ECLI:NL:RBROT:2023:1394

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
C/10/640404 / HA ZA 22-496
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over onbetaalde facturen en redelijke prijs in aannemingsovereenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, gaat het om een geschil tussen eisers, voormalige vennoten van een aannemingsbedrijf, en gedaagden, die een verbouwing hebben laten uitvoeren. Eisers vorderen betaling van een bedrag van € 43.621,20, vermeerderd met rente, voor onbetaalde facturen die verband houden met verbouwingswerkzaamheden aan het woon- en winkelpand van gedaagden. Gedaagden hebben een deel van de facturen onbetaald gelaten en betwisten de hoogte van de vordering, waarbij zij stellen dat een redelijke prijs verschuldigd is volgens artikel 7:752 lid 1 BW. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen vaste prijs was afgesproken voor de werkzaamheden, waardoor de redelijke prijs van toepassing is. De rechtbank heeft besloten dat deskundigen moeten worden ingeschakeld om de redelijke prijs voor verschillende posten vast te stellen. De zaak is aangehouden voor bewijslevering en verdere beslissingen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/640404 / HA ZA 22-496
Vonnis van 22 februari 2023
in de zaak van

1.[eiser01] . ,

gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
2.
[eiser02],
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
3.
[eiser03],
wonende te [woonplaats01] ,
eisers,
advocaat mr. H. Folkers te Gorinchem,
tegen

1.[gedaagde01] ,

wonende te [woonplaats02] ,
2.
[gedaagde02],
wonende te [woonplaats02] ,
gedaagden,
advocaat mr. L. Alberts te Hardinxveld-Giessendam.
Eisers zullen hierna worden aangeduid als [eiser01] c.s. Afzonderlijk zullen zij worden aangeduid als [eiser01] . (eiseres 1), [eiser02] (eiseres 2) en [eiser03] (eiser 3). Gedaagden zullen hierna gezamenlijk [gedaagde01] c.s. genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 13 juni 2022, met producties 1 tot en met 19;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 23;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 8 september 2022, waarin een mondelinge
behandeling is bepaald;
  • de brief van de rechtbank van 9 november 2022, met nadere instructies voor de mondelinge behandeling;
  • de brief van mr. Alberts van 28 november 2022;
  • de brief van mr. Folkers van 1 december 2022;
  • de mondelinge behandeling op 12 december 2022 waarvan geen proces-verbaal is opgemaakt; en
  • de spreekaantekeningen van mr. Alberts.
1.2.
Na de mondelinge behandeling is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser03] en [eiser01] . zijn voormalig vennoten van de inmiddels ontbonden vennootschap onder firma [eiser02] . [eiser01] was actief als aannemingsbedrijf en is met ingang van 31 augustus 2021 uitgeschreven uit het handelsregister.
2.2.
[eiser01] heeft verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd aan het woon- en winkelpand van [gedaagde01] c.s. aan de [adres01] te Gorinchem.
2.3.
Voor de genoemde werkzaamheden heeft [eiser01] een bedrag van € 226.964, 87, inclusief btw, in rekening gebracht. Van dit bedrag is € 186.829,75 door [gedaagde01] c.s. betaald. [gedaagde01] c.s hebben derhalve een bedrag van € 40.135,12 inclusief btw onbetaald gelaten.
2.4.
[gedaagde01] c.s. hebben medio februari 2020 ZNEB Expertise en Taxatie B.V. (hierna: ZNEB) ingeschakeld om, onder meer, onderzoek te doen naar de kwaliteit van de door [eiser01] verrichte werkzaamheden. Op 20 februari 2020 heeft ZNEB het onderzoek uitgevoerd en op 21 juli 2020 heeft zij een rapport uitgebracht (productie 8 van [gedaagde01] c.s.). Op 14 januari 2021 heeft een nadere opname plaatsgevonden met als doel de redelijke kosten te beramen van de door [eiser01] verrichte werkzaamheden. Naar aanleiding hiervan heeft ZNEB op 19 februari 2021 een addendum bij het eerdere rapport uitgebracht (productie 9 van [gedaagde01] c.s.). Het rapport van ZNEB, inclusief het addendum, zal hierna worden aangeduid als het rapport van ZNEB.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] c.s. vorderen samengevat - veroordeling van [gedaagde01] c.s., bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van:
I. € 43.621,20 vermeerderd met de rente over een bedrag van € 40.135,12, te berekenen vanaf 1 juni 2022, dan wel een door de rechtbank te bepalen datum, tot de dag van volledige betaling;
II. de kosten van deze procedure, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het vonnis en nakosten.
3.2.
