ECLI:NL:RBROT:2023:12382

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
3 januari 2024
Zaaknummer
C/10/655277 / HA ZA 23-314
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevolgen van de vernietiging van een geldleningsovereenkomst in het kader van een verkoop van registergoederen

In deze zaak heeft eiser, [eiser01], registergoederen verkocht aan [gedaagde02] en een deel van de koopprijs aan [gedaagde01] c.s. geleend. De notariële aktes en overeenkomsten zijn vernietigd, wat leidt tot de vraag welke gevolgen dit heeft voor de geldleningsovereenkomst. De rechtbank heeft vastgesteld dat de vernietiging van de overeenkomst terugwerkende kracht heeft, waardoor de partijen onverschuldigd hebben gepresteerd. Eiser vordert terugbetaling van € 276.909,71, wat is vastgesteld na weging van de vorderingen van beide partijen. De rechtbank heeft geoordeeld dat gedaagden hoofdelijk moeten betalen, inclusief wettelijke rente vanaf de dagvaarding. De vordering van eiser is toegewezen, en gedaagden zijn ook veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt de juridische implicaties van de vernietiging van overeenkomsten en de terugwerkende kracht daarvan, evenals de noodzaak voor partijen om hun verplichtingen na te komen, zelfs als de overeenkomsten zijn vernietigd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/655277 / HA ZA 23-314
Vonnis van 20 december 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonend in [woonplaats01] (gemeente [gemeente01] ),
eiser,
advocaat mr. E.B. van den Ouden te Oude-Tonge,
tegen

1.[gedaagde01] ,

wonend in [woonplaats02] ,
2.
[gedaagde02],
wonend in [woonplaats03] ,
gedaagden,
advocaat mr. M.Z.D. Nasrullah te ’s-Gravenhage.
Partijen worden hierna [eiser01] , [gedaagde01] en [gedaagde02] genoemd. Gedaagden worden samen [gedaagde01] c.s. genoemd.

1.Kern van de zaak

[eiser01] heeft registergoederen verkocht en geleverd aan [gedaagde02] en heeft daarbij een deel van de koopprijs aan [gedaagde01] c.s. geleend. De notariële aktes en overeenkomsten hierover zijn vernietigd. Deze zaak gaat over de vraag welke gevolgen de vernietiging van de geldleningsovereenkomst heeft.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 15 maart 2023, met producties 1 tot en met 5;
  • de conclusie van antwoord, met producties 1 tot en met 12;
  • de oproepingsbrief van de rechtbank van 28 juni 2023;
  • de aanvullende productie 13 van [gedaagde01] c.s.;
  • de aanvullende producties 6 tot en met 12 van [eiser01] ;
  • de mondelinge behandeling van 7 november 2023;
  • de spreekaantekeningen van [eiser01] .
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten
3.1.
In 2016 heeft [eiser01] de erfpachtrechten op een aantal percelen met opstallen
(hierna: de registergoederen) aan [gedaagde02] verkocht en geleverd. De koopprijs was € 600.000,00.
3.2.
Partijen hebben afgesproken dat [eiser01] € 300.000,00 van de koopprijs aan [gedaagde01] c.s. leende (hierna: de geldleningsovereenkomst). [eiser01] heeft daarvoor als zekerheid het tweede hypotheekrecht op de registergoederen gekregen. Dit is vastgelegd in de hypotheekakte van 11 november 2016 (hierna: de hypotheekakte).
3.3.
De heer [naam01] (hierna: [naam01] ) heeft ook geld aan [gedaagde01] c.s. geleend en heeft daarvoor het eerste hypotheekrecht op de registergoederen gekregen.
[naam01] heeft de registergoederen in 2019 laten veilen, omdat [gedaagde01] c.s. hun betalingsverplichtingen tegenover hem niet (volledig) nakwamen. De registergoederen zijn verkocht en geleverd aan een derde. [eiser01] heeft € 19.340,29 van de veilingopbrengst gekregen.
3.4.
Partijen hebben tegen elkaar geprocedeerd. De kantonrechter van deze rechtbank heeft in zijn vonnis van 19 augustus 2020 de notariële aktes en overeenkomsten over de levering van en hypotheekrechten op de registergoederen vernietigd. Deze rechtbank heeft in haar vonnis van 1 februari 2023 bevestigd dat alle aktes en overeenkomsten, waaronder de hypotheekakte, daarmee zijn vernietigd.

