ECLI:NL:RBROT:2023:12991

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 november 2023
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
ROT 22/2169
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de afwijzing van een WIA-uitkering en de vaststelling van arbeidsongeschiktheid

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Rotterdam het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om een WIA-uitkering. Het UWV had de aanvraag op 9 april 2021 afgewezen, en het bestreden besluit van 25 maart 2022 bevestigde deze afwijzing. Eiser had zich op 14 maart 2019 ziekgemeld na een galblaasoperatie en ondervond sindsdien aanhoudende pijnklachten. De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2022 behandeld, waarbij partijen hun standpunten hebben toegelicht. Na heropening van het onderzoek op 20 december 2022, heeft het UWV aanvullende informatie verstrekt, waarop eiser heeft gereageerd.

De rechtbank concludeert dat het UWV fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiser. De verzekeringsarts had onvoldoende rekening gehouden met de medische situatie van eiser, wat leidde tot een onjuiste vaststelling van zijn beperkingen. De rechtbank oordeelt dat de beperkingen in de functionele mogelijkhedenlijst (FML) van 9 februari 2022 niet correct waren en dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 2 januari 2023 een aangepaste FML heeft opgesteld die wel juist is. De rechtbank oordeelt dat eiser, ondanks zijn beperkingen, in staat is om bepaalde functies te vervullen, en dat het UWV terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit, maar handhaaft de rechtsgevolgen van dit besluit, wat betekent dat eiser geen recht heeft op een WIA-uitkering. Eiser heeft recht op vergoeding van het griffierecht en proceskosten, die door het UWV moeten worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan op 15 november 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2169

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 november 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], uit [plaatsnaam], eiser

(gemachtigde: mr. C.F.M. van den Ekart),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV
(gemachtigde: mr. S. Roodenburg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser dat ziet op de afwijzing van zijn aanvraag om een WIA [1] -uitkering.
1.1.
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 9 april 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 25 maart 2022 op het bezwaar van eiser is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift. Partijen hebben vervolgens nadere stukken ingediend.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.
1.4.
Op 20 december 2022 heeft de rechtbank het onderzoek heropend om het UWV in de gelegenheid te stellen een nadere reactie over te leggen. Het UWV heeft die reactie op 17 januari 2023 aan de rechtbank toegezonden. Eiser heeft daar op 16 maart 2023 op gereageerd.
1.5. Nadat geen van de partijen de rechtbank had laten weten een tweede zitting te willen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten.