Aan hun vorderingen hebben [eiser01] c.s. – samengevat – het volgende ten grondslag gelegd. [eiser01] heeft verbouwingswerkzaamheden uitgevoerd in opdracht van [gedaagde01] c.s. Een deel van de in verband daarmee verzonden facturen is door [gedaagde01] c.s. onbetaald gelaten, terwijl het werk opgeleverd is. [gedaagde01] c.s. schieten daarmee tekort in de nakoming van hun betalingsverplichting. Tevergeefs is geprobeerd het openstaande bedrag te incasseren, waardoor buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt.
3.3.
[gedaagde01] c.s. betwisten de vorderingen en concluderen tot afwijzing daarvan, met veroordeling, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, van [eiser01] c.s. in de proceskosten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 15 dagen na de datum van het vonnis. [gedaagde01] c.s. stellen zich primair op het standpunt dat een redelijke prijs als bedoeld in artikel 7:752 lid 1 BW verschuldigd is en dat die redelijke prijs al is voldaan. Subsidiair betogen zij dat de hoogte van het gefactureerde bedrag niet in lijn is met de uitgevoerde werkzaamheden. Daarnaast is volgens [gedaagde01] c.s. een deel van de werkzaamheden niet deugdelijk uitgevoerd, waardoor zij schade hebben geleden die verrekend kan worden met de vorderingen van [eiser01] c.s.
3.4.
Op de stellingen van partijen zal hierna, voor zover van belang, nader worden ingegaan.

4.Waar gaat het om?

4.1.
Partijen twisten over de vraag of [gedaagde01] c.s. nog een bedrag verschuldigd zijn aan [eiser01] c.s. wegens de door [eiser01] verrichte werkzaamheden aan het woon- en winkelpand van [gedaagde01] c.s. te Gorinchem.

5.De beoordeling

5.1.
Volgens [eiser01] c.s. is de gestelde vordering van [eiser01] overgedragen aan [eiser01] . Dit is door [gedaagde01] c.s. niet weersproken, zodat de rechtbank uitgaat van de juistheid daarvan. Dat betekent dat uitsluitend aan [eiser01] . een vorderingsrecht op [gedaagde01] c.s. kan toekomen en dat, voor zover de vorderingen zijn ingesteld door [eiser01] en [eiser03] , deze niet toewijsbaar zijn.
5.2.
Partijen zijn het erover eens dat begin april 2019 (er was toen ongeveer een half jaar gewerkt door [eiser01] ) afspraken zijn gemaakt over een vaste aanneemsom voor de nog uit te voeren of af te maken werkzaamheden genoemd in productie 8 bij de dagvaarding. Voor die werkzaamheden is een aanneemsom van € 32.987,60 exclusief btw overeengekomen. Partijen zijn het er ook over eens dat voor de eerder door [eiser01] verrichte werkzaamheden geen vaste prijs en evenmin een richtprijs is bepaald. Dit betekent dat op die werkzaamheden artikel 7:752 lid 1 BW van toepassing is en dat [gedaagde01] c.s. voor die werkzaamheden dus een redelijke prijs verschuldigd zijn.
5.3.
[gedaagde01] c.s. hebben aangevoerd dat ook op het aangenomen werk artikel 7:752 lid 1 BW van toepassing is en dat dus ook voor dat werk geldt dat een redelijke prijs moet worden bepaald. [eiser01] c.s. betwisten dat. Omdat door [gedaagde01] c.s. geen steekhoudende argumenten zijn aangevoerd die afwijking van de tussen partijen overeengekomen aanneemsom rechtvaardigen, zal de rechtbank uitgaan van de aanneemsom van € 32.987,60 als vaste prijs voor de werkzaamheden die zijn vermeld in productie 8 bij de dagvaarding.
5.4.
Tijdens de mondelinge behandeling is door partijen bevestigd dat hun geschil in feite betrekking heeft op de “dubbele posten” en de “discutabele posten” vermeld in het overzicht dat door [gedaagde01] c.s. als productie 23 bij de conclusie van antwoord is overgelegd (hierna: het Overzicht), en op een drietal posten die volgens [gedaagde01] c.s. betrekking hebben op ondeugdelijk werk. De rechtbank zal deze posten in het hiernavolgende bespreken.
Dubbele posten – redelijke prijs
5.5.
De meeste “dubbele posten” in het Overzicht hebben, zo is ter zitting gebleken, betrekking op werk dat is begonnen toen nog geen sprake was van een vaste aanneemsom en dat is afgemaakt nadat de vaste aanneemsom voor de resterende werkzaamheden was afgesproken. Voor dit werk is dus deels een vaste prijs afgesproken en deels niet. Niet valt na te gaan welk deel onder de vaste aanneemsom valt en welk deel niet. Daarom zal de rechtbank deze posten behandelen als posten waarvoor géén vaste prijs is overeengekomen (immers, voor het betreffende werk als geheel is geen vaste prijs overeengekomen) en waarvoor artikel 7:752 lid 1 BW (redelijke prijs) geldt. Het betreft de volgende posten (de rechtbank volgt de nummering van het Overzicht):
Posten 8, 58 en 66 (links in het Overzicht) en 129 (rechts in het Overzicht)
5.6.
