In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en de gedaagden [gedaagde01] en [naam02] over een huurovereenkomst. De eiser, [eiser01], heeft de ontbinding van de huurovereenkomst geëist, omdat de gedaagden sinds de aanvang van de huur op 1 januari 2023 geen huur hebben betaald. De huurachterstand is inmiddels opgelopen tot € 10.500,-. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni en 4 juli 2023 hebben de gedaagden erkend dat er een huurachterstand is, maar zij waren het niet eens met de eis tot ontbinding van de huurovereenkomst.
De kantonrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat de gedaagden verantwoordelijk zijn voor de ontstane situatie en dat de belangen van de eiser zwaarder wegen. De huurovereenkomst is ontbonden vanwege de forse huurachterstand en de gedaagden zijn veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiser het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.
De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van de eiser vastgesteld op € 1.100,71, en de wettelijke rente is toegewezen over de verschuldigde bedragen. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en de gevolgen van het niet nakomen van huurbetalingen.