ECLI:NL:RBROT:2023:12630

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 juli 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
10517533
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst met ontruiming en betaling van achterstallige huur

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01] en de gedaagden [gedaagde01] en [naam02] over een huurovereenkomst. De eiser, [eiser01], heeft de ontbinding van de huurovereenkomst geëist, omdat de gedaagden sinds de aanvang van de huur op 1 januari 2023 geen huur hebben betaald. De huurachterstand is inmiddels opgelopen tot € 10.500,-. Tijdens de mondelinge behandeling op 30 juni en 4 juli 2023 hebben de gedaagden erkend dat er een huurachterstand is, maar zij waren het niet eens met de eis tot ontbinding van de huurovereenkomst.

De kantonrechter heeft in zijn beoordeling overwogen dat de gedaagden verantwoordelijk zijn voor de ontstane situatie en dat de belangen van de eiser zwaarder wegen. De huurovereenkomst is ontbonden vanwege de forse huurachterstand en de gedaagden zijn veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis. Daarnaast zijn de gedaagden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de achterstallige huur, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiser het vonnis onmiddellijk kan uitvoeren, ook als er hoger beroep wordt ingesteld.

De kantonrechter heeft de proceskosten aan de zijde van de eiser vastgesteld op € 1.100,71, en de wettelijke rente is toegewezen over de verschuldigde bedragen. Dit vonnis benadrukt de verantwoordelijkheden van huurders en de gevolgen van het niet nakomen van huurbetalingen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10517533 CV EXPL 23-14371
datum uitspraak: 28 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: [naam01] , werkzaam bij IncassoJuristen.nl,
tegen

1.[gedaagde01] ,

2. [gedaagde02],
beiden wonende te [woonplaats01] ,
gedaagden,
die zelf procederen.
De partijen worden ‘ [eiser01] ’, ‘ [gedaagde01] ’ en ‘ [naam02] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaardingen van 4 mei 2023, met bijlagen;
  • het antwoord.
1.2.
Op 30 juni 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken, waarbij aanwezig waren [eiser01] en zijn gemachtigde en [naam02] telefonisch is gehoord. [naam02] heeft te kennen gegeven dat zij en [gedaagde01] naar de zitting wilden komen, maar dat hij vastzat in het verkeer. De mondelinge behandeling is voortgezet op 4 juli 2023, bij welke gelegenheid zowel [eiser01] en zijn gemachtigde als [gedaagde01] en [naam02] zijn verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
Op grond van een tussen partijen gesloten huurovereenkomst huren [gedaagde01] en [naam02] sinds 1 januari 2023 de woning in de [adres01] te Rotterdam van [eiser01] . De huur van € 1.500,- per maand is nooit betaald.
Het geschil
2.2.
[eiser01] eist samengevat ontbinding van de huurovereenkomst, met hoofdelijke veroordeling van [gedaagde01] en [naam02] tot ontruiming van de woning, betaling van de achterstallige en (schadevergoeding van een bedrag gelijk aan) de lopende huur tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt, met rente, en € 272,25 aan buitengerechtelijke incassokosten, met veroordeling van hen in de proceskosten, met rente. [gedaagde01] en [naam02] erkennen dat zij een huurachterstand hebben, maar zijn het niet eens met de eis tot ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van de woning.
Wat vindt de kantonrechter hiervan?
2.3.
Zoals bij de mondelinge behandeling al is meegedeeld kan de kantonrechter niet anders dan de eis toewijzen, want [gedaagde01] en [naam02] hebben nog nooit huur betaald. Hierdoor bedraagt de huurachterstand inmiddels € 10.500,- tot en met de maand juli 2023. Dit bedrag wordt toegewezen met de wettelijke rente op de wijze hieronder vermeld. Het bedrag van € 272,25 aan buitengerechtelijke incassokosten wordt ook toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
2.4.
De huurovereenkomst wordt ontbonden, omdat sprake is van een forse huurachterstand van inmiddels zeven maanden huur en de kans groot is dat de achterstand verder zal oplopen als de overeenkomst wordt voortgezet. Bij de mondelinge behandeling is aangevoerd dat [gedaagde01] inmiddels weer aan het werk is en inkomsten zal krijgen, maar dat is niet onderbouwd. De verwachting is dat één inkomen van [gedaagde01] als stukadoor niet toereikend zal zijn om de (hoge) maandelijkse huur volledig te voldoen, de achterstand in te lopen en ook nog de andere kosten van het gezin te betalen. Onderkend wordt dat voor [gedaagde01] en [naam02] met twee kinderen ontbinding van de huurovereenkomst met ontruiming van de woning ingrijpend is, maar dat neemt niet weg dat zij verantwoordelijk zijn voor de ontstane situatie en de verblijfplaats van hun gezin. In de relatie tussen partijen weegt het belang van [eiser01] , die zijn hypotheek moet betalen, zwaarder. Hij heeft voldaan aan zijn verplichtingen ingevolge het Besluit Gemeentelijke Schuldhulpverlening, er is tot nu toe helemaal niets betaald en ook ter zitting kon door [gedaagde01] en [naam02] geen concrete betalingstoezegging worden gedaan. Dit rechtvaardigt ontbinding van de huurovereenkomst met de gevolgen daarvan voor [gedaagde01] en [naam02] en hun kinderen. De ontruimingstermijn wordt gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
2.5.
[gedaagde01] en [naam02] moeten een bedrag gelijk aan de huur blijven betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al hun spullen hebben verlaten.
2.6.
[gedaagde01] en [naam02] krijgen ongelijk en moeten daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiser01] tot vandaag vast op € 130,57 en € 129,14 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 597,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 199,-). Dit is totaal € 1.100,71. Voor kosten die [eiser01] maakt na deze uitspraak moeten [gedaagde01] en [naam02] ook een bedrag betalen van
€ 99,50 (1/2 punt x € 199,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853). De wettelijke rente wordt toegewezen.
2.7.
[gedaagde01] en [naam02] worden, als gevorderd, hoofdelijk veroordeeld, wat betekent dat ieder van hen kan worden aangesproken om aan het vonnis te voldoen, maar in totaal hoeft niet meer te worden betaald dan genoemde bedragen. Als de één betaalt, is de ander bevrijd, met de mogelijkheid van verhaal op de medeschuldenaar.
2.8.
Ondanks wat hierboven is vermeld over de gezinssituatie van [gedaagde01] en [naam02] wordt dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Dat betekent dat [eiser01] het vonnis meteen kan uitvoeren ook als hoger beroep wordt ingesteld (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] en [naam02] hoofdelijk, zodat als de één betaalt de ander is bevrijd, tot betaling aan [eiser01] van:
  • € 10.500,- aan achterstallige huur tot en met de maand juli 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over iedere huurtermijn van € 1.500,- per maand, voor het eerst die van januari 2023 en voor de daarop volgende maanden tot en met de maand juli 2023, steeds vanaf iedere eerste van de maand tot de dag dat volledig is betaald;
  • € 272,25 aan buitengerechtelijke incassokosten
3.2.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] en [naam02] hoofdelijk om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] te Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege hen bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van [eiser01] te stellen;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] en [naam02] hoofdelijk aan [eiser01] te betalen € 1.500,- per maand met ingang van de maand augustus 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
3.4.
veroordeelt [gedaagde01] en [naam02] hoofdelijk in de proceskosten, die aan de kant van [eiser01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.100,71 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag na vandaag tot de dag dat volledig is betaald;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
465