Deze posten hebben betrekking op de aanpassing van gevelkozijnen en draaiende delen in twee slaapkamers en de speelkamer. [gedaagde01] c.s. menen, op basis van het rapport van ZNEB, dat voor deze werkzaamheden een bedrag van (€ 349,00 + € 192,00 + € 313,00 =) € 854,00, inclusief btw, redelijk is. [eiser01] c.s. stellen dat een bedrag van € 1.725,20, inclusief btw redelijk is. Zij verwijzen daarbij naar de door hen als onderdeel van productie 18 bij dagvaarding overgelegde lijst, die tevens door [gedaagde01] c.s. is overgelegd als productie 13 bij de conclusie van antwoord (hierna: de Lijst), waarin zij aan alle posten een (naar hun mening redelijk) bedrag hebben toegerekend. Aan de onderhavige werkzaamheden is in de Lijst een bedrag van (€ 854,00 + € 720,00 + btw over € 720,00 =) € 1.725,20, inclusief btw toegerekend.
Posten 10 en 12 (links) en 125 en 130 (rechts)
5.7.
Deze posten hebben betrekking op het leveren en plaatsen van het kozijn van de deur naar de slaapkamer aan de achterkant en het plaatsen van dubbelglas in de terrasdeuren. In het Overzicht staat onder post 12 voor het dubbelglas een bedrag van € 205,00, maar ter zitting is namens [gedaagde01] c.s. erkend dat dit bedrag verdubbeld moet worden omdat er twee terrasdeuren zijn, zodat onder post 12 een bedrag van € 410,00 inclusief btw gelezen moet worden. Volgens [gedaagde01] c.s. is daarom voor al deze posten tezamen een bedrag van (€ 210,00 + € 410,00 =) € 620,00 redelijk. [gedaagde01] c.s. baseren zich daarbij op het rapport van ZNEB. [eiser01] c.s. stellen dat het door hen op de Lijst aan deze posten toegerekende bedrag van € 1.684,80 inclusief btw (te weten € 620,00 + € 880,00 + btw over € 880,00) redelijk is.
Posten 27 en 73 (links) en 160 (rechts)
5.8.
De posten 27 en 73 en 160 zien op de montage van sanitair in de natte ruimtes en het toilet. Gelet op het rapport van ZNEB heeft volgens [gedaagde01] c.s. voor deze posten als redelijke prijs een bedrag van (€ 930,00 + € 295,00 =) € 1.225,00 inclusief btw te gelden. [eiser01] c.s. stellen dat een bedrag van € 3.221,50 inclusief btw redelijk is (te weten € 1.225,00 + € 1.650,00 + btw over € 1.650,00).
Posten 79 (links) en 128 (rechts)
5.9.
Deze posten hebben betrekking op het kozijn met raam in de woonkamer/keuken. Ter zitting hebben [eiser01] c.s. erkend dat er in die ruimte één kozijn met raam is vervangen in plaats van twee. Partijen twisten ook op dit punt over de vraag wat als redelijke prijs heeft te gelden.
Posten 91 (links) en 126 (rechts)
5.10.
Deze posten zien op de glazen pui die is geplaatst rond het trapgat op de eerste verdieping. [gedaagde01] c.s. stellen zich - gebaseerd op de rapportage van ZNEB - op het standpunt dat een bedrag van € 6.300,00 redelijk is voor dit werk. Volgens [eiser01] c.s. is, zo blijkt uit de Lijst, een bedrag van € 13.136,50 redelijk (€ 6.300 + € 5.650,00 + de btw over € 5.650,00).
Post 93 (links) en posten 131, 132, 146 en 147 (rechts)
5.11.
Deze posten hebben betrekking op het werk aan de voorgevel. Op basis van het rapport van ZNEB menen [gedaagde01] c.s. dat € 17.500,00 een redelijke prijs is voor dit werk. [eiser01] c.s. stellen dat een bedrag van € 32.888,40, inclusief btw, zoals opgenomen in de Lijst (€ 17.500,00 + € 12.717,69 + de btw over € 12.717,69), redelijk is.
Posten 115 (links) en 137 en 138 (rechts)
5.12.
Deze posten betreffen de kosten van het opbouwen en afbreken en de huur van de steiger en de lift. Volgens [gedaagde01] c.s. was er slechts sprake van één steiger (aan de buitenzijde) en zijn deze kosten dubbel in rekening gebracht door [eiser01] . Volgens [eiser01] c.s. gaat het om twee steigers, te weten een steiger buiten en een steiger binnen (in het trapgat) met een liftje voor het vervoer van materialen, en is er niet dubbel gerekend.
5.13.
