ECLI:NL:RBROT:2023:132

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
C/10/636454 / HA ZA 22-295
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending zorgplicht hypotheekadviseur en bescherming persoonsgegevens

In deze zaak heeft eiser, aangeduid als [eiser01], een vordering ingesteld tegen de besloten vennootschap HYPOTHEEKPLATFORM B.V. (HPF) wegens vermeende schending van de zorgplicht door de hypotheekadviseur en schending van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Eiser verwijt HPF dat zij niet heeft gehandeld conform de normen van een professioneel hypotheekadviseur en dat zijn persoonsgegevens zonder toestemming zijn gedeeld met Woonbron, de verkopende partij van de woning. De rechtbank heeft op 11 januari 2023 geoordeeld dat HPF niet tekort is geschoten in haar zorgplicht en dat de vorderingen van eiser, zowel voor materiële als immateriële schadevergoeding, worden afgewezen. De rechtbank concludeert dat de samenwerking tussen HPF en Woonbron niet heeft geleid tot een schending van de zorgplicht en dat de verstrekking van persoonsgegevens aan Woonbron gerechtvaardigd was in het kader van de hypotheekverlening. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd voor de gestelde schade en de rechtbank wijst de vorderingen af, waarbij eiser wordt veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/636454 / HA ZA 22-295
Vonnis van 11 januari 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat mr. U. Karatas te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HYPOTHEEKPLATFORM B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
gedaagde,
advocaat mr. M.J.G. Boender-Lamers te Rotterdam.
Partijen worden hierna [eiser01] en HPF genoemd.

1.De zaak in het kort

HPF heeft [eiser01] geadviseerd over het aangaan van een hypothecaire geldlening. [eiser01] verwijt HPF dat zij zich daarbij niet heeft gedragen naar de norm van een professioneel handelende hypotheekadviseur. HPF heeft daarmee volgens [eiser01] haar zorgplicht geschonden. De rechtbank volgt dit standpunt van [eiser01] niet en wijst de schadevergoeding die hij heeft gevorderd af. [eiser01] vordert ook schadevergoeding omdat hij meent dat HPF in strijd heeft gehandeld met de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) en/of de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Ook dit standpunt van [eiser01] volgt de rechtbank niet en wijst de gevorderde vergoeding van materiele en immateriële schade af.

