ECLI:NL:RBROT:2023:12902

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
28 februari 2024
Zaaknummer
C/10/670695 / JE RK 23-2911
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vaststelling zorgregeling voor minderjarigen in het kader van ouderschap en opvoeding

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 29 december 2023, wordt het verzoek van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West behandeld. Het verzoek betreft de vaststelling van een zorg- en opvoedingstakenregeling voor de minderjarigen [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02], die onder toezicht staan. De ouders, de moeder en de vader, zijn belast met het ouderlijk gezag, maar geven aan overbelast te zijn en zijn het niet eens over de voorgestelde regeling. De kinderrechter heeft eerder, op 26 april 2023, de ondertoezichtstelling van de kinderen verlengd tot 9 mei 2024.

Tijdens de mondelinge behandeling op 29 december 2023, waarbij de ouders en hun advocaten aanwezig waren, werd duidelijk dat er veel strijd is tussen de ouders over de omgangsregeling. De GI heeft geprobeerd om de ouders zelf de verantwoordelijkheid te laten nemen voor de omgang, maar dit heeft geleid tot onduidelijkheid en stress voor de kinderen. De moeder heeft aangegeven dat ze de kinderen graag een deel van de kerstvakantie naar de vader zou willen laten gaan, maar de vader voelt zich momenteel niet in staat om meer zorg op zich te nemen vanwege zijn werkdruk en financiële situatie.

De kinderrechter concludeert dat het noodzakelijk is om een nieuwe omgangsregeling te zoeken die in het belang van de kinderen is. De huidige regeling kan niet worden voortgezet zonder dat dit leidt tot overbelasting van de ouders. De kinderrechter houdt de behandeling van het verzoek aan tot 1 maart 2024 en verzoekt de GI om uiterlijk op die datum een rapportage aan de kinderrechter te doen toekomen. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/670695 / JE RK 23-2911
Datum uitspraak: 29 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over de vaststelling van de verdeling van zorg- en opvoedingstaken
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen: de GI,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2018 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] ,
[minderjarige02],
geboren op [geboortedatum01] 2018 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat mr. A. de Graaf te Rotterdam,
[vader01],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats02] ,
advocaat mr. J.P.M. Castelein te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
- de pleitaantekeningen die de advocaat van de vader tijdens de mondelinge behandeling heeft overgelegd.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 29 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de vader met zijn advocaat;
- twee vertegenwoordigers van de GI, mw. [naam01] en mw. [naam02] .

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wonen bij hun moeder.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 april 2023 de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] verlengd tot 9 mei 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken vast te stellen, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.

4.De standpunten

4.1.
De GI handhaaft het verzoek ter zitting. De GI verwijst naar haar verzoekschrift en vult het volgende aan. De GI heeft lange tijd geprobeerd om de verantwoordelijkheid voor het regelen van de omgangsmomenten bij de ouders zelf te leggen. Hierbij is constant geprobeerd om duidelijk te krijgen wat er nodig is om dit te laten slagen. De moeder heeft gewerkt aan de vergroting van haar daadkracht en dit is gelukt. Toch is er veel strijd tussen de ouders rondom het regelen van de omgang en leggen zij de verantwoordelijkheid bij de GI. Dit zorgt voor veel onduidelijkheid en heeft zichtbaar weerslag op [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . Het vaststellen van de omgangsmomenten moet de strijd tussen de ouders verminderen.
4.2.
Namens en door de moeder wordt kort en zakelijk weergegeven en overeenkomstig de pleitnotitie het volgende gesteld. De moeder voelt zich verantwoordelijk voor de kinderen, maar heeft niet de draagkracht om meer op te vangen dan de huidige regeling. De vader is deze vakantie de omgangsregeling niet nagekomen met alle gevolgen van dien. De moeder zou graag willen dat de kinderen alsnog een deel van de kerstvakantie naar vader gaan om haar te ontlasten. Hoewel de moeder van mening is dat de GI veel eerder daadkracht had moeten tonen en in de stukken duidelijker naar voren had moeten brengen wat er momenteel speelt, is zij opgelucht dat de GI de rechtbank heeft verzocht om een regeling vast te stellen om te voorkomen dat er onduidelijkheid en discussies blijven bestaan. De moeder is het in grote lijnen met deze regeling eens. Zij vraagt het verzoek van de GI toe te wijzen en daarbij te beslissen dat de voorjaars- en herfstvakantie bij helfte wordt verdeeld tussen de ouders. De moeder houdt in samenspraak met het Leger des Heils haar draagkracht nauwlettend in de gaten. De gevraagde omgangsregeling is passend bij de moeder haar draagkracht. Een einde aan de discussie of onduidelijkheid hierover, zal helpend zijn voor de moeder, maar ook voor de kinderen, om deze draagkracht in stand te houden.
4.3.
Namens en door de vader wordt ter zitting kenbaar gemaakt dat hij zich niet kan vinden in de verzochte omgangsregeling. De vader is overspannen, werkt fulltime en ervaart heel veel stress. Hoewel hij het lastig vindt om dit te erkennen, is de vader op dit moment niet in staat om de kinderen meer op te vangen. Daarnaast rijdt de vader nu elektrisch en kan hij wegens financiële redenen vanaf 1 januari bijna geen privé kilometers meer rijden. Dit was de vader zo opgelegd vanuit zijn werk. Hierin had hij geen keus. Hij kan een paar honderd kilometer per jaar privé rijden. Gelet op de afstand tussen de vader en de moeder red hij het niet. Nu de moeder ook niet in staat is om de kinderen meer op te vangen is een pleeggezin misschien een betere oplossing op dit moment.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter beoordeelt of het in het belang van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] noodzakelijk is dat een verdeling van de zorg- en opvoedingstaken wordt vastgesteld.
5.2.
De kinderrechter ziet twee ouders die niet meer kunnen dan zij nu doen. Dat betekent dat als ik de gevraagde omgangsregeling ga vastleggen ik in dit geval de vader over de rand duw, waardoor nog meer taken bij de moeder komen te liggen en ook zij zal omvallen. Ook bij andere varianten van dezelfde regeling is het risico levensgroot dat een van de ouders omvalt. Dat betekent dat naar een andere omgangsregeling gezocht moet worden dan degene die nu op tafel ligt.
Daarbij merkt de kinderrechter op dat een geheel nieuwe regeling zou moeten komen, waarbij bijvoorbeeld het aantal contactmomenten met de vader sterk moet worden teruggebracht om ruimte te maken bijvoorbeeld ruimte te maken voor een degelijke weekendregeling in een pleeggezin. Het is namelijk niet in het belang van de kinderen als zij steeds tussen veel verschillende plekken rouleren. Zo kan de vader op krachten komen. Hij kan dan af en toe een dagje met de kinderen wat doen. Totdat er een nieuwe omgangsregeling komt is het belangrijk dat de huidige regeling wordt volgehouden. De kinderrechter merkt op dat tot die tijd de vader zijn privé kilometers nog kan gebruiken om de kinderen conform de huidige regeling te halen of te brengen. De vaste jeugdbeschermer dient de regie te nemen in het vinden van een oplossing.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
houdt de behandeling van het verzoek aan tot
1 maart 2024 pro forma;
6.2.
bepaalt dat de GI en de belanghebbenden op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
6.3.
verzoekt de GI uiterlijk op de genoemde pro forma datum de verzochte rapportage aan de kinderrechter te doen toekomen, met afschrift aan belanghebbenden.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2023 door mr T. van den Akker, kinderrechter, in aanwezigheid van A.L. Bottse als griffier, en op schrift gesteld op 18 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.