ECLI:NL:RBROT:2023:12622

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 juli 2023
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
10139127
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van aanneemsom voor uitgevoerde werkzaamheden in de tuin en woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 juli 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over de betaling van een aanneemsom voor werkzaamheden die door [eiseres01] zijn uitgevoerd. De werkzaamheden betroffen de herinrichting van de voor- en achtertuin en werkzaamheden in de woning van [gedaagde01], die van maart 2020 tot oktober 2021 hebben plaatsgevonden. [eiseres01] heeft een bedrag van € 25.365,88 in rekening gebracht, maar [gedaagde01] heeft dit bedrag niet betaald, ondanks meerdere betalingsherinneringen en aanmaningen.

Tijdens de mondelinge behandeling op 22 februari 2023 is de zaak besproken met de betrokken partijen en hun gemachtigden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de overeenkomst voor de werkzaamheden is aangegaan met [eiseres01] en niet met [naam01], zoals [gedaagde01] aanvoerde. De kantonrechter concludeert dat de vordering van [eiseres01] tot betaling van € 25.000,- met rente toewijsbaar is, omdat [gedaagde01] onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor haar verweer dat een lagere aanneemsom van € 2.000,- zou zijn overeengekomen.

De kantonrechter heeft ook de proceskosten aan de zijde van [eiseres01] vastgesteld op € 2.549,22 en verklaart het vonnis uitvoerbaar bij voorraad. Dit vonnis is openbaar uitgesproken door mr. S.H. Poiesz.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10139127 CV EXPL 22-30790
datum uitspraak: 21 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01],
kantoorhoudende te [vestigingsplaats01],
eiseres,
gemachtigde: mr. P.F.M. Gulickx
tegen
[gedaagde01],
wonende te [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. E.W.F.M. Hoogma.
De partijen worden ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 3 oktober 2022, met bijlagen 1 tot en met 9;
  • het antwoord, met bijlagen 1 tot en met 15;
  • de e-mail (akte) van [eiseres01] met bijlagen 10 tot en met 13;
  • de e-mail van [gedaagde01] met bijlagen 16 tot en met 21.
1.2.
Op 22 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met
[naam01] ( [naam01] ) en zijn zoon [naam02] ( [naam02] ), middellijk bestuurders van [eiseres01] , met mr. Gulickx, en met [gedaagde01] , met mr. Hoogma.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
[eiseres01] stelt werkzaamheden voor [gedaagde01] te hebben uitgevoerd vanaf maart 2020 tot begin oktober 2021. Het gaat om herinrichting van haar voor- en achtertuin en werkzaamheden in haar woning. Na afloop van het werk heeft [eiseres01] hiervoor
€ 25.365,88 inclusief btw bij [gedaagde01] in rekening gebracht. Zij heeft het bedrag niet betaald, ook niet na het verzenden van betalingsherinneringen door [eiseres01] en na aanmaning en ingebrekestelling door haar gemachtigde. [eiseres01] eist nu - verkort weergegeven - [gedaagde01] te veroordelen tot betaling aan haar van € 25.000,- met rente. [gedaagde01] is het daarmee niet eens.
Absolute bevoegdheid
2.2.
Anders dan [gedaagde01] aanvoert, concludeert de kantonrechter dat zij bevoegd is de zaak te behandelen en hierin een beslissing te nemen. De wijze van dagvaarden, namelijk door de eis te beperken tot € 25.000,- en zich het recht voor te behouden om het meerdere boven dit bedrag later alsnog te vorderen, is niet ongebruikelijk en maakt juist dat de kantonrechter bevoegd is [1] . Dat in een tussenkopje in de dagvaarding het woord “voorschot” staat, maakt dit niet anders.
Overeenkomst met [eiseres01] of met [naam01] ?
2.3.
Niet is in geschil dat op grond van een overeenkomst van aanneming van werk werkzaamheden zijn verricht in de voor- en achtertuin en in de woning van [gedaagde01] .
2.4.