2.De procedure

2.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
- de dagvaarding van 18 februari 2022, met producties 1-47;
- het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 16 maart 2022 waarbij de zaak is verwezen naar de handelskamer;
- het exploot van 31 maart 2022 waarbij de dagvaarding van 18 februari 2022 en het vonnis van 16 maart 2022 aan HPF is betekend;
- de conclusie van antwoord, met producties 1-4;
- de brief van de rechtbank van 24 juni 2022 waarbij partijen zijn opgeroepen voor een mondelinge behandeling;
- de brief van de rechtbank van 19 september 2022 met een zittingsagenda;
- de op 5 oktober 2022 ontvangen akte overleggen producties van [eiser01] , met producties 48-58;
2.2.
Op 13 oktober 2022 vond de mondelinge behandeling plaats ter gelegenheid waarvan mr. Karatas aantekeningen mondelinge behandeling heeft voorgedragen.
2.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser01] kreeg in oktober 2010 interesse in de aankoop van een woning aan de [adres01] te Rotterdam (hierna: de woning), welke woning door stichting Woonbron (hierna: Woonbron) te koop werd aangeboden en waarbij Woonbron Makelaars als verkopend makelaar optrad.
3.2.
De woning werd door Woonbron verkocht onder Koopgarant voorwaarden. Dit houdt in dat er een korting werd verleend op de koopprijs van de woning en dat er een terugkoopverplichting voor Woonbron gold, waarbij eventuele winsten en verliezen gedeeld zouden worden.
3.3.
HPF was betrokken bij de totstandkoming van de hypothecaire geldlening van [eiser01] ten behoeve van de aankoop van de woning.
3.4.
HPF en Woonbron Makelaars waren in 2010 en 2011 in hetzelfde bedrijfspand gevestigd.
3.5.
Op 19 oktober 2010 ontving [eiser01] een e-mail die is verstuurd vanaf het e-mailadres woonbron@hpf.nl met als onderwerp ‘Bevestiging Afspraak HypotheekPlatform’. Als bijlage is het Dienstverleningsdocument Woonbron bijgevoegd. De inhoud van de e-mail luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Naar aanleiding van ons prettige telefoongesprek bevestigen wij hierbij de gemaakte afspraak. Op maandag 25 oktober 2010 om 15:00 uur verwachten wij u op het kantoor van Woonbron Makelaars te Rotterdam. (…)
Met vriendelijke groet,
[naam01]
HypotheekPlatform BV”
3.6.
Op 25 oktober 2010 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser01] en de heer [naam02] (hierna: [naam02] ), hypotheekadviseur bij HPF.
3.7.
Op 10 februari 2011 ontving [eiser01] opnieuw een e-mail vanaf het e-mailadres woonbron@hpf.nl. De inhoud van deze e-mail luidt, voor zover van belang, als volgt:
“Naar aanleiding van ons prettige telefoongesprek bevestigen wij u hierbij de gemaakte afspraak met onze hypotheekadviseur de heer [naam02] .
Op 11-02-2011 om 13:00 verwachten wij u op het kantoor van Woonbron Makelaars te Rotterdam.”
3.8.
Op 11 februari 2011 vond een tweede gesprek plaats tussen [eiser01] en [naam02] .
3.9.
HPF heeft naar aanleiding van de gesprekken met [eiser01] en de door hem verstrekte informatie een hypotheekadvies opgesteld. Dit advies dateert van 21 februari 2011.
3.10.
Per e-mail van 23 februari 2011 heeft makelaar [naam03] van Woonbron Makelaars diverse stukken, waaronder de koopovereenkomst en de koopgarantbepalingen aan [eiser01] toegestuurd ten behoeve van de koop van de woning. Tevens is [eiser01] meegedeeld dat hij voor eventuele vragen of het maken van een afspraak voor nadere uitleg, contact kan opnemen met [naam03] .
3.11.
Op 1 maart 2011 heeft de Rabobank een hypotheekofferte aan [eiser01] verstrekt, inclusief een Nationale Hypotheek Garantie. Deze offerte heeft [eiser01] geaccepteerd en vervolgens is de woning op 31 maart 2011 aan [eiser01] geleverd met een hypotheek van de Rabobank.
3.12.
In maart 2017 bood [eiser01] conform de aanbiedingsplicht de woning weer aan Woonbron aan.
3.13.
Op 24 mei 2017 is [eiser01] onder protest akkoord gegaan met de door Woonbron berekende terugkoopprijs, waarna [eiser01] een restschuld had van ongeveer € 29.500,00. Deze restschuld is door de Nationale Hypotheek Garantie kwijtgescholden.
3.14.
Na terugkoop van de woning door Woonbron is [eiser01] een procedure gestart tegen Woonbron. Woonbron bracht onder meer de volgende stukken in het geding:
  • de berekening die is gemaakt voor de financiering en de adviessamenstelling opgesteld door [naam02] ;
  • het hypotheekaanvraagformulier;
  • de afstandsverklaring hypotheekbescherming;
  • de offerte van de Rabobank.

4.Het geschil

4.1.
[eiser01] vordert dat de rechtbank, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Voor recht verklaart dat HPF de AVG en/of de Wet bescherming persoonsgegevens heeft geschonden door zonder toestemming van [eiser01] zijn persoonsgegevens, althans informatie die enkel hem aangaat, te delen met Woonbron en/of te verstrekken aan Woonbron, of althans voor recht te verklaren dat HPF jegens [eiser01] onrechtmatig heeft gehandeld door zonder zijn toestemming persoonsgegevens te delen en/of te verstrekken aan Woonbron.
II. Voor recht verklaart dat HPF wegens de AVG en/of Wbp schending gehouden is de materiele en immateriële schade die [eiser01] als gevolg daarvan lijdt, aan hem te vergoeden.
III. HPF veroordeelt aan [eiser01] te betalen als schadevergoeding wegens de AVG en/of Wbp schending, of althans wegens de onrechtmatige daad die daaruit voortvloeit, een bedrag van € 5.675,00 aan materiele schade en € 2.500,00 aan smartengeld, althans een door de rechtbank te bepalen bedrag aan smartengeldvergoeding.
IV. Voor recht verklaart dat HPF jegens [eiser01] als hypotheekadviseur toerekenbaar is tekortgeschoten, althans onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser01] .
V. HPF veroordeelt tot vergoeding van de schade van [eiser01] wegens het tekortschieten jegens [eiser01] en/of wegens de onrechtmatige daad van HPF jegens [eiser01] en die schade te bepalen op € 133.319,38, althans subsidiair de zaak op dit onderdeel te verwijzen naar de schadestaatprocedure.
VI. HPF veroordeelt in de kosten van het geding.
4.2.
HPF voert verweer en concludeert tot niet-ontvankelijk verklaring van [eiser01] , althans tot afwijzing van zijn vorderingen, met veroordeling van [eiser01] in de kosten van het geding, vermeerderd met wettelijke rente en uitvoerbaar bij voorraad.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