4.Het geschil

4.1.
[eiser01] vordert – samengevat – om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde01] c.s. hoofdelijk te veroordelen om aan [eiser01] te betalen:
€ 280.659,71;
€ 38.004,28 aan rente, berekend tot 21 februari 2023, te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van volledige betaling;
€ 6.775,00 aan buitengerechtelijke kosten;
“gedaagden te veroordelen in de kosten van de procedure”;
“gedaagde te veroordelen in de nakosten”.
4.2.
[eiser01] legt het volgende aan zijn vorderingen ten grondslag. [eiser01] heeft
€ 300.000,00 aan [gedaagde01] c.s. geleend. Omdat alle aktes (waaronder de hypotheekakte en de geldleningsovereenkomst) zijn vernietigd, moeten [gedaagde01] c.s. dat bedrag aan [eiser01] terugbetalen op grond van onverschuldigde betaling. Het deel van de veilingopbrengst dat [eiser01] heeft gekregen, mag daarvan worden afgetrokken.
4.3.
[gedaagde01] c.s. voeren verweer en concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met veroordeling van [eiser01] en mr. Van den Ouden of (alleen) [eiser01] in de werkelijke proceskosten en de nakosten. [gedaagde01] c.s. voeren het volgende aan. Er was sprake van een schulderkentenis, niet van een geldlening. [eiser01] heeft namelijk geen geld aan [gedaagde01] c.s. betaald / verstrekt. Dat geld is ‘in de percelen blijven zitten’. Door de verwevenheid van de ‘geldleningsovereenkomst’ met de koop en levering van de registergoederen kan de vordering niet los van de koopovereenkomst en akte van levering, die ook zijn vernietigd, worden beoordeeld. De registergoederen zijn betaald, maar feitelijk nooit geleverd omdat [eiser01] in de woning op de percelen is blijven wonen. Daardoor hebben [gedaagde01] c.s. het voordeel van die € 300.000,00 nooit gehad. Zij konden de registergoederen niet exploiteren, waardoor zij hun betalingsverplichtingen tegenover [naam01] niet konden nakomen. Er valt niets ongedaan te maken.

5.De beoordeling

Wat zijn de gevolgen van vernietiging?