Totstandkoming van het besluit

2. Eiser heeft zich op 14 maart 2019 ziekgemeld in verband met een galblaasoperatie. In de periode daarna bleef eiser pijnklachten aan zijn buik houden. Ook had hij nog last van klachten aan zijn linkerpols en allergieklachten.
2.1. Toen eiser bijna twee jaar ziek was, heeft hij een WIA-uitkering aangevraagd. In verband daarmee heeft een verzekeringsgeneeskundig onderzoek plaatsgevonden. In het rapport van 23 maart 2021 heeft de verzekeringsarts geconcludeerd dat eiser beperkingen heeft bij het verrichten van arbeid. [2] Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts vastgelegd in een zogenaamde functionele mogelijkhedenlijst (FML). De arbeidsdeskundige heeft vervolgens aan de hand van deze FML een aantal functies geselecteerd die eiser nog zou kunnen verrichten. [3] Volgens de arbeidsdeskundige kan eiser met de middelste van de eerste drie functies 17,90% minder verdienen dan het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Omdat eiser meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, heeft het UWV met het besluit van 9 april 2021 bepaald dat eiser per 11 maart 2021 geen WIA-uitkering krijgt.
2.2.
Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt. Daarom heeft er een heroverweging plaatsgevonden waarbij de verzekeringsarts bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep de zaak nog eens hebben bekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 9 februari 2022 geconcludeerd dat er te weinig beperkingen in de FML zijn opgenomen. Daarom heeft hij de FML op 9 februari 2022 op een aantal punten aangepast. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft met deze aangepaste FML opnieuw gekeken naar de geselecteerde functies. Hij is tot de conclusie gekomen dat eiser niet al deze functies kan verrichten. Wel heeft hij voldoende andere functies gevonden die eiser zou kunnen verrichten. [4] Volgens de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kan eiser met de middelste van de eerste drie functies 26,32% minder verdienen dan het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Omdat eiser nog steeds meer dan 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd, heeft het UWV met het bestreden besluit het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of het UWV eiser terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend. Daarvoor moet zij beoordelen of het UWV zich terecht op het standpunt stelt dat eiser, ondanks zijn beperkingen, per 11 maart 2021 ten minste 65% kan verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziek meldde. De rechtbank beoordeelt dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank vindt dat het UWV fouten heeft gemaakt bij de beoordeling van eisers mate van arbeidsongeschiktheid. Desondanks heeft het UWV eiser terecht geen WIA-uitkering toegekend
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.1.
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Heeft het UWV de beperkingen van eiser juist vastgesteld?
5. Eiser stelt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen medische informatie bij zijn behandelend artsen heeft ingewonnen. Eiser heeft aan een operatie ernstige buikklachten met plotselinge krampen overgehouden waardoor hij drie dagen per week gedurende ongeveer vier uur rust moet houden. Hier is in de FML van 9 februari 2022 geen rekening mee gehouden. Er had een urenbeperking van ongeveer twaalf uur per week aangenomen moeten worden.
5.1. De rechtbank is het met eiser eens dat het UWV eisers beperkingen niet juist heeft vastgesteld. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
5.2.
De rechtbank vindt niet dat het voor het onderzoek nodig was om medische informatie bij de behandelaars op te vragen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd dat de medische feiten en omstandigheden, op grond van de beschikbare informatie in het dossier en de informatie die eiser heeft gegeven, voldoende duidelijk waren om de beperkingen van eiser vast te stellen. Het inwinnen van medische informatie bij de behandelaars van eiser was daar, volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep, niet voor nodig. Op grond van vaste rechtspraak mag een verzekeringsarts in beginsel op zijn eigen oordeel varen. De verzekeringsarts moet informatie bij de behandelaars opvragen als er een behandeling in gang is/zal worden gezet die veel effect op de arbeidsmogelijkheden zal hebben of wanneer wordt gesteld dat de behandelaar een beredeneerd afwijkend idee heeft over de arbeidsmogelijkheden van eiser. [5] Dat is hier niet het geval.
5.3.
Dat neemt niet weg dat er bij de rechtbank twijfels zijn ontstaan over de juistheid van de beperkingen in de FML van 9 februari 2022. Eiser heeft namelijk op zitting gesteld dat de buikpijnaanvallen plotseling komen, dat hij deze niet altijd voelt aankomen, dat deze tweeëneenhalf à drie uur duren en dat hij dan niet kan werken. Daarom heeft de rechtbank het onderzoek na de zitting heropend en de verzekeringsarts bezwaar en beroep om een reactie gevraagd.
5.4.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft op 2 januari 2023 gereageerd. Hij heeft aanleiding gezien om een urenbeperking van twee uur per week aan te nemen (dus maximaal 38 uur per week werken). Dat heeft hij als volgt uitgelegd. Tijdens de hoorzitting heeft eiser de verzekeringsarts bezwaar en beroep verteld dat hij twee tot drie buikpijnaanvallen per week heeft en dat een dergelijke aanval ongeveer één uur duurt, waarna hij enkele uren sterk vermoeid is. Die tijdsduur blijkt ook uit de door eiser toegezonden medische informatie. Dit maakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet uitgaat van aanvallen die tweeëneenhalf à drie uur duren. Uitgaande van drie aanvallen per week, zullen er ongeveer twee gedurende vijf werkdagen plaatsvinden. De kans dat deze aanvallen tijdens de werkuren plaatsvinden is dan één op drie. De verzekeringsarts bezwaar en beroep gaat daarom uit van één aanval per week tijdens werktijd (40 uur per week) van één uur met één uur hersteltijd na afloop. Een langere hersteltijd is volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet nodig, omdat er al andere beperkingen zijn aangenomen waardoor eiser geen fysiek zwaar werk kan verrichten. In fysiek lichte werkzaamheden moet eiser, volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep, in staat zijn zijn werkzaamheden één uur na een aanval weer te hervatten. Dit leidt tot een urenbeperking van twee uur per week. Omdat de aanvallen onvoorspelbaar zijn, zijn in de FML al beperkingen opgenomen voor gevaarlijke persoonlijke omstandigheden en beroepsmatig vervoer. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gelet op de aangenomen urenbeperking op 2 januari 2023 een aangepaste FML opgesteld.
