend kosten van bijstand terugvorderen, voor zover de bijstand anders dan in het eerste lid, ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend. Op grond van het achtste lid van dit artikel kan het college besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.