ECLI:NL:RBROT:2023:12786

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
2 februari 2024
Zaaknummer
10407143
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met toewijzing van vorderingen wegens achterstallige huur en nevenvorderingen

In deze huurzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 6 oktober 2023 uitspraak gedaan in de zaak tussen Custodian Vesteda Fund I B.V. en de gedaagden, [gedaagde01] en [gedaagde02]. Vesteda, de verhuurder, had de gedaagden gedagvaard vanwege een huurachterstand en aanvankelijk geëist dat de huurovereenkomst zou worden ontbonden, met een verzoek tot ontruiming van de woning en betaling van de achterstallige huur, rente, buitengerechtelijke incassokosten en schadevergoeding. De gedaagden erkenden de huurachterstand, maar voerden verweer tegen de ontbinding en ontruiming. Tijdens de mondelinge behandeling op 28 juni 2023 gaven de gedaagden aan dat zij in financiële problemen verkeerden, maar dat zij in staat waren om hun huurachterstand in te lopen. Vesteda trok haar eis tot ontbinding in, mits de gedaagden hun huur op tijd zouden betalen.

De kantonrechter constateerde dat de gedaagden op 6 juli 2023 een betaling hadden gedaan, waardoor de eis van Vesteda werd gewijzigd. De rechter oordeelde dat de huurachterstand met € 500,00 per maand kan worden ingelopen. Daarnaast werd een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van € 198,45 toegewezen. De proceskosten werden vastgesteld op € 1.145,48, die door de gedaagden moesten worden betaald. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Vesteda direct uitvoering kan geven aan de veroordelingen, ongeacht een eventueel hoger beroep.

In de beslissing werd de hoofdelijkheid van de gedaagden benadrukt, wat inhoudt dat ieder van hen voor het geheel kan worden aangesproken. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.H. Poiesz.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10407143 CV EXPL 23-8184
datum uitspraak: 6 oktober 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Custodian Vesteda Fund I B.V.,
vestigingsplaats: Amsterdam,
eiseres,
gemachtigde: Janssen & Janssen c.s. Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen

1.[gedaagde01] ,

2. [gedaagde02],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
die zelf procederen.
De partijen worden ‘Vesteda’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [gedaagde02] ’ genoemd.

1.De beoordeling

Wat is de kern?
1.1.
Vesteda verhuurt aan [gedaagde01] en [gedaagde02] de woning aan de [adres01] te [plaats01] . Omdat een huurachterstand is ontstaan heeft Vesteda hen gedagvaard en - verkort weergegeven - aanvankelijk geëist de huurovereenkomst te ontbinden, met (hoofdelijke) veroordeling van [gedaagde01] en [gedaagde02] tot ontruiming van de woning plus betaling van de achterstand met rente, buitengerechtelijke incassokosten, de lopende huur en een bedrag gelijk aan de huur per maand als schadevergoeding na de ontbinding tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt. [gedaagde01] en [gedaagde02] hebben de huurachterstand erkend, maar verweer gevoerd tegen de ontbinding en ontruiming.
Wat is er gebeurd?
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 28 juni 2023 hebben [gedaagde01] en [gedaagde02] verklaard dat [gedaagde01] werkt als zzp’er, maar opdrachten is kwijt geraakt, waardoor hij inkomsten is misgelopen. Hierdoor zijn diverse rekeningen niet betaald, waaronder de huur. Te kennen is gegeven dat hierin inmiddels verandering is gekomen, dat de maandelijkse huur wordt betaald en dat zij in staat zijn om uiterlijk op 6 juli 2023 twee maanden huur te voldoen. Zij zijn bezig om een budgetcoach te regelen en een gemeentelijk krediet te verkrijgen om hun schuldeisers te voldoen. In reactie hierop is van de zijde van Vesteda meegedeeld dat de eis tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde wordt ingetrokken als [gedaagde01] en [gedaagde02] in staat zijn om op genoemde datum twee maanden huur te betalen.
Wat vindt de kantonrechter
de huurachterstand
1.3.
Bij akte heeft Vesteda te kennen gegeven dat [gedaagde01] en [gedaagde02] op 6 juli 2023 inderdaad naast de huur van de maand juli nog een extra maandbedrag aan huur hebben betaald. Om die reden is de eis gewijzigd als volgt: veroordeling tot betaling door [gedaagde01] en [gedaagde02] van het bedrag van € 2.640,68 te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 6 juli 2023 tot aan de dag der voldoening en proceskosten. Dit bedrag zag op de huurachterstand op dat moment. [gedaagde01] en [gedaagde02] hebben hierop weer gereageerd en aanvullende stukken in het geding gebracht. Daarop heeft Vesteda haar eis nogmaals gewijzigd maar op die laatste stukken van partijen zal geen acht meer worden geslagen. Sinds 18 juli 2023 zijn weer betalingen verricht en huurtermijnen opengevallen maar dit is een dynamisch proces dat niet goed in een vonnis is te vatten. Hoofdzaak is dat Vesteda weer vertrouwen heeft in haar huurders en de vordering tot ontbinding en ontruiming heeft ingetrokken. De lopende huur wordt voldaan en de huurachterstand mag volgens de laatste berichten wat Vesteda betreft met € 500,00 per maand worden ingelopen.
de buitengerechtelijke incassokosten
1.4.
Als vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten wordt € 198,45 toegewezen. Dit is het bedrag dat staat in de brieven waarmee [gedaagde01] en [gedaagde02] de kans hebben gekregen om alsnog zonder extra kosten te betalen (artikel 6:96 lid 6 BW). Omdat Vesteda dit bedrag heeft genoemd, bestaat geen recht op een hogere vergoeding. Verder is aan alle voorwaarden voldaan om een vergoeding te krijgen.
proceskosten
1.5.
[gedaagde01] en [gedaagde02] krijgen voor het grootste deel ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Vesteda tot vandaag vast op € 130,48 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 528,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 264,-). Dit is totaal € 1.145,48. Voor kosten die Vesteda maakt na deze uitspraak moeten [gedaagde01] en [gedaagde02] ook een bedrag betalen van € 132,- (1/2 punt x € 264,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
hoofdelijke veroordeling
1.6.
[gedaagde01] en [gedaagde02] worden, zoals gevorderd, hoofdelijk veroordeeld, wat betekent dat ieder van hen voor het geheel kan worden aangesproken, zij het in totaal niet voor meer dan genoemde bedragen, en dat als de één betaalt, de ander is bevrijd. Zij hebben de mogelijkheid van verhaal op elkaar.
uitvoerbaarheid bij voorraad
1.7.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

2.De beslissing

De kantonrechter:
2.1.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk, zodat als de één betaalt de ander is bevrijd, om aan Vesteda te betalen:
  • € 2.640,68 aan achterstallige huur tot en met de maand juli 2023;
  • € 12,22 aan vervallen rente tot 7 maart 2023;
  • de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over € 2.640,68 althans over het saldo vanaf 7 maart 2023 dat aan achterstallige huur, exclusief kosten, telkens, na elke credit- en debetmutatie, heeft uitgestaan, tot de dag dat volledig is betaald;
  • € 198,45 aan buitengerechtelijke incassokosten;
2.2.
veroordeelt [gedaagde01] en [gedaagde02] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van Vesteda tot vandaag worden vastgesteld op € 1.145,48;
2.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
2.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
465