Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- het eindvonnis in het door [gedaagde01] gestarte proceskostenzekerheidsincident van 19 januari 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- het tussenvonnis in het door [eiseres01] gestarte incident op grond van artikel 223 Rv van 29 juni 2022 en de daarin genoemde processtukken;
- de brieven van de rechtbank van 8 september 2022 waarmee partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
- de brieven van de rechtbank van 4 oktober 2022 met een zittingsagenda;
- de akte overlegging producties van [gedaagde01] met producties 15 tot en met 23;
- de akte inbrengen producties tevens akte tot vermeerdering van eis tevens conclusie van antwoord in reconventie van [eiseres01] met producties 18 tot en met 24;
- de brief van 11 oktober 2022 van [eiseres01] met productie 25;
- de mondelinge behandeling van 17 oktober 2022;
- de ter zitting overgelegde spreekaantekeningen van beide zijden, waaronder de door [naam01] , statutair bestuurder van [gedaagde01] , ter zitting voorgedragen aantekeningen met het opschrift “Uitleg No Cure No Pay en verdeling werkzaamheden”.
2.De feiten
3.Het geschil in conventie in de hoofdzaak
€ 119.867,36 (te weten de som van haar facturen met betrekking tot de categorieën A, B en D van productie 10), te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de factuurdata, althans vanaf een door de rechtbank te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening, te voldoen binnen twee weken na dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
€ 500,-- per dag of gedeelte van een dag daaronder begrepen, zolang [gedaagde01] weigert aan de vordering onder IV te voldoen;
4.Het geschil in reconventie in de hoofdzaak
5.Het geschil in het incident op grond van artikel 223 Rv
6.De beoordeling
in conventie en in reconventie
- A) voor op 25 mei 2020 reeds afgeronde en gefactureerde subsidietrajecten,
- B) voor op 25 mei 2020 nog niet afgeronde maar wel reeds gefactureerde subsidietrajecten en
€ 1.973,67 (€ 875,00 + 1%
×€ 109.867,36 (= € 119.867.36 minus € 10.000,00)). Het aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderde bedrag van € 1.773,22 zal dan ook worden toegewezen.
7.De beslissing
€ 119.867,36, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente daarover vanaf de factuurdata (zoals blijkend voor de facturen binnen de categorieën A, B en D als genoemd in productie 10 bij dagvaarding) tot aan de dag van algehele voldoening, te voldoen binnen twee weken na dit vonnis, tegen behoorlijk bewijs van kwijting;
€ 500,-- (zegge: vijfhonderd euro) per dag of gedeelte van een dag daaronder begrepen, dat [gedaagde01] niet aan de hierboven onder 7.2 genoemde veroordeling voldoet, tot een maximum van € 50.000,-- (zegge: vijftigduizend euro);
(= € 259,17 + € 253,29 + € 92,02);
€ 1.773,22 aan buitengerechtelijke incassokosten;