ECLI:NL:RBROT:2023:12493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
9 januari 2024
Zaaknummer
10647282
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Maasdelta Groep en een gedaagde die zelf procedeert. De eiseres, Maasdelta, heeft een huurachterstand van € 2.441,77 geconstateerd en eist ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning. De gedaagde erkent de huurachterstand, maar is bezig met een schuldhulpverleningstraject en heeft de lopende huur inmiddels weer betaald. De kantonrechter heeft de eisen van Maasdelta toegewezen, omdat de huurachterstand ernstig genoeg is en er geen zicht is op een stabiele financiële situatie voor de gedaagde. De huurovereenkomst wordt ontbonden en de gedaagde moet de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis ontruimen. Daarnaast moet de gedaagde de huurachterstand van € 2.396,03 betalen, evenals een gebruiksvergoeding van € 654,26 per maand tot de ontruiming. Ook zijn er buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten toegewezen aan Maasdelta. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10647282 CV EXPL 23-22120
datum uitspraak: 29 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Maasdelta Groep,
vestigingsplaats: Spijkenisse, gemeente Nissewaard,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn Gerechtsdeurwaarders.
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01],
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden ‘Maasdelta’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 28 juli 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de door [gedaagde01] op 29 augustus 2023 ingediende stukken;
  • de akte van Maasdelta, met één bijlage;
  • de rolbeslissing van 3 november 2023, waarin een mondelinge behandeling is bepaald;
  • de brief van Maasdelta van 16 november 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 29 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren namens Maasdelta aanwezig [naam01] (senior woonconsulent) en [naam02] (medewerker incasso), bijgestaan door [naam03] namens de gemachtigde. [gedaagde01] is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de zitting verschenen.