[gedaagde01] c.s. hebben ter zitting erkend dat binnen een soort stellage met een lift heeft gestaan. De rechtbank gaat er dus van uit dat deze post betrekking heeft op de steiger buiten en op de steiger of stellage met lift binnen. Partijen twisten over de vraag wat als redelijke prijs heeft te gelden voor het opbouwen en afbreken en huren van deze steigers/stellages. [gedaagde01] c.s. stellen dat € 2.662,00 inclusief btw een redelijke prijs is. [eiser01] c.s. stellen, zo volgt uit de Lijst, dat € 4.489,10 inclusief btw (€ 2.662,00 + € 1.510,00 + de btw over € 1.510,00) redelijk is.
Post 127
5.14.
Hoewel post 127 door [gedaagde01] c.s. als discutabele post (en niet als dubbele post) is aangemerkt, ziet de rechtbank aanleiding om deze post toch in dit kader te bespreken. Ook hier ziet het dispuut immers op de vraag wat als redelijke prijs heeft te gelden. Post 127 betreft de door [eiser01] geleverde en gemonteerde trappen. Ter zitting is gebleken dat partijen het erover eens zijn dat [eiser01] een tweetal trappen heeft geleverd en geplaatst. Partijen twisten echter over de redelijkheid van de door [eiser01] c.s. aan dit werk toegerekende prijs, mede gelet op de gebruikte houtsoort. Volgens [eiser01] c.s. is overeengekomen dat de traptreden in eikenhout en de zijkanten in vurenhout zouden worden uitgevoerd. [gedaagde01] c.s. erkennen dat de geleverde trappen van vurenhout zijn met treden van eikenhout, maar volgens hen is de door de [eiser01] c.s. gestelde prijs ten onrechte gebaseerd op een volledig eikenhout trap. Volgens [gedaagde01] c.s. is op basis van het rapport van ZNEB een bedrag van € 4.940,00 inclusief btw redelijk voor de beide trappen. In het rapport van ZNEB staat deze prijs weliswaar voor één trap, maar volgens [gedaagde01] c.s. is deze prijs gebaseerd op twee trappen. [eiser01] c.s. menen dat het bedrag van € 7.120,00 exclusief btw, zoals opgenomen in de Lijst, redelijk is voor de twee trappen.
Slotsom met betrekking tot de hiervoor besproken posten
5.15.
Gelet op hetgeen is overwogen in 5.5, moet ten aanzien van de hiervoor besproken posten worden beoordeeld of sprake is van een redelijke prijs als bedoeld in artikel 7:752 lid 1 BW. Op grond van dit artikel moet de aannemer als grondslag van zijn eis stellen en bij gemotiveerde betwisting bewijzen dat de door hem gevorderde prijs redelijk is (vgl. HR 21 juni 1968, NJ 1968, 290, en Hof Amsterdam, 28-10-2014, ECLI:NL:GHAMS:2014:4594). Bij het bepalen van de redelijke prijs dient rekening te worden gehouden met de door de aannemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen.
5.16.
[gedaagde01] c.s. hebben gemotiveerd betwist dat de door [eiser01] in rekening gebrachte prijzen voor de hiervoor besproken posten redelijk zijn. Dit betekent dat het - anders dan de behandelend rechter ter zitting in zijn voorlopig oordeel heeft aangegeven - aan [eiser01] c.s. is om te bewijzen, dat de door hen aan deze posten toegerekende prijzen redelijk zijn.
5.17.
In dit licht acht de rechtbank het noodzakelijk dat door een deskundige wordt vastgesteld wat als redelijke prijs in de zin van artikel 7:752 lid 1 BW heeft te gelden voor de hiervoor besproken posten. De rechtbank zal dus overgaan tot het benoemen van een deskundige. Partijen dienen echter eerst bij akte een voorstel te doen voor een deskundigenonderzoek, bestaande uit een lijst met aan de deskundige voor te leggen vragen. Het verdient de voorkeur dat partijen die vragen in overleg en gezamenlijk formuleren. Gezamenlijk kunnen partijen tevens een voorstel doen voor de te benoemen deskundige. Indien partijen daarover geen overeenstemming bereiken, heeft het geen zin dat zij namen van deskundigen noemen; in dat geval zal de rechtbank zelf een deskundige kiezen. [eiser01] c.s. moeten, ingevolge de hoofdregel van artikel 195 Rv, het nog vast te stellen voorschot op de kosten van de deskundige betalen.
Dubbele posten – overige
5.18.
Het geschil met betrekking tot de overige in het Overzicht genoemde dubbele posten heeft geen betrekking op de vraag of een redelijke prijs is overeengekomen. Het betreft de volgende posten:
Posten 92 (links) en 136 (rechts)
5.19.
