ECLI:NL:RBROT:2023:12783
Rechtbank Rotterdam
- Kort geding
- Rechtspraak.nl
Verstekvonnis in kort geding met toewijzing van loonvordering en nevenvorderingen
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 september 2023 een verstekvonnis uitgesproken in een kort geding. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. N.M. Fakiri, heeft een loonvordering ingediend tegen de gedaagde, die niet is verschenen. De procedure is gestart met een dagvaarding op 31 augustus 2023, en de zitting vond plaats op 8 september 2023. De eiseres heeft gesteld dat zij voor de gedaagde heeft gewerkt in diens horecagelegenheid tot het sluiten van het etablissement in mei 2023, en dat de arbeidsovereenkomst niet is geëindigd. Hierdoor maakt zij aanspraak op doorbetaling van loon over de maanden mei tot en met augustus 2023, alsook op vakantietoeslag en wettelijke verhogingen.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat de eiseres recht heeft op een bruto loon van € 12.025,20 over de genoemde maanden, alsook op vakantietoeslag van € 1.924,- bruto. Daarnaast is er een wettelijke verhoging van 15% toegewezen, wat neerkomt op € 2.092,38 bruto en € 276,25 netto. De gedaagde is ook veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 744,85. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de gedaagde onmiddellijk moet voldoen aan de betalingsverplichtingen, ondanks mogelijke hoger beroep.
De beslissing van de kantonrechter is duidelijk en onderbouwd, waarbij de rechten van de eiseres zijn erkend en de gedaagde in zijn verplichtingen is aangesproken. Dit vonnis benadrukt het belang van tijdige loonbetalingen en de gevolgen van het niet verschijnen in een rechtszaak.