5.5.
Wat eiser in reactie hierop heeft aangevoerd, maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de juistheid van deze laatste FML. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft voldoende toegelicht dat er geen reden is om het aantal uren dat eiser kan werken nog verder te beperken.
5.6.
Dit betekent dat het UWV de beperkingen van eiser pas in beroep correct heeft vastgesteld en dat de beperkingen in de laatste FML van 2 januari 2023 juist zijn.
Kan eiser de geselecteerde functies verrichten?
6. Eiser stelt dat hij de geselecteerde functies niet kan verrichten, omdat hij hiertoe fysiek niet in staat is. Eiser is maar 26 uur per week inzetbaar, terwijl in een aantal functies 38 uur per week gewerkt moet worden. Verder wordt eisers belastbaarheid in een aantal functies overschreden doordat er te veel met een toetsenbord en muis gewerkt moet worden. De functie van portier is daarnaast niet geschikt omdat eiser beperkt is in het verrichten van handelingen boven schouderhoogte. Verder heeft hij niet de juiste opleiding en ervaring voor de functie van administratief medewerker notaris, advocaat en rechtbank. De functie parkeerwachter is niet geschikt voor eiser, omdat hij in deze functie alleen moet werken, hij blootgesteld wordt aan stof en pollen, hij geen vuilniszakken van 5 kilogram kan tillen en hij geen TL-lampen boven zijn hoofd kan vervangen.
6.1.
De rechtbank is het met eiser eens dat hij niet alle in bezwaar geselecteerde functies kan verrichten. Dat zal de rechtbank hierna uitleggen.
6.2.
Naar aanleiding van de FML van 2 januari 2023 heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep nogmaals naar de in bezwaar geselecteerde functies gekeken. De arbeidsdeskundige is tot de conclusie gekomen dat eiser de functies van portier en parkeerwachter vanwege zijn beperkingen niet kan verrichten. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft andere functies gevonden die eiser met zijn beperkingen wel zou kunnen verrichten. [6] Met de middelste van de eerste drie functies kan eiser nog steeds meer dan 65% verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij ziek werd. Zijn mate van arbeidsongeschiktheid is op basis van deze nieuwe functies namelijk bepaald op 26,38%.
6.3.
Wat eiser tegen de in beroep geselecteerde functies heeft aangevoerd, maakt niet dat de rechtbank twijfelt aan de geschiktheid hiervan. De stelling van eiser dat hij de functies niet kan verrichten omdat hij slechts 26 uur per week kan werken, treft geen doel, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft vastgesteld dat eiser 38 uur per week belastbaar is. Verder is uit overleg tussen de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep en de verzekeringsarts bezwaar en beroep gebleken dat de beperking ten aanzien van toetsenbord-/muisgebruik niet geldt voor rechts. Eiser kan zijn rechterhand daarom onbeperkt gedurende de gehele dag inzetten bij het bedienen van een toetsenbord/muis. In de functie van administratief medewerker notaris, advocaat en rechtbank gaat het daarbij vooral om muisklikken afgewisseld met enkele letters of cijfers typen bijvoorbeeld bij het maken van brieven. Dit kan zo nodig met de niet aangedane ringvinger of met extra inzet vanuit de rechterhand worden uitgevoerd. Niet gebleken is dat het toetsenbord-/muisgebruik in de geselecteerde functies zodanig is dat eiser dit niet zou kunnen doordat dit met zijn rechterhand trager gaat. De arbeidsdeskundige heeft verder goed gemotiveerd dat voor de functie van administratief medewerker notaris, advocaat en rechtbank een opleiding op MBO 3-niveau toereikend is en dat geen specifieke opleidingsrichting of ervaring voor deze functie nodig is. Eiser heeft een MBO 4-diploma en voldoet dus aan de gestelde opleidingseisen. De rechtbank volgt eiser niet in zijn standpunt dat de beschrijving van de functie niet overeenkomt met de werkelijke eisen die aan deze functie worden gesteld. De functiebeschrijving is gebaseerd op de waarnemingen en bevindingen van een arbeidskundig analist en daar mag in dit geval van worden uitgegaan. [7] Dat eiser advertenties heeft gevonden van functies met namen als “Notarieel/secretarieel medewerker”, “Administratief notarieel medewerker voor de Kavelwinkel in Vlijmen” en “Backoffice medewerker”, waarbij een hogere opleiding of meer ervaring wordt verlangd, maakt niet dat dit in de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geselecteerde functies ook wordt verlangd. Deze functies zijn niet hetzelfde. Ook in de andere functies wordt het opleidingsniveau niet overschreden. Dat binnen de sbc-code van administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank eerder een functie is verworpen (namelijk de functie van medewerker backoffice met nummer 8491.0012.035) betekent niet dat er binnen deze sbc-code geen andere functies geselecteerd konden worden die wel passen bij de belastbaarheid van eiser.
6.4.
Dit betekent dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in beroep geselecteerde functies passend voor eiser zijn.

