In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over de betaling van een aanneemsom voor werkzaamheden die door [eiseres01] zijn uitgevoerd. De werkzaamheden betroffen de herinrichting van de voor- en achtertuin en werkzaamheden in de woning van [gedaagde01], die van maart 2020 tot oktober 2021 hebben plaatsgevonden. [eiseres01] heeft een bedrag van € 25.365,88 in rekening gebracht, maar [gedaagde01] heeft dit bedrag niet betaald, ondanks meerdere betalingsherinneringen en aanmaningen.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2023 is de zaak besproken met de betrokken partijen en hun gemachtigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst voor de werkzaamheden is aangegaan met [eiseres01] en niet met [naam01], zoals [gedaagde01] aanvoerde. De kantonrechter concludeert dat de vordering van [eiseres01] tot betaling van € 25.000,- met rente toewijsbaar is, omdat [gedaagde01] onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verweer dat een lagere aanneemsom van € 2.000,- zou zijn overeengekomen.
De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van [eiseres01] vastgesteld op € 2.549,22 en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.H. Poiesz.