Ter zitting is gebleken dat deze posten betrekking hebben op verschillende werkzaamheden. Post 92 ziet op metselwerk bij het trappenhuis en post 136 ziet op het plaatsen van een voorzetwand bij de trap, inclusief het afhakken van metselwerk. Het metselwerk van post 92 is door [gedaagde01] c.s. niet betwist, zodat deze post van € 1.000,00 terecht in rekening is gebracht. Dat [eiser01] de voorzetwand heeft geplaatst (waarvoor € 800,00 in rekening is gebracht) wordt door [gedaagde01] c.s. wel betwist. Het plaatsen van de voorzetwand voor € 800,00 wordt echter genoemd in het door [eiser01] c.s. als productie 8 bij dagvaarding overgelegde overzicht van de nog uit te voeren of af te maken werkzaamheden waarvoor een vaste aanneemsom is overeengekomen. De juistheid van dat overzicht is door [gedaagde01] c.s. niet betwist. In dat licht bezien, had het op de weg van [gedaagde01] c.s. gelegen hun verweer op dit punt met feiten en omstandigheden te onderbouwen. Dat hebben zij niet gedaan, zodat de rechtbank aan dat verweer voorbij zal gaan.
Post 114 (links) en 158 (rechts)
5.20.
Deze posten hebben betrekking op het afvoeren van puin. [gedaagde01] c.s. voeren aan dat [eiser01] deze kosten ten onrechte in rekening heeft gebracht omdat was afgesproken dat [gedaagde01] c.s. zelf zorg zouden dragen voor het wegbrengen van het afval. [eiser03] heeft deze afspraak ter zitting namens [eiser01] c.s. erkend. Maar volgens hem stond er op een gegeven moment zoveel afval dat [eiser01] zich genoodzaakt zag het afval - zonder voorafgaand overleg met [gedaagde01] c.s. - zelf weg te brengen.
5.21.
De rechtbank is van oordeel dat [eiser01] , gelet op de tussen partijen geldende afspraak, met [gedaagde01] c.s. in overleg had moeten treden om overeenstemming te bereiken over het afvoeren van het afval. Nu zij dat niet heeft gedaan, ontbreekt een grondslag voor het ter zake van het afvoeren van puin in rekening gebrachte bedrag. Van ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde01] c.s. is geen sprake nu [gedaagde01] c.s. onbetwist hebben gesteld dat zij het afval gratis konden wegbrengen naar het afvalstation. Dit leidt ertoe dat [eiser01] op dit punt geen kosten bij [gedaagde01] c.s. in rekening had mogen brengen.
Posten 7, 20, 35, 41, 47, 52, 56, 64, 90 (links) en post 157 (rechts)
5.22.
De genoemde posten links in het Overzicht hebben betrekking op de levering van 221 m2 gipsplaten. Deze posten worden door [gedaagde01] c.s. niet betwist. Post 157 rechts heeft betrekking op nog eens 149,8 m2 gipsplaten. Deze post wordt door [gedaagde01] c.s. wel betwist. Volgens [gedaagde01] c.s. is er in totaal niet meer dan 221 m2 aan gipsplaten geleverd. Zij baseren zich daarbij op het rapport van ZNEB.
5.23.
In het licht van de gemotiveerde betwisting door [gedaagde01] c.s. staat niet vast dat er 149,8 m2 extra gipsplaten zijn geleverd door [eiser01] . De bewijslast in dit kader rust op grond van de hoofdregel van artikel 150 Rv op [eiser01] c.s. [eiser01] c.s. zullen daarom bewijs moeten leveren van hun stelling dat 149,8 m2 extra gipsplaten is geleverd aan [gedaagde01] c.s.
Discutabele posten
5.24.
Thans komt de rechtbank toe aan de bespreking van de als “discutabele posten” aangemerkte posten in het Overzicht. Het betreft de volgende posten:
Post 133
5.25.
Post 133 betreft kosten in verband met aanpassingen die op verzoek van de monumentencommissie zijn uitgevoerd. Het gaat om de daklijsten die door [eiser01] oorspronkelijk in Rockpanel waren uitgevoerd. Dit bleek in strijd met de toepasselijke regels en na controle heeft de monumentencommissie gelast het Rockpanel te vervangen door hout. Dat heeft [eiser01] gedaan en daarvoor heeft zij € 2.600,- exclusief btw gerekend. [eiser01] c.s. stellen dat die kosten in alle redelijkheid bij [gedaagde01] c.s. in rekening gebracht kunnen worden, nu deze kosten ook bij [gedaagde01] c.s. in rekening zouden zijn gebracht als de door de monumentencommissie verzochte wijzigingen in een eerder stadium waren doorgevoerd.
5.26.
[gedaagde01] c.s. voeren aan dat de (extra) kosten van € 2.600,00 voor rekening van [eiser01] c.s. dienen te komen. Mede gelet op de gewekte verwachtingen omtrent de deskundigheid van [eiser01] bij het renoveren van monumentale panden kunnen de fouten die moesten worden hersteld volgens [gedaagde01] c.s. niet voor hun risico en rekening komen.
5.27.