Conclusie en gevolgen

7. Omdat het UWV de beperkingen van eiser en de functies die hij daarmee kan verrichten tot deze beroepszaak niet juist had vastgesteld, is het bestreden besluit in strijd met het motiveringsbeginsel en het zorgvuldigheidsbeginsel. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit zal worden vernietigd. Omdat het UWV in beroep alsnog voldoende zorgvuldig heeft onderzocht en gemotiveerd welke beperkingen eiser heeft en welke functies eiser daarmee kan verrichten, zal de rechtbank de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand houden. Dat betekent dat het UWV eiser terecht geen WIA-uitkering heeft toegekend.
8. Omdat het beroep gegrond is, zal de rechtbank bepalen dat het UWV aan eiser het griffierecht moet vergoeden. Ook moet het UWV een proceskostenvergoeding aan eiser betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.674,- omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- bepaalt dat het UWV het griffierecht van € 50,- aan eiser moet vergoeden;
- veroordeelt het UWV tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA)
Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.

Voetnoten

1.WIA staat voor Wet werk en inkomen naar arbeid
2.Dit wordt ook wel genoemd: verminderde functionele mogelijkheden als gevolg van ziekte of gebrek.
3.Dit zijn de functies Administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (sbc-code 532040), Assemblagemedewerker electrotechnische producten (sbc-code 267041) en Receptionist (sbc-code 315120) en de reservefuncties Administratief medewerker (document scannen) (sbc-zode 315133) en Controleur, tester elektrotechnische apparatuur (sbc-code 267060).
4.Dit zijn de functies Baliemedewerker (service en info) (sbc-code 315150), Receptionist (sbc-code 315120), Administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (sbc-code 532040) en de reservefunctie Parking host (261011).
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 16 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2224.
6.Dit zijn de functies Receptionist (sbc-code 315120), Administratief medewerker notaris, advocaat, rechtbank (sbc-code 532040) en Administratief medewerker (document scannen) (sbc-code 315133) en de reservefuncties Telefonist receptionist (sbc-code 515204) en Administratief ondersteunend medewerker (sbc-code 315100).
7.Zie bijvoorbeeld ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 15 mei 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1737, r.o. 4.3.1.