Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[eiseres01] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 30 mei 2023, met bijlagen;
- het antwoord, zowel mondeling als schriftelijk, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze huurzaak hebben eiseressen [eiseres01] en [eiseres02] van gedaagde [gedaagde01] een woonruimte gehuurd van 1 juli 2021 tot 1 juni 2023 tegen een huurprijs van aanvankelijk € 850,- per maand. Na een verzoek aan de huurcommissie om de redelijkheid van de huurprijs te toetsen, is vastgesteld dat de maximaal redelijke huurprijs € 594,03 per maand bedraagt, met een tijdelijke verlaging naar € 237,61 per maand vanwege een ernstig gebrek in de woonruimte, namelijk een scheve vloer. Gedaagde heeft geen rechtsmiddel aangewend tegen deze uitspraak van de huurcommissie.
Eiseressen hebben aan gedaagde laten weten dat zij teveel huur hebben betaald en hebben dit bedrag verrekend met de lopende huur. Uiteindelijk hebben zij gedaagde aangesproken voor het restant van € 8.557,79, dat niet is betaald. Gedaagde betwist de eis. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet heeft geprocedeerd tegen de uitspraak van de huurcommissie, waardoor de huurprijs zoals vastgesteld door de huurcommissie tussen partijen geldt. De kantonrechter wijst het gevorderde bedrag van € 8.557,79 toe, met rente, en ook de buitengerechtelijke incassokosten van € 971,50 worden toegewezen. Gedaagde wordt veroordeeld in de proceskosten van eiseressen, die op € 746,- worden vastgesteld. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard.