ECLI:NL:RBROT:2023:12403

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 november 2023
Publicatiedatum
4 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/3606
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Europese gehandicaptenparkeerkaart door de gemeente Rotterdam

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor zowel bestuurder als passagier. De aanvraag werd door het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam afgewezen op basis van een medisch advies dat concludeerde dat eiseres, ondanks haar beperkingen, in staat is om zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter te lopen. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 19 oktober 2023, waarbij eiseres werd vertegenwoordigd door haar gemachtigde en een advocaat. De rechtbank oordeelt dat de afwijzing van de aanvraag terecht is, omdat eiseres niet voldoet aan de vereisten zoals gesteld in de Regeling gehandicaptenparkeerkaart. De rechtbank concludeert dat er onvoldoende bewijs is dat eiseres continu afhankelijk is van de hulp van een bestuurder en dat haar loopbeperkingen niet langdurig genoeg zijn om in aanmerking te komen voor de kaart. De rechtbank wijst het beroep van eiseres af en bevestigt de beslissing van de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/3606

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 30 november 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

(gemachtigde: mr. M.H. Bahreman),
en

het college van burgemeester en wethouders van Rotterdam, verweerder,

(gemachtigde: mr. W. Breure).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag van eiseres voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurder en passagier.
1.2.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 11 januari 2023 (het primaire besluit) afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 april 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.3.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 19 oktober 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen. Zij heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. W.J.B. Veldhuijsen en door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Totstandkoming van het besluit