Schending zorgplicht?

5.1.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat HPF toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst waarbij HPF optrad als hypotheekadviseur voor [eiser01] . Volgens [eiser01] is HPF niet als een redelijk bekwaam en redelijk handelend hypotheekadviseur te werk gegaan en heeft zij daarmee haar zorgplicht jegens [eiser01] geschonden.
5.2.
[eiser01] verwijt HPF dat zij niet zijn belangen voorop heeft gesteld maar de belangen van Woonbron Makelaars, met wie zij een zeer innige samenwerking had. Deze zeer innige samenwerking blijkt volgens [eiser01] uit de onder 3.5 en 3.7 aangehaalde e-mailbevestigingen, de afspraken op het kantoor van Woonbron Makelaars en het dienstverlengingsdocument (productie 9, dgv) waarin staat vermeld dat HPF aan Woonbron Makelaars een vergoeding betaalt voor het verwijzen van klanten door Woonbron Makelaars naar HPF. De samenwerking tussen HPF en Woonbron Makelaars heeft ertoe geleid dat Woonbron en Woonbron Makelaars bewust buiten beeld werden gehouden door HPF. Als gevolg hiervan heeft [eiser01] geen informatie over de koopgarantbepalingen ontvangen en is volgens [eiser01] zijn recht op een eerlijk en onafhankelijk financieel advies geschonden.
5.3.
De rechtbank volgt [eiser01] niet in zijn stelling dat zijn recht op een onafhankelijk hypotheekadvies is geschonden en overweegt daartoe als volgt.
5.3.1.
De aankoop van de woning en de financiering daarvan, zijn twee gescheiden trajecten. Bij het traject van de aankoop was Woonbron Makelaars betrokken. Het advies over de financiering werd door HPF verzorgd. Mogelijk was het voor [eiser01] in het eerste contact met HPF niet duidelijk dat hij niet met een medewerker van Woonbron Makelaars maar met een medewerker van HPF had gesproken. Op 19 oktober 2010 ontving [eiser01] immers een e-mail vanaf het e-mailadres woonbron@hpf.nl waarin stond vermeld dat hij verwacht werd op het kantoor van Woonbron Makelaars. Er waren echter ook aanwijzingen dat de e-mail wel van HPF afkomstig was, gelet op het onderwerp ‘Bevestiging Afspraak HypotheekPlatform’ en het feit dat de mail is ondertekend door een medewerker van HPF. Voor zover het [eiser01] tijdens het gesprek op 25 oktober 2010 niet duidelijk was dat hij met een hypotheekadviseur had gesproken, had hem dat in elk geval duidelijk moeten zijn op het moment dat hem op 10 februari 2011 per e-mail werd bevestigd dat hij de volgende dag een afspraak had met ‘onze hypotheekadviseur de heer [naam02] ’.
5.3.2.
Tussen HPF en Woonbron Makelaars bestond een vorm van samenwerking doordat HPF een vergoeding betaalde voor het verwijzen van klanten door Woonbron Makelaars naar HPF. Dit brengt echter niet zonder meer met zich dat HPF geen onafhankelijk hypotheekadvies kon verzorgen of dat zij de belangen van Woonbron Makelaars boven de belangen van [eiser01] stelde. [eiser01] heeft ook niet nader onderbouwd dat deze samenwerking ertoe heeft geleid dat HPF niet onafhankelijk kon adviseren.
5.3.3.
Evenmin heeft de samenwerking tussen Woonbron Makelaars en HPF ertoe geleid dat Woonbron Makelaars buiten beeld werd gehouden. Het staat immers vast dat [eiser01] op 23 februari 2011 een e-mail van makelaar [naam03] ontving waarbij hem alle stukken zijn toegestuurd die verband hielden met de aankoop van de woning. Bij deze stukken bevonden zich ook de koopgarantbepalingen. Voor zover hem deze bepalingen niet duidelijk waren, had [eiser01] contact op kunnen nemen met [naam03] , zo blijkt uit zijn e-mail. Of [eiser01] al dan niet voldoende is geadviseerd over de koopgarantbepalingen, valt echter buiten het bestek van deze zaak omdat het op weg van Woonbron Makelaars lag om [eiser01] daarover te adviseren en niet op de weg van HPF. Wat [eiser01] verder heeft aangevoerd over de koopgarantbepalingen, bespreekt de rechtbank dan ook niet.