2.De beoordeling

Waar gaat de zaak over?
2.1.
[gedaagde01] huurt van Maasdelta de woning aan de [adres01] in [plaats01] . De maandelijkse huur bedraagt € 654,26 en moet bij vooruitbetaling worden voldaan. Volgens Maasdelta is er, berekend tot en met juli 2023, sprake van een huurachterstand van
€ 2.441,77. Zij eist dat de huurovereenkomst om die reden wordt ontbonden en dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen. Daarnaast eist Maasdelta dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om de huurachterstand, met rente en buitengerechtelijke incassokosten, aan haar te betalen. Ten slotte eist Maasdelta dat [gedaagde01] wordt veroordeeld om vanaf
1 augustus 2023 iedere maand een bedrag, gelijk aan de maandelijkse huur, aan haar te betalen tot en met de maand van de ontruiming en dat [gedaagde01] in de proceskosten wordt veroordeeld.
2.2.
[gedaagde01] erkent het bestaan van deze huurachterstand. Zij is bezig met een schuldhulpverleningstraject. De lopende huur wordt nu weer betaald.
2.3.
De kantonrechter wijst de eisen van Maasdelta, inclusief de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning, toe. Hierna wordt dit oordeel uitgelegd.
De huurovereenkomst wordt ontbonden
2.4.
De kantonrechter mag een huurovereenkomst alleen ontbinden als de huurachterstand ernstig genoeg is. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de lopende huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen [1] .
2.5.
Maasdelta heeft in haar brief van 16 november 2023 gesteld dat de huurachterstand over de periode van april 2023 tot en met november 2023 € 2.396,03 bedraagt en heeft dit bedrag nader gespecificeerd. [gedaagde01] heeft de hoogte van de huurachterstand vervolgens niet meer betwist. De kantonrechter gaat dan ook uit van de juistheid van laatstgenoemd bedrag. Ondanks dat de huur van de maanden september tot en met november 2023 is betaald is er nog altijd sprake van een huurachterstand van ruim drieënhalve maand. Maasdelta heeft daarnaast gesteld dat wat [gedaagde01] aan Maasdelta moet betalen aan huurachterstand en kosten volgens het vonnis van de kantonrechter van deze rechtbank van 4 mei 2023 (zaak-/rolnummer 10445590 CV EXPL 23-10275) nog altijd niet door [gedaagde01] is betaald. Dit heeft [gedaagde01] niet betwist.
2.6.
In de rolbeslissing van 3 november 2023 heeft de kantonrechter bepaald dat zij door [gedaagde01] wil worden geïnformeerd over de stand van zaken van het schuldhulpverleningstraject waarmee [gedaagde01] bezig zou zijn. [gedaagde01] is echter niet bij de mondelinge behandeling verschenen en heeft daarover geen nadere informatie meer verstrekt. Uit de stellingen van Maasdelta en de door haar in het geding gebrachte producties kan worden afgeleid dat Maasdelta zich al sinds aanvang van de huurovereenkomst in 2021 in voldoende mate heeft ingespannen om [gedaagde01] van hulp te voorzien bij het betalen van de huurachterstand en dat [gedaagde01] sindsdien ook meerdere malen begeleid is door verschillende hulpverlenende organisaties, maar dat dit tot op heden - al dan niet door de afhoudende houding van [gedaagde01] - niet tot een oplossing heeft geleid.
2.7.
Gelet op de hoogte van de huidige huurachterstand, het feit dat sprake is van herhaalde wanprestatie en de omstandigheid dat er op dit moment geen concreet zicht is op een stabielere financiële situatie ontbindt de kantonrechter de huurovereenkomst. Het kan onder de genoemde omstandigheden niet van Maasdelta worden verwacht dat zij de huurovereenkomst voortzet. De ontruimingstermijn wordt bepaald op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
2.8.
Maasdelta heeft tijdens de zitting uitgelegd dat het niet haar insteek is om de woning van [gedaagde01] te ontruimen, maar dat zij - om die ontruiming te voorkomen - wél verlangt dat de lopende huur maandelijks volledig en tijdig wordt betaald én dat [gedaagde01] in het kader van het schuldhulpverleningstraject concrete stappen onderneemt om de huurachterstand in te lopen. Maasdelta heeft in dat verband toegelicht dat zij over een ontruimingstitel wenst te beschikken als ‘stok achter de deur’, ook en vooral omdat zij ervaart dat [gedaagde01] zich tot op heden de ernst van de situatie niet lijkt te realiseren.
[gedaagde01] moet € 2.396,03 aan huurachterstand betalen
2.9.
Zoals hiervoor bij r.o. 2.5 al is overwogen staat voldoende vast dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 2.396,03 is. Dit bedrag is berekend tot en met de maand november 2023. [gedaagde01] wordt veroordeeld om dit bedrag aan Maasdelta te betalen.
[gedaagde01] moet tot de ontruiming € 654,26 per maand betalen
2.10.
[gedaagde01] moet een gebruiksvergoeding van € 654,26 per maand betalen tot en met de dag dat zij de woning met al haar spullen en met degenen die met haar in de woning verblijven, heeft verlaten (artikel 7:225 BW). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels als voor het verhogen van de huur (artikel 7:248 BW).
[gedaagde01] moet de buitengerechtelijke incassokosten en rente betalen
2.11.
De buitengerechtelijke incassokosten van € 324,44 inclusief btw worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten). De rente wordt toegewezen op de wijze zoals hierna bij de beslissing vermeld, omdat Maasdelta genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat de rente moet worden betaald en [gedaagde01] dat niet heeft betwist (artikel 6:119 BW).
Proceskosten
2.12.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Maasdelta tot vandaag vast op € 129,85 aan dagvaardingskosten, € 487,- aan griffierecht en € 580,- aan salaris voor de gemachtigde (2,5 punten x € 232,-). Dit is totaal € 1.196,85. Voor kosten die Maasdelta maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 116,- (1/2 punt x € 232,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [2]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.13.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen en veroordeelt [gedaagde01] om binnen veertien dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] in [woonplaats01], te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Maasdelta te stellen;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Maasdelta te betalen € 2.396,03 aan huurachterstand tot en met november 2023 en € 324,44 aan buitengerechtelijke incassokosten, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag dat aan huurachterstand, exclusief rente en kosten, heeft opengestaan vanaf 28 juli 2023 tot de dag van volledige betaling;
3.3.
veroordeelt [gedaagde01] om aan Maasdelta € 654,26 per maand te betalen, met de verhoging die is toegestaan, vanaf december 2023 tot en met de maand waarin de woning is ontruimd, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over deze maandelijkse bedragen vanaf de dag dat deze opeisbaar zijn tot de dag dat volledig is betaald;
3.4.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van Maasdelta tot vandaag worden vastgesteld op € 1.196,85;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. K.J. Bezuijen en in het openbaar uitgesproken.
44487

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810
2.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853