5.1.
De vernietiging van een overeenkomst heeft terugwerkende kracht (artikel 3:53 lid 1 BW). Dat betekent dat de overeenkomst nooit heeft bestaan. Dit brengt met zich mee dat als partijen op basis van die overeenkomst prestaties aan elkaar hebben verricht, zij die zonder rechtsgrond en dus onverschuldigd hebben verricht (artikel 6:203 BW). Zij moeten de van elkaar gekregen prestaties dan ongedaan maken.
Gevolgen vernietiging geldleningsovereenkomst
5.2.
[eiser01] heeft op basis van de geldleningsovereenkomst € 300.000,00 aan [gedaagde01] c.s. verstrekt. Dat [eiser01] dat geld niet fysiek heeft betaald, maakt niet dat er geen sprake is van een geldleningsovereenkomst (in de zin van artikel 7:129 BW). Niet ter discussie staat namelijk dat het de bedoeling van partijen was dat door de geldlening [gedaagde02] € 300.000,00 minder bij de notaris zou betalen voor de registergoederen dan wanneer die geldlening niet zou zijn verstrekt. Omdat het geld ‘in de registergoederen is blijven zitten’ en die (juridisch) aan [gedaagde02] zijn geleverd, is haar vermogen met dat bedrag toegenomen (oftewel: is die € 300.000,00 aan [gedaagde01] c.s. verstrekt). [gedaagde01] c.s. hebben op basis van de geldleningsovereenkomst € 3.750,00 aan rente aan [eiser01] betaald, zo blijkt uit productie 8 van [eiser01] . [gedaagde01] c.s. hebben niet aangevoerd of aangetoond dat zij meer hebben betaald, zodat de rechtbank van dit bedrag uitgaat. Omdat de hypotheekakte en geldleningsovereenkomst zijn vernietigd, moeten partijen de aan elkaar betaalde bedragen terugbetalen. [gedaagde01] c.s. moeten dus
€ 300.000,00 aan [eiser01] terugbetalen en [eiser01] moet dus € 3.750,00 aan [gedaagde01] c.s. terugbetalen (artikel 6:203 lid 2 BW).
5.3.
Niet van belang is wat er is gebeurd in het kader van de koop en levering van de registergoederen (dus of die feitelijk zijn geleverd). De koop en levering zijn immers geregeld in een andere overeenkomst en akte, tussen andere partijen. Het gaat in deze procedure alleen om de gevolgen van de vernietiging van de geldleningsovereenkomst.
Ten overvloede: gevolgen vernietiging koopovereenkomst
5.4.
Voor zover [gedaagde01] c.s. bedoelen dat vanwege de verwevenheid tussen de geldlening en de koop (en levering) van de registergoederen ook moet worden gekeken naar de gevolgen van de vernietiging van koopovereenkomst, volgt de rechtbank [gedaagde01] c.s. daar niet in. Zoals overwogen in 5.3 gaat het immers om verschillende overeenkomsten tussen verschillende partijen. De koopovereenkomst is gesloten tussen [eiser01] en [gedaagde02] . De geldleningsovereenkomst is gesloten tussen [eiser01] en [gedaagde01] c.s. De vernietiging van de geldleningsovereenkomst heeft dus haar eigen gevolgen.
5.5.
Zelfs als de rechtbank [gedaagde01] c.s. wel in dit standpunt volgt, leidt dit niet tot een andere uitkomst. De rechtbank legt dat hieronder uit. [gedaagde02] heeft op basis van de koopovereenkomst de koopprijs van € 600.000,00 aan [eiser01] betaald. Dat dit deels door middel van de geldlening is gebeurd en dat bedrag dus niet fysiek aan [eiser01] is betaald, doet daar (ook hier) niet aan af. [eiser01] heeft op basis van deze overeenkomst de registergoederen aan [gedaagde02] geleverd. Omdat de koopovereenkomst en de leveringsakte zijn vernietigd, moet [eiser01] de koopprijs van € 600.000,00 aan [gedaagde02] terugbetalen (artikel 6:203 lid 2 BW) en moet [gedaagde02] de registergoederen aan [eiser01] teruggeven (artikel 6:203 lid 1 BW). [eiser01] zegt dat dit laatste (blijvend) onmogelijk is, omdat de registergoederen zijn verkocht en geleverd aan een derde. [gedaagde01] c.s. ontkennen dat niet. [gedaagde02] kan de registergoederen niet teruggeven en schiet daarmee dus tekort in de nakoming van haar verplichting en is in verzuim. Als die tekortkoming aan haar kan worden toegerekend, moet zij hiervoor een schadevergoeding betalen aan [eiser01] (artikel 6:74 lid 1 BW). De rechtbank oordeelt dat dit het geval is. De registergoederen zijn namelijk verkocht omdat [gedaagde01] c.s. hun betalingsverplichtingen tegenover [naam01] niet nakwamen. Dat is [gedaagde02] toe te rekenen. Volgens [gedaagde01] c.s. konden