5.4.
[eiser01] maakt HPF voorts een aantal verwijten die met name verband houden met het financiële gedeelte van het hypotheekadvies dat HPF verstrekte.
5.4.1.
In de eerste plaats stelt [eiser01] dat uit de hypotheekofferte van de Rabobank blijkt dat een originele werkgeversverklaring nodig was waaruit bleek dat het bruto jaarinkomen van [eiser01] minimaal € 41.881,00 bedroeg. In de werkgeversverklaring stond echter vermeld dat de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd bij beëindiging daarvan bij gelijkblijvend functioneren en ongewijzigde bedrijfsomstandigheden wordt opgevolgd door een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. HPF had moeten opmerken dat de werkgeversverklaring niet aan de eisen voldeed die de Rabobank daaraan stelde.
5.4.2.
In de tweede plaats heeft HPF commissiebetalingen en toeslagbetalingen betrokken bij de berekening van de hoogte van het inkomen dat [eiser01] bij zijn tweede werkgever T-Mobile verdiende. Met deze extra betalingen had HPF echter geen rekening mogen houden omdat dergelijke extra’s in geval van bijvoorbeeld ziekmelding wegvallen.
5.4.3.
In de derde plaats had [naam02] bij zijn hypotheekadvisering de omstandigheid moeten meewegen dat toewijzing van de hypotheek zou betekenen dat [eiser01] , zonder enig uitzicht op verhoging van loon, de daaropvolgende jaren ten minste 50 uur per week moest blijven werken om zijn maandlasten te kunnen betalen. [naam02] kon overzien dat dit op termijn slecht zou zijn voor de gezondheid van [eiser01] . De Rabobank zou de hypotheekaanvraag ook niet goedgekeurd hebben als zij ervan op de hoogte was geweest dat [eiser01] meer dan 45 uur per week werkte. [eiser01] verwijt HPF dan ook dat zij voor de Rabobank heeft verzwegen dat [eiser01] meer dan 45 uur per week werkte.
5.5.
De rechtbank is van oordeel dat geen van de verwijten van [eiser01] tot de conclusie kunnen leiden dat HPF haar zorgplicht jegens [eiser01] heeft geschonden.
De rechtbank stelt daarbij allereerst voorop dat de beslissing om een hypothecaire lening aan [eiser01] te verstrekken, is genomen door de Rabobank op basis van informatie die zij heeft over een hypotheeknemer. De Rabobank heeft een hypotheekofferte opgesteld naar aanleiding van de hypotheekaanvraag door [eiser01] en de daarin door HPF opgenomen informatie. De Rabobank heeft vervolgens een offerte verstrekt onder voorbehoud van nadere, door HPF aan de Rabobank toe te sturen stukken. HPF heeft onweersproken aangevoerd dat zij naar aanleiding van de offerte twee werkgeversverklaringen heeft verzonden aan de Rabobank, te weten van de gemeente Rotterdam en van T-Mobile, loonstroken en nog andere door de Rabobank gevraagde informatie. De Rabobank heeft vervolgens een hypotheek aan [eiser01] verstrekt. Daaruit leidt de rechtbank af dat de informatie die HPF aan de Rabobank heeft verstrekt voldoende zekerheid aan de Rabobank bood om de geoffreerde hypotheek daadwerkelijk te verlenen. Het was dan ook de Rabobank die genoegen nam met de twee werkgeversverklaringen, ook al bleek uit die verklaringen niet dat [eiser01] een contract voor onbepaalde tijd had bij zijn beide werkgevers. De Rabobank heeft eveneens genoegen genomen met de salarisinformatie, waarin zowel het basisloon van [eiser01] was vermeld alsmede zijn extra (commissie-)betalingen. Uit de ‘Toelichting AFP’ van de Rabobank, die [eiser01] als productie 53 in het geding heeft gebracht, blijkt vervolgens dat de Rabobank bij de hypotheekverlening ervan is uitgegaan dat [eiser01] 45 uur per week werkte. Volgens HPF was