2.1.
Op 30 november 2022 heeft eiseres een aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart bestuurder en passagier gedaan. Op verzoek van verweerder heeft vervolgens een medische beoordeling door adviserend arts S.C. Verlinde (Team Sociaal Medische Advisering) plaatsgevonden. In het medisch advies van 4 januari 2023 heeft deze arts geconcludeerd dat sprake is van een beperking aan de mobiliteit die langdurig zal aanhouden, maar dat eiseres met de gebruikelijke hulpmiddelen wel in staat is om zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. De arts schat in dat de maximale loopafstand van eiseres 250 meter is. Ook is eiseres volgens de arts niet van deur tot deur continu afhankelijk van de hulp van de bestuurder. Gelet hierop wordt volgens de adviserend arts niet voldaan aan de medische criteria voor de gehandicaptenparkeerkaart bestuurder en passagier.
2.2.
Onder verwijzing naar dit medische advies heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, zoals vermeld onder het kopje “Inleiding”.
2.3.
In de bezwaarfase heeft de adviserend arts een nadere uitleg van het medisch advies gegeven. Zo heeft de arts toegelicht dat eiseres bekend is met meerdere medische objectieve aandoeningen die het lopen beperken, waarvan er één gedurende korte periodes aanwezig is. Wanneer die aandoening aanwezig is, is het loopvermogen van eiseres mogelijk tijdelijk minder dan 100 meter aaneengesloten. Dit gaat dus om kortdurende periodes en tegen rustig bewegen bestaat geen medisch bezwaar. Op basis van de andere aandoeningen die het loopvermogen beïnvloeden en de hiervan beschikbare onderzoeksgegevens kan een ernstige loopbeperking niet worden onderbouwd. De restvaliditeit van eiseres wordt in medisch opzicht nog voldoende geacht om het ruime merendeel van de tijd 100 meter aaneengesloten met hulpmiddelen te overbruggen. Met inachtneming van deze toelichting heeft verweerder vervolgens het besluit op bezwaar genomen.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt of verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een gehandicaptenparkeerkaart bestuurder en passagier. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres.
4. De voor deze uitspraak relevante wet- en regelgeving zijn opgenomen in de bijlage.
5. Eiseres stelt dat verweerder haar ten onrechte geen gehandicaptenparkeerkaart bestuurder en passagier heeft toegekend. Daartoe betoogt zij dat het medisch advies dat verweerder aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft gelegd gebrekkig is. Zo is eiseres niet lichamelijk onderzocht, zijn haar medische gegevens niet opgevraagd bij de huisarts en heeft de arts niet goed doorgevraagd. In bezwaar had een volledige medische herbeoordeling plaats moeten vinden. Verder heeft eiseres last van meerdere medische klachten die in samenhang bezien, maken dat zij niet in staat is om meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen. Eiseres verwijst daarbij naar een episodelijst van de huisarts waarin verschillende diagnoses opgesomd zijn. Zij woont bovendien op de tweede verdieping van een gebouw zonder liften. Op een goede dag kan zij de trap af komen, zij kan daarna niet verder lopen. Eiseres verlaat haar woning dan ook zelden en verkeert in een sociaal isolement. Eiseres voert aan dat zij wel afhankelijk is van de hulp van de bestuurder, doorgaans haar zoon. Zo doet hij boodschappen voor haar, omdat de supermarkt honderden meters verderop is.
5.1.
De vereisten om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerkaart bestuurder en passagier staan in artikel 1 van de Regeling gehandicaptenparkeerkaart (de Regeling). Partijen verschillen van mening over de vraag of eiseres in staat is om meer dan 100 meter zelfstandig aan een stuk te voet te overbruggen (vereiste voor zowel bestuurders- als passagierskaart) en of zij voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk is van de hulp van de bestuurder (vereiste voor passagierskaart).
5.2.
Een bestuursorgaan mag, indien door een arts in zijn hoedanigheid van medisch deskundige aan een bestuursorgaan een medisch advies is uitgebracht, dit advies betrekken bij zijn beoordeling van een aanvraag, mits dat advies op een onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze is opgesteld. [1]
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank zijn er onvoldoende aanknopingspunten voor de conclusie dat verweerder niet op het medisch advies heeft mogen afgaan. In het advies staat vermeld dat een anamnese heeft plaatsgevonden en dat gericht lichamelijk onderzoek is verricht. De enkele stelling van eiseres dat dit niet zou hebben plaatsgevonden is onvoldoende om te concluderen dat dit inderdaad niet is verricht. Ook heeft een oriënterend psychologisch onderzoek plaatsgevonden, heeft de arts informatie opgevraagd bij de huisarts van eiseres en heeft de arts de problematiek geobjectiveerd door middel van gerichte vragen en observatie. Ook de stelling van eiseres dat geen informatie bij de huisarts zou zijn opgevraagd gaat daarom niet op. Gelet op de inhoud van het medisch advies is sprake van een voldoende objectief en inzichtelijk advies, zodat verweerder dit advies aan zijn besluitvorming ten grondslag heeft kunnen leggen. De arts heeft zijn conclusie dat eiseres niet in aanmerking komt voor een gehandicaptenparkeerkaart voor een bestuurder, dan wel voor een passagier, op duidelijke wijze onderbouwd en hij heeft dit advies in de bezwaarfase nog eens nader toegelicht. Nu eiseres geen nadere (medische) stukken heeft overlegd, heeft verweerder mogen volstaan met deze nadere toelichting en was er geen aanleiding voor een volledige medische herbeoordeling.
