In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen Custodian Vesteda Fund I B.V. en de gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02]. Vesteda, de verhuurder, had de gedaagden gedagvaard vanwege een huurachterstand en aanvankelijk geëist dat de huurovereenkomst zou worden ontbonden, met een verzoek tot ontruiming van de woning en betaling van de achterstallige huur, rente, buitengerechtelijke incassokosten en schadevergoeding. De gedaagden erkenden de huurachterstand, maar voerden verweer tegen de ontbinding en ontruiming. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2023 gaven de gedaagden aan dat zij in financiële problemen verkeerden, maar dat zij in staat waren om hun huurachterstand in te lopen. Vesteda trok haar eis tot ontbinding in, mits de gedaagden hun huur op tijd zouden betalen.
De kantonrechter constateerde dat de gedaagden op 6 juli 2023 een betaling hadden gedaan, waardoor de eis van Vesteda werd gewijzigd. De rechter oordeelde dat de huurachterstand met € 500,00 per maand kan worden ingelopen. Daarnaast werd een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 198,45 toegewezen. De proceskosten werden vastgesteld op € 1.145,48, die door de gedaagden moesten worden betaald. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Vesteda direct uitvoering kan geven aan de veroordelingen, ongeacht een eventueel hoger beroep.
In de beslissing werd de hoofdelijkheid van de gedaagden benadrukt, wat inhoudt dat ieder van hen voor het geheel kan worden aangesproken. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.H. Poiesz.