dat het aantal uren dat [eiser01] volgens de werkgeversverklaringen in totaal werkte. Het had vervolgens op de weg van [eiser01] gelegen om zijn stelling, dat hij meer dan 45 uur werkte, nader te onderbouwen, wat hij niet heeft gedaan. Dat [eiser01] meer dan 45 uur werkte per week en dat ook aan HPF heeft meegedeeld, is daarmee niet vast komen te staan. Maar zelfs indien [eiser01] wel meer dan 45 uur per week werkte en dit ook heeft meegedeeld aan HPF, valt niet in te zien dat HPF het aantal uren boven de 45 uur buiten beeld zou houden om een hypotheek verstrekt te krijgen van de Rabobank.
5.6.
Wat hiervoor is overwogen leidt tot de conclusie dat HPF haar zorgplicht jegens [eiser01] niet heeft geschonden en dus niet tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst met [eiser01] . Het leidt evenmin tot het oordeel dat HPF onrechtmatig jegens [eiser01] heeft gehandeld. Dit betekent dat de stellingen die [eiser01] heeft aangevoerd in het kader van de schade die hij stelt te hebben geleden, onbesproken blijven.
5.7.
HPF heeft nog aangevoerd dat [eiser01] niet tijdig heeft geklaagd en om die reden op grond van artikel 6:89 BW geen beroep meer kan doen op een gebrek in de prestatie van HPF. Dit verweer blijft onbesproken omdat de rechtbank oordeelt dat geen sprake is van een gebrek in de prestatie van HPF.
Schending AVG/Wbp?
5.8.
[eiser01] stelt dat HPF de AVG of de Wbp heeft geschonden door zonder zijn toestemming en zonder een gerechtvaardigde reden, vertrouwelijke documenten aan Woonbron te verstrekken. Hierdoor acht [eiser01] zich in zijn persoonlijke levenssfeer aangetast. Door de documenten aan Woonbron te verstrekken, heeft HPF Woonbron in een zeer ongelijke procespositie gebracht jegens [eiser01] . Als gevolg daarvan heeft [eiser01] de procedure tegen Woonbron in eerste aanleg en in hoger beroep verloren.
5.9.
HPF heeft aangevoerd dat zij de documenten met Woonbron heeft gedeeld in het kader van de totstandkoming van de hypotheek, meer in het bijzonder in verband met het opstellen van de koopakte. [eiser01] heeft een en ander niet weersproken. De rechtbank gaat hier dan ook van uit.
5.10.
In de eerste plaats moet de rechtbank beoordelen of de AVG of de Wbp van toepassing is. De hypotheek is in 2011 verstrekt. Op dat moment was de Wbp van toepassing. Uit artikel 8 aanhef en onder b Wbp volgt dat persoonsgegevens slechts mogen worden verwerkt indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de uitvoering van een overeenkomst waarbij de betrokkene partij is. In het licht van deze bepaling ligt het voor de hand dat HPF de hypotheekofferte van de Rabobank met Woonbron deelt. HPF heeft in dit kader ook onweersproken aangevoerd dat de hoogte van de hypotheek van belang was om goedkeuring van Woonbron te krijgen voor aankoop van de woning conform de Woonbron-regeling. HPF heeft echter ook de financieringsberekening en de adviessamenvatting van [naam02] , het hypotheekaanvraagformulier en de afstandsverklaring hypotheekbescherming met Woonbron gedeeld. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien om welke reden HPF deze documenten met Woonbron heeft gedeeld. Dit levert dan ook een schending van het recht op bescherming van persoonsgegevens op.
5.11.
Vervolgens komt de vraag aan de orde of [eiser01] schade heeft geleden.
5.11.1.
De materiele schade die voortvloeit uit het verlies van de procedures bij de rechtbank en het hof bedraagt volgens [eiser01] € 5.675,00, bestaande uit de kostenveroordelingen uit beide procedures.