De rechtbank is met [gedaagde01] c.s. van oordeel dat het bedrag van € 2.600,00 niet bij hen in rekening kan worden gebracht. [eiser01] c.s. hebben niet betwist
dat zij hadden moeten weten dat het niet was toegestaan om Rockpanel te gebruiken voor de daklijsten van het monumentale pand. Hun verweer dat deze kosten ook gemaakt zouden zijn als de daklijsten direct in hout waren uitgevoerd, snijdt geen hout. Immers, nu is er sprake van dubbele kosten, te weten de kosten van het aanbrengen van de Rockpanel daklijsten en de kosten van het verwijderen daarvan en het aanbrengen van de houten daklijsten. De rechtbank gaat ervan uit dat de laatstgenoemde kosten ongeveer gelijk zijn aan de eerstgenoemde kosten, te weten € 2.600,00, zodat uiteindelijk € 2.600,00 teveel in rekening is gebracht. Dat bedrag behoeven [gedaagde01] c.s. niet te betalen.
Post 162
5.28.
Deze post heeft betrekking op een extra/tweede toilet ten bedrage van € 425,70 exclusief btw. [eiser01] c.s. stellen dat een extra toilet is geplaatst. [gedaagde01] c.s. voeren aan dat deze post niet van toepassing is omdat deze niet is uitgevoerd via [eiser01] . De rechtbank zal [eiser01] c.s., op wie ingevolge de hoofdregel van artikel 150 Rv. de bewijslast rust, daarom in de gelegenheid stellen om bewijs te leveren van hun stelling dat een extra toilet is geplaatst door [eiser01] , althans door haar onderaannemer [naam01] .
Post 163
5.29.
Post 163 ziet op
“ [naam01] verrekening”en betreft een bedrag van € 1.919,50 exclusief btw. Volgens [eiser01] c.s. heeft dit betrekking op door [naam01] verrichte loodgieterswerkzaamheden. Volgens [gedaagde01] c.s. kan voor deze post niet meer dan € 694,00 exclusief btw in rekening worden gebracht. [eiser01] c.s. hebben op geen enkele wijze onderbouwd waarom het door hen genoemde bedrag juist is. Niet duidelijk is geworden op welke werkzaamheden deze post precies betrekking heeft. Daarmee hebben [eiser01] niet aan hun stelplicht voldaan. De rechtbank gaat daarom voor wat betreft deze post uit van het door [gedaagde01] c.s. erkende bedrag van € 694,00 exclusief btw.
Post 166
5.30.
Wat post 166 betreft discussiëren partijen over de kosten van vier rookmelders. Onbetwist is dat door [eiser01] vier rookmelders zijn geplaatst. Namens [gedaagde01] c.s. is echter ter zitting gesteld dat de noodzaak van drie extra rookmelders pas bleek nadat een vaste aanneemsom was overeengekomen voor de resterende werkzaamheden. Daarom moeten de kosten van die extra rookmelders volgens [gedaagde01] c.s. door [eiser01] worden gedragen.
5.31.
De rechtbank stelt vast dat de extra rookmelders niet zijn opgenomen in het overzicht van de werkzaamheden waarvoor een vaste aanneemsom is overeengekomen (productie 8 bij dagvaarding). Dit betekent dat voor de rookmelders geen vaste prijs is overeengekomen. [gedaagde01] c.s. zijn dus een redelijke prijs voor de rookmelders verschuldigd (artikel 7:752 lid 1 BW). De rechtbank begrijpt de stellingen van [eiser01] c.s. aldus dat zij de in rekening gebrachte prijs van € 668,43 exclusief btw redelijk achten. Dit is door [gedaagde01] c.s. niet betwist. Daarmee staat tussen partijen vast dat de in rekening gebrachte prijs van € 668,43 exclusief btw een redelijke prijs is. [gedaagde01] c.s. zijn dus gehouden deze prijs te betalen.
Posten 167 – 176
5.32.
Met betrekking tot de posten 167 tot en met 176 twisten partijen over de kosten (materialen en arbeidsloon) van aanpassingen aan de woning die op last van de gemeente zijn uitgevoerd. Dit betreft een drietal aanpassingen: het 60-minuten brandwerend maken van een wand tussen de winkel en de woning (waarvoor een extra laag gipsplaten moest worden aangebracht, dan wel de eerder door [eiser01] aangebrachte, dunne gipsplaten vervangen moesten worden door dikkere platen), het vervangen van een vurenhouten deurkozijn in die wand door een extra brandwerend kozijn, en het plaatsen van een brandveilige deur in dat nieuwe kozijn. Als gevolg van die aanpassingen heeft de architect de tekeningen moeten aanpassen, waarvoor ook kosten zijn gemaakt (dit is post 176).
5.33.