5.4.
De rechtbank ziet verder geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de conclusies van het medisch advies. De rechtbank is van oordeel dat het vereiste in de Regeling zo gelezen moet worden dat sprake moet zijn van een loopbeperking die ervoor zorgt dat een belanghebbende langdurig niet in staat is om 100 meter aan een stuk te lopen. De stelling van eiseres dat zij voldoet aan de vereisten die voortvloeien uit de Regeling omdat haar beperkingen langdurig zijn waardoor zij op sommige momenten niet meer dan 100 meter kan lopen, kan de rechtbank dan ook niet volgen. Dat eiseres soms tijdelijk niet meer dan 100 meter aan een stuk te voet kan overbruggen, maakt niet dat sprake is van een langdurige loopbeperking zoals bedoeld in de Regeling. Daar komt bij dat eiseres haar stelling dat zij niet in staat is om meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen niet met objectiveerbare en verifieerbare gegevens heeft onderbouwd. Uit de episodelijst van de huisarts blijkt dat eiseres inderdaad meerdere medische aandoeningen heeft, en de rechtbank trekt niet in twijfel dat eiseres daarvan klachten ondervindt, toch wordt daarmee niet onderbouwd dat zij als gevolg van die aandoeningen (in samenhang bezien) niet in staat zou zijn om meer dan 100 meter aaneengesloten te lopen. De rechtbank betrekt daarbij ook de omstandigheid dat eiseres bij het medisch spreekuur heeft verklaard vijf minuten te kunnen lopen, terwijl de adviserend arts nog heeft toegelicht dat eiseres in dat tijdsbestek en met een rustiger looptempo ruim 100 meter zou kunnen afleggen.
5.5.
Daarnaast is naar het oordeel van de rechtbank niet gebleken dat eiseres continu afhankelijk is van de bestuurder. Eiseres heeft onvoldoende onderbouwd dat zij niet in staat zou zijn om bijvoorbeeld even te wachten totdat een bestuurder de auto heeft geparkeerd. De omstandigheid dat haar zoon boodschappen voor haar doet, maakt eiseres niet continu afhankelijk van de bestuurder zoals bedoeld in de Regeling. Eiseres is ook alleen naar het medisch spreekuur gekomen, wat ook niet op enige afhankelijkheid van een bestuurder duidt.
6. Voor zover eiseres een beroep doet op de hardheidsclausule, is de rechtbank van oordeel dat verweerder in de door eiseres aangevoerde omstandigheden geen aanleiding heeft hoeven zien om een uitzondering te maken en alsnog een gehandicaptenparkeerkaart aan haar te verstrekken. Zoals verweerder in het bestreden besluit heeft vermeld, past verweerder de hardheidsclausule alleen toe als sprake is van andere beperkingen dan loopbeperkingen die het zo ondoenlijk maken dat iemand niet de afstand kan overbruggen tussen een gewone parkeerplaats en de bestemming. [2] Uit het medisch advies blijkt dat de arts heeft vastgesteld dat er geen aantoonbare ernstige beperkingen zijn anders dan loopbeperkingen die maken dat eiseres alsnog recht heeft op een gehandicaptenparkeerkaart. Hoewel de rechtbank begrip heeft voor de omstandigheid dat eiseres in een sociaal isolement verkeert, kan deze omstandigheid niet de toekenning van een gehandicaptenparkeerkaart rechtvaardigen. Een gehandicaptenparkeerkaart wordt verstrekt als – kort gezegd – het vanwege medische redenen nodig is dat dichtbij kan worden geparkeerd. Daar is in het geval van eiseres niet van gebleken.
7. Uit het bovenstaande volgt dat verweerder naar het oordeel van de rechtbank terecht heeft geoordeeld dat eiseres geen recht heeft op een gehandicaptenparkeerkaart bestuurder en passagier.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gehandicaptenparkeerkaart bestuurder of passagier krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr. W.D.F. Oskam, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 30 november 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijk kader

Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer

Artikel 49
1. Aan een gehandicapte kan, overeenkomstig de bij ministeriële regeling gestelde criteria, door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waar hij als ingezetene met een adres is ingeschreven in de basisregistratie personen, een gehandicaptenkaart worden verstrekt.
[…]

Regeling gehandicaptenparkeerkaart

Artikel 1
1. Voor een gehandicaptenparkeerkaart kunnen in aanmerking komen:
a. bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen;
b. passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, die ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking hebben van langdurige aard, waardoor zij - met de gebruikelijke loophulpmiddelen - in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen en die voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;
[…]
d. bestuurders en passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen, andere dan bedoeld onder a en b, die ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, andere dan loopbeperkingen hebben;
[…]

Voetnoten

1.Zie artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht en de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 23 juni 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1609, r.o. 4.5.1.
2.Zie de uitspraak van de Raad van 6 mei 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:1076.