Vastgesteld wordt dat [gedaagde01] deze overeenkomst aangegaan is met [eiseres01] en niet met - zoals zij aanvoert - [naam01] in persoon. Wat dit betreft is van belang dat [gedaagde01] al in 2019 met [eiseres01] in zee is gegaan voor het laten plaatsen van dakisolatie en het verrichten van werk aan haar dakkapel. Tegen facturen van [eiseres01] is niet geprotesteerd en deze zijn ook voldaan, met uitzondering van de factuur waarmee genoemd bedrag van € 25.365,88 in rekening is gebracht. Op brieven van [eiseres01] gericht op de inning van het bedrag is ook niet gereageerd met de mededeling dat [gedaagde01] niet de overeenkomst met [eiseres01] is aangegaan. Dat de overeenkomst gesloten is met [eiseres01] vindt verder steun in de door [gedaagde01] zelf in het geding gebrachte bijlage 5, een proces-verbaal van aangifte bij de politie, waarin tevens is vermeld dat ook [naam02] werk heeft verricht bij [gedaagde01] . De omstandigheid dat het werk vooral door [naam01] is verricht, betekent niet dat geconcludeerd moet worden dat hij de contractspartij is, want vennootschappen doen dit soort zaken nu eenmaal niet zelf maar hebben daar hun mensen voor. Daarom, en omdat [gedaagde01] haar verweer op dit punt niet heeft onderbouwd, wordt ervan uitgegaan dat [eiseres01] haar contractspartij is en de vordering dus kan instellen.
De prijs
2.5.
Zoals vermeld heeft [eiseres01] € 25.365,88 in rekening gebracht. Omdat de gebruikte materialen los hiervan door [gedaagde01] zijn betaald, betreft het bedrag de prijs voor het door [eiseres01] als aannemer verrichte werk. [eiseres01] stelt dat het werk verricht is op regiebasis tegen een uurloon van € 35,-. Ter onderbouwing hiervan heeft [eiseres01] onder meer overgelegd een overzicht van gewerkte uren plus de betreffende factuur en een toelichting met specificatie van het genoemde bedrag. Ook zijn foto’s overgelegd van verschillende fases van het werk en het uiteindelijke resultaat. [gedaagde01] stelt hier tegenover dat een vaste aanneemsom van € 2.000,- is overeengekomen, welk bedrag ook al betaald zou zijn. Zij stelt zelfs € 2.173,- (€ 573,- + € 1.000,- + € 600,-) dus € 173,- teveel te hebben betaald. Uit de omschrijvingen bij die betalingen blijkt echter niet dat die verband houden met het verrichte werk, laat staan dat daaruit geconcludeerd zou kunnen worden dat een aanneemsom van € 2.000,- is overeengekomen. Daarentegen blijkt uit de omschrijving bij het bedrag van € 573,- dat dit bedrag ziet op materiaal, terwijl niet in geschil is dat [gedaagde01] de kosten voor de materialen zou betalen en heeft betaald, los van andere kosten die [eiseres01] bij haar in rekening zou brengen. De drie bedragen zijn in het voorjaar van 2021 overgemaakt, toen het werk nog niet af was, wat verder afdoet aan het aangevoerde dat de betalingen de voldoening van een aanneemsom betreffen.
2.6.
Omdat [eiseres01] onderbouwing heeft gegeven voor haar standpunt dat zij aanspraak heeft op betaling van € 25.365,88, terwijl [gedaagde01] haar standpunt dat een aanneemsom van € 2.000,- is overeengekomen onvoldoende heeft gemotiveerd, gaat de kantonrechter uit van de juistheid van het standpunt van [eiseres01] . Daarbij weegt mee dat gezien de omschrijving en de foto’s van de verrichte werkzaamheden, de aard (deels maatwerk) en de grote omvang daarvan, het hoogst onwaarschijnlijk is dat [eiseres01] dit voor slechts € 2.000,- heeft willen doen. Zoals vermeld heeft het ruim anderhalf jaar geduurd voordat het werk klaar was. Uit de stukken, maar ook uit wat bij de mondelinge behandeling besproken is, komt naar voren dat zo nu en dan doordeweeks maar vooral in de weekenden gewerkt is. Gelet hierop lijkt het aantal uren dat [eiseres01] in rekening heeft gebracht reëel en niet excessief zoals [gedaagde01] aanvoert. Dat geldt ook voor de onderbouwde transportkosten voor de af- en aanvoer van grond en materialen. Het gehanteerde uurtarief van € 35,- inclusief btw is niet bovenmatig voor een aannemer. Dat het werk binnenin de woning van [gedaagde01] als vriendendienst kosteloos zou worden verricht, is weersproken en blijkt nergens uit.
2.7.
Gezien het voorgaande wordt het gevorderde bedrag van € 25.000,- toegewezen, met de rente.
2.8.
Dat [naam01] in zijn boosheid over het uitblijven van betaling misschien acties ondernomen heeft jegens [gedaagde01] die tot schade hebben geleid, leidt niet tot een ander oordeel. Er is geen tegeneis ingesteld.
proceskosten
2.9.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 107,22 aan dagvaardingskosten, € 1.384,- aan griffierecht en € 1.058,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 529,-). Dit is totaal € 2.549,22. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 132,- (1/2 punt, maar maximaal € 132,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 25.000,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 3 oktober 2022 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 2.549,22;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
465

Voetnoten

1.Zie artikel 93, aanhef en onder a, Rv.