Volgens [gedaagde01] c.s. zijn deze al posten een rechtstreeks gevolg van een tekortkoming van [eiser01] en de architect. Die hadden immers moeten weten dat deze wand, het kozijn en de deur 60-minuten brandwerend gemaakt moesten worden. Om die reden kunnen de hieruit voortvloeiende kosten volgens [gedaagde01] c.s. niet voor hun rekening en risico komen.
5.34.
Volgens [eiser01] c.s. zouden de betreffende kosten ook zijn gemaakt als de betreffende wand, het kozijn en de deur direct waren uitgevoerd op de wijze zoals door de gemeente geëist. De kosten zijn daarom terecht bij [gedaagde01] c.s. in rekening gebracht, aldus [eiser01] c.s.
5.35.
Voor wat betreft de kosten van het aanbrengen van een extra laag gipsplaten dan wel het vervangen van de gipsplaten, het vervangen van het vurenhouten kozijn en het aanpassen van de tekeningen is de rechtbank van oordeel dat, zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet valt in te zien waarom die kosten voor rekening van [gedaagde01] c.s. moeten komen. De rechtbank is met [gedaagde01] c.s. van oordeel dat [eiser01] en de architect, als deskundigen op het gebied van woning(ver)bouw, hadden moeten weten dat de wand tussen de winkel en de woning, evenals het kozijn en de deur, extra brandwerend gemaakt moesten worden, en dat zij dit dus direct goed hadden moeten doen. Dit is ook door [eiser01] c.s. niet betwist.
5.36.
Het verweer van [eiser01] c.s. dat deze kosten ook zouden zijn gemaakt als de betreffende wand, het kozijn en de deur direct waren uitgevoerd op de wijze zoals door de gemeente geëist, snijdt geen hout. Immers, indien de architect de wand, het kozijn en de deur direct als 60-minuten brandwerend had opgenomen in de tekeningen, dan zou er geen noodzaak zijn geweest om nieuwe tekeningen te maken. En als [eiser01] de wand en het kozijn direct 60-minuten brandwerend had uitgevoerd, zou er geen noodzaak zijn geweest om de gipsplaten te vervangen of een extra laag gipsplaten aan te brengen en zou er geen noodzaak zijn geweest om het vurenhouten deurkozijn te vervangen. De kosten van die extra werkzaamheden kunnen dan ook niet ten laste van [gedaagde01] c.s. worden gebracht
5.37.
Wat betreft de brandwerende deur is ter zitting gebleken dat nog geen deur was geplaatst toen de gemeente kwam inspecteren. Hier is dus geen sprake van herstel van een fout. [gedaagde01] c.s. zullen daarom de kosten voor de brandwerende deur (posten 167-170) van € 292,83 plus btw aan [eiser01] c.s. moeten voldoen. Ook het arbeidsloon in verband met het plaatsen van de deur moet door [gedaagde01] c.s. worden betaald. Nu [eiser01] c.s. geen uitsplitsing hebben gemaakt van het arbeidsloon, zal de rechtbank een schatting maken van het arbeidsloon gemoeid met het plaatsen van de deur. In totaal heeft [eiser01] voor het vervangen van de gipsplaten (dan wel het aanbrengen van extra gipsplaten), het vervangen van het kozijn en het plaatsen van de deur € 1.102,50 exclusief btw aan arbeidsloon in rekening gebracht. De rechtbank begroot het arbeidsloon in verband met het plaatsen van de deur op een derde van dat bedrag, derhalve op € 367,50 exclusief btw. [gedaagde01] c.s. moeten dus in totaal (€ 292,83 + € 367,50 = ) € 660,33 aan [eiser01] . betalen in verband met de posten 167 tot en met 176.
Ondeugdelijk werk?
5.38.
De rechtbank zal tot slot de door [gedaagde01] c.s. gestelde gebreken bespreken. Volgens [gedaagde01] c.s. heeft [eiser01] haar werk op een drietal punten niet deugdelijk uitgevoerd. Het betreft de winkelpui, de boeiboorden, en het deurkozijn van de kinderkamer op zolder.
De winkelpui
5.39.
Aan de hand van het rapport van ZNEB van 21 juli 2020 stellen [gedaagde01] c.s. dat de winkelpui gebreken vertoont. Zo zouden onder andere de stijlen niet goed aansluiten en openingen niet zijn opgevuld. De kosten voor het herstellen van de pui begroten [gedaagde01] c.s. op basis van de rapportage van ZNEB op € 1.296,00 inclusief btw. Dit bedrag zal volgens hen in mindering moeten strekken op een eventueel bedrag dat zij nog aan [eiser01] c.s. dienen te voldoen.
5.40.
[eiser01] c.s. hebben de gestelde gebreken aan de winkelpui niet betwist. Integendeel: ter zitting heeft [eiser03] namens [eiser01] c.s. verklaard:
“dat zal dan wel zo zijn”. Het bedrag van € 1.296,00 inclusief btw, dat qua hoogte niet is betwist, zal daarom voor verrekening in aanmerking komen.
