ECLI:NL:RBROT:2023:12391

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
10600308 CV EXPL 23-19547
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding huurovereenkomst en ontruiming wegens huurachterstand met toezegging van verhuurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Stichting Woonbron en de bewindvoerder van [gedaagde01]. Woonbron vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning van [gedaagde01] wegens huurachterstand. De huurachterstand was op het moment van de mondelinge behandeling op 7 november 2023 opgelopen tot € 3.748,46, wat resulteerde in een achterstand van meer dan vijf maanden. De kantonrechter oordeelde dat de huurachterstand ernstig genoeg was om de huurovereenkomst te ontbinden, ondanks de persoonlijke omstandigheden van [gedaagde01]. De bewindvoerder, die de formele procespartij was geworden, heeft de vorderingen van Woonbron niet inhoudelijk betwist.

De kantonrechter heeft de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming van de woning toegewezen. Tevens werd de bewindvoerder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente. De rechter heeft ook een gebruiksvergoeding vastgesteld die [gedaagde01] moet betalen tot de ontruiming van de woning. Woonbron heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat zij niet tot executie van het vonnis zal overgaan, mits de bewindvoerder binnen zes maanden een voorstel doet voor afbetaling van de openstaande bedragen en [gedaagde01] zich aan de afspraken houdt.

De proceskosten werden toegewezen aan Woonbron, en het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechter heeft alle andere vorderingen afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10600308 CV EXPL 23-19547
datum uitspraak: 24 november 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: Flanderijn,
tegen
mr. M. El Joghrafi, h.o.d.n. JM Bewind & Mediation,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van
[gedaagde01],
kantoorhoudende te Hoogvliet Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. B. El Ouath.
De partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd. Mevrouw [gedaagde01] wordt hierna aangeduid als ‘ [gedaagde01] ’.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 20 juni 2023, met bijlagen;
  • het antwoord;
  • de brief van de gemachtigde van Woonbron van 27 oktober 2023, met bijlagen.
1.2.
Op 7 november 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: de heer [naam01] namens de gemachtigde van Woonbron, [gedaagde01] , mevrouw [naam02] (maatschappelijk werker, gemeente Rotterdam) en de gemachtigde van de bewindvoerder.