HPF betwist dat [eiser01] de procedures tegen Woonbron heeft verloren als gevolg van de informatie over de hypotheekaanvraag die HPF met Woonbron heeft gedeeld. De rechtbank en het hof hebben volgens HPF vastgesteld dat [eiser01] geen schade heeft geleden en op grond daarvan zijn vorderingen afgewezen. [eiser01] heeft ook niet aangetoond dat hij de proceskostenveroordelingen aan Woonbron heeft betaald.
Gelet op deze gemotiveerde betwisting, had het op de weg van [eiser01] gelegen om het causaal verband tussen het delen van informatie en het verliezen van de procedures, nader te onderbouwen, wat [eiser01] heeft nagelaten. Hij heeft dit deel van zijn vordering dan ook onvoldoende onderbouwd. De gevorderde materiele schadevergoeding wordt om die reden afgewezen.
5.11.2.
Door de confrontatie met zijn gegevens in de processtukken van Woonbron, stelt [eiser01] dat hij ook geestelijk letsel heeft opgelopen. In een periode waarin [eiser01] al arbeidsongeschikt was, heeft de inbreuk op zijn persoonlijke levenssfeer door HPF er bij [eiser01] enorm ingehakt. [eiser01] vordert om die reden een schadevergoeding van € 2.500,00.
HPF voert aan dat nergens uit blijkt dat [eiser01] geestelijk letsel heeft opgelopen en betwist dat dit letsel in verband staat met het delen van persoonlijke informatie aan Woonbron door HPF.
5.11.3.
De rechtbank overweegt als volgt.
Voor nadeel dat niet in vermogensschade bestaat, heeft de benadeelde recht op een naar billijkheid vast te stellen schadevergoeding indien de benadeelde lichamelijk letsel heeft opgelopen, in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast (artikel 6:106 aanhef en onder b BW). De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [eiser01] dat hij op andere wijze in zijn persoon is aangetast. Het uitgangspunt is dat [eiser01] met concrete gegevens moet onderbouwen dat hij is aangetast in zijn persoon. In voorkomend geval kunnen de aard en de ernst van de normschending echter meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De enkele schending van een fundamenteel recht is daartoe niet voldoende (ECLI:NL:HR:2019:376).
5.11.4.
[eiser01] heeft de aantasting in de persoon niet met concrete gegevens onderbouwd.
Beoordeeld moet daarom worden of de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is. Het fundamentele recht van [eiser01] op bescherming van zijn persoonsgegevens is weliswaar geschonden maar dat is, zoals hiervoor overwogen, onvoldoende om te oordelen dat de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de nadelige gevolgen daarvan zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. Daarbij geldt dat van de door HPF met Woonbron gedeelde financiële informatie ook niet zonder meer gezegd kan worden dat het delen van deze informatie zo ernstig is dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen. De gevorderde immateriële schadevergoeding van € 2.500,00 wordt daarom ook afgewezen.
5.11.5.
Nu de rechtbank de schadevergoedingsvorderingen van [eiser01] afwijst en gesteld noch gebleken is dat hij een (ander) belang heeft bij het verkrijgen van de gevorderde verklaring voor recht, zal de rechtbank de verklaring voor recht afwijzen.
Proceskosten
5.12.
[eiser01] wordt als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten veroordeeld. De kosten aan de zijde van HPF worden begroot op:
- griffierecht € 5.737,00
- salaris advocaat €
3.540,00(2,0 punten × tarief € 1.770,00)
Totaal € 9.277,00
Hier kan nog een bedrag bijkomen in verband met nakosten. In dit vonnis hoeft hierover geen aparte beslissing te worden genomen (ECLI:NL:HR:2022:853).

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
wijst de vorderingen af,
6.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van HPF tot op heden begroot op € 9.277,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Witkamp en in het openbaar uitgesproken op 11 januari 2023.
3078/2054