zij de betalingsverplichtingen tegenover [naam01] niet nakomen, omdat zij de registergoederen niet konden exploiteren doordat [eiser01] in de woning is blijven wonen. Partijen verschillen van mening over of dit mocht, maar de rechtbank vindt die discussie hier niet van belang. Als het nodig was om de registergoederen te exploiteren om aan de betalingsverplichtingen te kunnen voldoen en dit gefrustreerd werd doordat [eiser01] er woonde, dan mocht van [gedaagde02] worden verwacht dat zij hiertegen actie zou ondernemen. Niet gebleken is dat zij dat heeft gedaan voordat de registergoederen zijn verkocht. [gedaagde02] moet omdat zij toerekenbaar tekortschiet in haar verplichting om de registergoederen terug te geven aan [eiser01] dus een schadevergoeding aan [eiser01] betalen. Omdat de registergoederen destijds zijn verkocht voor een waarde van € 600.000,00 stelt de rechtbank de schadevergoeding vast op dat bedrag. Deze schadevergoeding is even hoog als het bedrag dat [eiser01] aan [gedaagde02] moet terugbetalen. Daarom kunnen deze bedragen tegen elkaar worden weggestreept. Partijen hebben op dit punt dus niets van elkaar te vorderen.
Tussenconclusie
5.6.
[eiser01] heeft dus een vordering van € 300.000,00 op [gedaagde01] c.s. (zie 5.2).
De vordering van [gedaagde01] c.s. op [eiser01] van € 3.750,00 (zie 5.2) kan daartegen worden weggestreept. [eiser01] heeft verder gesteld dat het door hem ontvangen bedrag van
€ 19.340,29 uit de veilingopbrengst op zijn vordering in mindering kan worden gebracht en [gedaagde01] c.s. hebben daar niets tegenin gebracht, zodat de rechtbank daar ook van uitgaat. De vordering van [eiser01] wordt dus toegewezen tot een bedrag van € 276.909,71.
Wettelijke rente
5.7.
[eiser01] vordert de wettelijke rente vanaf 16 november 2016. Wettelijke rente wordt volgens artikel 6:119 lid 1 BW verschuldigd vanaf het moment dat verzuim intreedt. Nu niet is gesteld en ook niet gebleken is dat [gedaagde01] c.s. het geld te kwader trouw hebben aangenomen, omdat nakoming nog mogelijk is en er zich geen uitzondering uit artikel 6:83 BW voordoet, is voor verzuim een ingebrekestelling vereist. Niet gebleken is dat [eiser01] [gedaagde01] c.s. voor de dagvaarding een ingebrekestelling heeft gestuurd. De dagvaarding van [eiser01] in deze procedure kan wel als een ingebrekestelling worden aangemerkt, omdat uit de houding van [gedaagde01] c.s. in de vorige rechtszaak bleek dat aanmaning nutteloos zou zijn (artikel 6:82 lid 2 BW). In de dagvaarding in die procedure (productie 7 van [gedaagde01] c.s.) gaven [gedaagde01] c.s. al aan dat de geldlening nooit was verstrekt. De rechtbank wijst de wettelijke rente daarom toe vanaf de datum van de dagvaarding in deze procedure (15 maart 2023).
Buitengerechtelijke kosten
5.8.
[eiser01] maakt verder aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten. Niet gebleken is dat [eiser01] buitengerechtelijke werkzaamheden heeft verricht in het kader van de hoofdvordering. Daarom wordt deze vordering afgewezen.
Proceskosten
5.9.
[gedaagde01] c.s. worden als de in het ongelijk gestelde partijen, gelet op het arrest van de Hoge Raad van 23 december 2022 (ECLI:NL:HR:2022:1942, overweging 4.1.2) hoofdelijk, in de proceskosten (inclusief nakosten) veroordeeld. De proceskosten van [eiser01] worden begroot op:
- dagvaarding € 130,49
- griffierecht € 86,00
- salaris advocaat € 5.290,00 (2,0 punten × tarief € 2.645,00)
- nakosten €
173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.679,49

6.De beslissing

De rechtbank
6.1.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk om aan [eiser01] te betalen € 276.909,71, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 15 maart 2023 tot de dag van volledige betaling;
6.2.
veroordeelt [gedaagde01] c.s. hoofdelijk in de proceskosten van € 5.679,49, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als [gedaagde01] c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, dan moeten [gedaagde01] c.s. € 90,00 extra betalen, plus de kosten van betekening;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wijsman-van Veen en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023.3726 / 2990