Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- de dagvaarding van 20 mei 2022, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft eiser, wonende te Bergschenhoek, een vordering ingesteld tegen Sordew Holding B.V., gevestigd te Rotterdam, wegens een openstaande geldlening. Eiser heeft op 10 juli 2014 een bedrag van € 120.000,- verstrekt aan Sordew Holding, met een overeengekomen rente van 9% per jaar, te betalen in maandelijkse termijnen. De overeenkomst liep tot 31 augustus 2019, maar Sordew Holding heeft niet het volledige bedrag terugbetaald. Op 1 september 2019 resteerde er nog een hoofdsom van € 53.000,63.
Eiser vordert betaling van dit bedrag, vermeerderd met contractuele rente van 0,75% per maand vanaf 1 september 2019, alsook buitengerechtelijke incassokosten van € 1.579,05 en proceskosten. Sordew Holding verweert zich door te stellen dat eiser niet alle relevante feiten heeft aangevoerd en dat er sprake is van tekortkomingen in de nakoming van een koopovereenkomst met een derde partij, AMRECO.
De rechtbank oordeelt dat Sordew Holding de geldleningsovereenkomst niet volledig is nagekomen en dat de vordering van eiser in beginsel toewijsbaar is. De rechtbank volgt Sordew Holding niet in haar verweer dat eiser niet aan artikel 21 Rv heeft voldaan, omdat eiser voldoende informatie heeft verstrekt over de overeenkomst. De rechtbank wijst de vordering van eiser toe, inclusief de gevorderde rente en incassokosten, en veroordeelt Sordew Holding in de proceskosten.