ECLI:NL:RBROT:2023:12787
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Afwijzing eis tot terugbetaling van ingehouden vakantiegeld in kort geding
In deze zaak, behandeld door de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam, is een kort geding aan de orde waarin [eiser01] een vordering heeft ingesteld tegen Inkassier B.V. De achtergrond van het geschil ligt in een eerder vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, waarin [eiser01] werd veroordeeld tot betaling aan Monuta. Inkassier B.V. heeft dit vonnis geëxecuteerd door derdenbeslag te leggen op de AOW-uitkering van [eiser01]. [eiser01] stelt dat een deel van zijn vakantiegeld ten onrechte is ingehouden en vordert nu een bedrag van € 665,11 netto aan onterecht ingehouden vakantiegeld, vermeerderd met rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten.
De kantonrechter heeft de eis van [eiser01] afgewezen. De reden hiervoor is dat het vakantiegeld volledig voor beslag vatbaar is, aangezien het maandelijkse inkomen van [eiser01] in de maanden waarin het vakantiegeld werd opgebouwd boven de beslagvrije voet uitkwam. Dit is niet aannemelijk gemaakt door [eiser01]. De kantonrechter concludeert dat het vakantiegeld op goede gronden is ingehouden, en dat [eiser01] niet heeft aangetoond dat hij door deze inhouding schade heeft geleden, aangezien het bedrag in mindering is gebracht op zijn schuld aan Monuta.
Daarnaast zijn de nevenvorderingen van [eiser01] ook afgewezen. De proceskosten worden vastgesteld op nihil, omdat de gemachtigde van Inkassier op zitting heeft afgezien van een kostenveroordeling ten nadele van [eiser01]. De beslissing van de kantonrechter is dat de eis wordt afgewezen en dat [eiser01] in de proceskosten wordt veroordeeld, die aan de kant van Inkassier tot vandaag worden vastgesteld op nihil.