Boeiboorden
5.41.
[gedaagde01] c.s. stellen dat de kunststof boeiboorden en de zinken boeiboorden op het dak vervangen moeten worden door houten boeiboorden om aan de vergunningseisen van de gemeente Gorinchem te voldoen. Onder verwijzing naar het rapport van ZNEB stellen zij dat de kosten hiervan € 1.570,- inclusief btw bedragen.
5.42.
Ter zitting is gebleken dat de kunststof boeiboorden reeds vervangen zijn (dit valt onder post 133) zodat dit geschilpunt nog slechts betrekking heeft op de zinken boeiboorden. [eiser01] c.s. hebben ter zitting betwist dat het een eis is dat het zink wordt vervangen door hout. Volgens [eiser01] c.s. wordt zink veel gebruikt in monumenten. Gelet op deze gemotiveerde betwisting is bewijslevering nodig om vast te stellen of de tegenvordering van [gedaagde01] c.s. gegrond is. Of aan [gedaagde01] c.s. een beroep op verrekening toekomt is dus niet eenvoudig vast te stellen. De rechtbank zal het beroep van [gedaagde01] c.s. op verrekening van deze tegenvordering daarom, met toepassing van artikel 6:136 BW, passeren.
Het deurkozijn op zolder
5.43.
Het derde door [gedaagde01] c.s. gestelde gebrek betreft een scheef geplaatst deurkozijn in de kinderkamer op zolder. [gedaagde01] c.s. stellen de schade als gevolg van dit gebrek, op basis van het rapport van ZNEB, op € 650,00 inclusief btw. [gedaagde01] c.s. hebben dit gebrek (evenals de twee andere gestelde gebreken) niet bij conclusie van antwoord aangevoerd, en ter zitting is weliswaar door de advocaat van [gedaagde01] c.s. in algemene termen verwezen naar de door ZNEB geconstateerde gebreken maar is dit specifieke gebrek (anders dan de twee andere door [gedaagde01] c.s. gestelde gebreken) niet besproken. Daarom zal de rechtbank [eiser01] c.s. in de gelegenheid stellen te reageren op de stelling van [gedaagde01] c.s. dat het deurkozijn in de kinderkamer scheef is geplaatst en dat de schade als gevolg van dit gebrek € 650,00 inclusief btw bedraagt.
Slotsom
5.44.
Het voorgaande leidt tot de volgende slotsom:
  • ten aanzien van de navolgende posten zal een deskundige moeten vaststellen wat als redelijke prijs in de zin van artikel 7:752 lid 1 BW heeft te gelden: (i) de posten 8, 58, 66 en 129, (ii) de posten 10, 12, 125 en 130, (iii) de posten 27, 73 en 160, (iv) de posten 79 en 128, (v) de posten 91 en 126, (vi) de posten 93 en 131,132,146 en 147, (vii) de posten 115 en 137 en 138 en (viii) post 127;
  • ten aanzien van de posten 157 en 162 is bewijslevering door [eiser01] c.s. nodig;
  • ten aanzien van de post “deurkozijn op zolder” zullen [eiser01] c.s. in de gelegenheid worden gesteld te reageren op de stellingen van [gedaagde01] c.s.
5.45.
In afwachting van het deskundigenonderzoek en de bewijslevering en de reactie van [eiser01] c.s. aangaande de post “deurkozijn op zolder” zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van
5 april 2023voor het nemen van aktes door beide partijen over hetgeen is vermeld onder 5.17 en een akte door [eiser01] c.s. omtrent hetgeen is vermeld in 5.43;
6.2.
draagt aan [eiser01] c.s. het bewijs op van hun stellingen vermeld in 5.23 en 5.28;
6.3.
bepaalt dat indien [eiser01] c.s. bewijs willen leveren door het doen horen van getuigen, deze zullen worden gehoord in het gerechtsgebouw te Rotterdam aan het Wilhelminaplein 100/125, op de terechtzitting van mr. W.A.M. Schellekens;
6.4.
bepaalt dat [eiser01] c.s., indien zij getuigen willen laten horen, binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk aan de rechtbank -
Administratie haven en handel, afdeling planningsadministratie, kamer E13.31, Postbus 50954, 3007 BR Rotterdam- de namens hen te horen getuigen en de verhinderdagen van de getuigen, van alle partijen en hun advocaten in de maanden
mei 2023 tot en met juli 2023moeten opgeven, waarna dag en uur van het getuigenverhoor zullen worden bepaald;
6.5.
bepaalt dat [eiser01] c.s., indien zij het bewijs niet (uitsluitend) door getuigen willen leveren maar (ook) door een ander bewijsmiddel, zij dat bewijs bij de in 6.1 genoemde akte in het geding moeten brengen;
6.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.A.M. Schellekens. Het is getekend door de rolrechter en in het openbaar uitgesproken op 22 februari 2023.
3645/1977/2054/3310