2.De beoordeling

Waar gaat het om?
2.1.
[gedaagde01] huurt van Woonbron de woning aan het adres [adres01] in Hoogvliet Rotterdam (hierna: ‘het gehuurde’ en/of ‘de woning’). De huur is nu € 671,24 per maand. [gedaagde01] moet de huur elke maand vooraf betalen.
2.2.
In deze procedure eist Woonbron ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van de woning en betaling van de huurachterstand met rente en kosten. De reden daarvan is volgens Woonbron dat [gedaagde01] een huurachterstand heeft laten ontstaan die rechtvaardigt dat de huurovereenkomst wordt ontbonden.
2.3.
De bewindvoerder en [gedaagde01] hebben de eis van Woonbron niet (inhoudelijk) betwist. De huurachterstand is ontstaan vanwege persoonlijke omstandigheden van [gedaagde01] . Zij is haar vader en haar echtgenoot verloren. Haar echtgenoot regelde altijd de financiële zaken. Inmiddels zijn de goederen van [gedaagde01] onder bewind gesteld bij de bewindvoerder. [gedaagde01] wil graag met haar minderjarige kinderen in de woning blijven.
Het bewind
2.4.
Gedurende deze procedure zijn de goederen van [gedaagde01] onder bewind gesteld. De bewindvoerder is vervolgens in de procedure verschenen, waardoor hij de formele procespartij is geworden in plaats van [gedaagde01] . De vorderingen van Woonbron moeten daarom vanaf dat moment worden geacht te zijn gericht tegen de bewindvoerder als vertegenwoordiger van het onder bewind gestelde vermogen van [gedaagde01] . Er is dus geen vordering meer gericht tegen de ten gevolge van de onderbewindstelling procesonbekwame [gedaagde01] zelf, want haar positie is overgenomen door de bewindvoerder. Gevolg hiervan is dat alleen vonnis zal worden gewezen tegen de bewindvoerder.
Huurachterstand, buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.5.
Partijen zijn het erover eens dat de huurachterstand op het moment van de mondelinge behandeling € 3.748,46 was. Dit bedrag is gebaseerd op de huur tot en met de maand november 2023. De bewindvoerder wordt veroordeeld om dit bedrag aan Woonbron te betalen.
2.6.
De buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat aan alle voorwaarden is voldaan om deze kosten vergoed te krijgen (artikel 6:96 BW).
2.7.
De rente wordt toegewezen op de wijze zoals vermeld in de beslissing, omdat Woonbron genoeg heeft gesteld waaruit volgt dat deze moet worden betaald en de bewindvoerder dat niet heeft betwist.
Ontbinding huurovereenkomst
2.8.
De huurder is verplicht om de huur op tijd te betalen. Dat heeft [gedaagde01] niet gedaan. Daarom vraagt Woonbron de huurovereenkomst te ontbinden. De rechter wijst dit alleen toe als de huurachterstand ernstig genoeg is om de huurovereenkomst te beëindigen. Meestal zal een achterstand van meer dan drie maanden genoeg zijn, maar de rechter moet alle omstandigheden afwegen. Van belang is bijvoorbeeld ook of de huur weer wordt betaald en of de achterstand (deels) is ingelopen. [1]
2.9.
Ten tijde van het uitbrengen van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand bijna 4 maanden. De huurbetalingen zijn weliswaar (deels) hervat, maar gedurende deze procedure is de huurachterstand opgelopen tot ruim 5 maanden. De kantonrechter ziet daarom aanleiding om de geëiste ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde toe te wijzen. De persoonlijke omstandigheden van [gedaagde01] kunnen niet tot een ander oordeel leiden, omdat zij haar niet ontheffen van haar betalingsverplichting(en).
2.10.
De ontruiming wordt ook niet als onrechtmatig tegenover de minderjarige kinderen van [gedaagde01] gezien, mede gelet op de primaire verantwoordelijkheid van [gedaagde01] voor het welzijn van haar kinderen [2] . Bovendien heeft [gedaagde01] niet gesteld (en is eveneens niet gebleken) dat haar minderjarige kinderen door de ontruiming van het gehuurde in een schrijnende woonsituatie terecht zullen komen. De kantonrechter kent in dit verband ook veel gewicht toe aan de toezegging van Woonbron die in rechtsoverweging 2.12 van dit vonnis is opgenomen.
Ontruimingstermijn en gebruiksvergoeding
2.11.
[gedaagde01] moet een gebruiksvergoeding van € 671,24 per maand betalen tot en met de maand waarin zij de woning met al haar spullen heeft verlaten (artikel 7:225 BW). Voor het verhogen van de gebruiksvergoeding gelden dezelfde regels als voor het verhogen van de huur (artikel 7:248 BW).
Toezegging Woonbron
2.12.
Woonbron heeft tijdens de mondelinge behandeling toegezegd dat als de bewindvoerder binnen 6 maanden na de datum van dit vonnis een concreet voorstel doet met betrekking tot de afbetaling van het gehele openstaande bedrag inclusief kosten, zij, bij het door [gedaagde01] niet tekortschieten in de nakoming van een af te spreken regeling en tijdige betaling van de lopende huur gedurende de aflossingsperiode, niet zal overgaan tot executie van dit vonnis.
Proceskosten
2.13.
De bewindvoerder krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonbron tot vandaag vast op € 130,49 aan dagvaardingskosten, € 487,00 aan griffierecht en € 464,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten × € 232,00). Dit is in totaal € 1.081,49.
2.14.
Voor kosten die Woonbron maakt na deze uitspraak moet de bewindvoerder een bedrag betalen van € 116,00 (½ punt × € 232,00). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [3]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.15.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen Woonbron en [gedaagde01] en veroordeelt de bewindvoerder q.q. om binnen 14 dagen na de betekening van dit vonnis de woning aan de [adres01] in Hoogvliet Rotterdam te ontruimen met alle personen en zaken die zich daar vanwege [gedaagde01] bevinden en het gehuurde met alle sleutels ter beschikking van Woonbron te stellen en te verlaten;
3.2.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. om aan Woonbron te betalen € 3.748,46, met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over het bedrag aan hoofdsom dat na elke credit- en debet mutatie heeft uitgestaan, vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag dat volledig is betaald;
3.3.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. om aan Woonbron te betalen € 671,24 per maand, met de verhoging die is toegestaan, met ingang van de maand december 2023 tot en met de maand waarin de ontruiming plaatsvindt;
3.4.
veroordeelt de bewindvoerder q.q. in de proceskosten, die aan de kant van Woonbron tot vandaag worden vastgesteld op € 1.081,49;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
43416

Voetnoten

1.Hoge Raad 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1810
2.Zie artikel 3 in verbinding met artikel 16 lid 1 van het Verdrag inzake de rechten van het kind.
3.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853