ECLI:NL:RBROT:2023:12348

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 november 2023
Publicatiedatum
2 januari 2024
Zaaknummer
10553614 CV EXPL 23-16701
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis over het recht op promotie van een kerndocent bij Hogeschool Rotterdam

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 24 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres01], een kerndocent bij Hogeschool Rotterdam, en haar werkgever, Stichting Hogeschool Rotterdam. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. R.G.J. Booij, eiste dat Hogeschool Rotterdam haar zou promoveren naar de functie van Hogeschooldocent en daarnaast een bedrag van € 5.880,05 aan gederfde inkomsten zou betalen. De eiseres stelde dat Hogeschool Rotterdam een toezegging had gedaan over haar promotie, mits zij aan bepaalde voorwaarden voldeed, en dat zij aan deze voorwaarden had voldaan.

De procedure begon met een dagvaarding op 26 mei 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 oktober 2023. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat de eiseres en Hogeschool Rotterdam het erover eens waren dat er een toezegging was gedaan over de promotie, maar dat er onenigheid bestond over de voorwaarden waaronder deze promotie zou plaatsvinden. De kantonrechter oordeelde dat Hogeschool Rotterdam een voorwaardelijke toezegging had gedaan en dat de eiseres aan de voorwaarden had voldaan. De kantonrechter verwierp het standpunt van Hogeschool Rotterdam dat de projecten van de eiseres niet goed genoeg waren uitgevoerd voor een promotie naar schaal 12.

De kantonrechter heeft de vordering van de eiseres toegewezen, waarbij Hogeschool Rotterdam werd veroordeeld om binnen een maand de promotie door te voeren en de gederfde inkomsten te vergoeden. Daarnaast werd Hogeschool Rotterdam veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 1.168,42. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de eiseres direct recht heeft op de uitvoering van de uitspraak, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10553614 CV EXPL 23-16701
datum uitspraak: 24 november 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. R.G.J. Booij,
tegen
Stichting Hogeschool Rotterdam,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. A.M. Straasheijm.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘Hogeschool Rotterdam’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 26 mei 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de brief van [eiseres01] , met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van beide partijen.
1.2.
Op 26 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig: [eiseres01] met de gemachtigde en [naam01] ( [functie01] ) met de gemachtigde.

2.De feiten

2.1.
[eiseres01] is op 10 februari 2017 in dienst getreden bij Hogeschool Rotterdam als kerndocent.
2.2.
In het beoordelingsverslag van 27 november 2023 staat het volgende vermeld:
“Met de onderwijsmanager is afgesproken dat [voornaam eiseres01] deze twee projecten inzet als activiteit om over twee jaar promotie naar schaal 12 te kunnen maken. Naast deze twee activiteiten neemt [voornaam eiseres01] ook deel aan de werkgroep Internationaal en de Rekenkamercommissie.
(…)
(4) Afspraken
1. “Voor de projecten langstuderen en mbo kan [voornaam eiseres01] bij goede uitvoering een promotie maken naar schaal 12.”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist samengevat:
  • dat Hogeschool Rotterdam wordt veroordeeld om [eiseres01] binnen een maand te promoveren naar de functie van Hogeschooldocent;
  • Hogeschool Rotterdam te veroordelen tot betaling van € 5.880,05 aan gederfde inkomsten;
  • Hogeschool Rotterdam te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Het geschil laat zich als volgt samenvatten.
[eiseres01] stelt zich op het standpunt dat Hogeschool Rotterdam een toezegging heeft gedaan en dat zij aan alle in die toezegging gestelde voorwaarden heeft voldaan. Hogeschool Rotterdam moet als goed werkgever haar toezegging nakomen. Op basis daarvan maakt [eiseres01] aanspraak op promotie naar de functie Hogschooldocent en misgelopen looninkomsten. Hogeschool Rotterdam betwist dat [eiseres01] op basis van haar presteren en de gemaakte afspraken recht heeft op promotie.
3.3.
Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd komt – voor zover van belang – onder de beoordeling aan de orde.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het er in wezen over eens dat het verslag en de afspraken zoals onder 2.2 geciteerd een toezegging van Hogeschool Rotterdam tot promotie van [eiseres01] inhouden, zij het onder voorwaarden. Hogeschool Rotterdam onderkent immers dat bij het goed voltooien van de projecten, een promotie naar schaal 12 (hogeschooldocent) zou volgen. Hogeschool Rotterdam stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van het goed voltooien van het project. Daar waar in de stukken af en toe geïmpliceerd wordt dat (toch) geen toezegging is gedaan, wordt dat standpunt niet nader onderbouwd en daarom verworpen. Hierbij acht de kantonrechter voorts van belang dat namens Hogeschool Rotterdam ter zitting is gesteld: : “
Tijdens het beoordelingsgesprek van 27 november 2017 hebben partijen afgesproken dat [eiseres01] twee projecten zou oppakken en dat bij een goede uitvoering op schaal 12 niveau een promotie naar schaal 12 mogelijk zou zijn na een periode van 2 jaar.”Bovendien is niet betwist dat er door de toenmalige leidinggevende mondeling een harde toezegging aan [eiseres01] is gedaan en dat deze leidinggevende bevoegd was op dit punt beslissingen te nemen.
4.2.
Dan gaat het geschil slechts nog om de vraag of voldaan is aan de genoemde voorwaarden. Tussen partijen is niet in geschil dat beide projecten als “goed” zijn beoordeeld. In deze procedure stelt Hogeschool Rotterdam zich echter op het standpunt dat de projecten weliswaar als “goed” zijn beoordeeld, maar “op niveau 11”. Hogeschool Rotterdam stelt nu dat het project als goed moet zijn beoordeeld “op niveau 12”, dus op het niveau van een hogeschooldocent. Dit blijkt echter nergens uit. In het verslag staat onder afspraken alleen: “
(…) bij goede uitvoering een promotie naar schaal 12”. Als Hogeschool Rotterdam het belangrijk gevonden had dat [eiseres01] het project op niveau 12 uitvoerde, dan had zij dat in het verslag moeten opnemen en dan had zij concreter moeten maken wat dat dan precies betekent. Wat precies het verschil is tussen een goede beoordeling “op niveau 11” en een goede beoordeling “op niveau 12”, heeft Hogeschool Rotterdam evenwel niet duidelijk gemaakt. Daar komt bij dat op het moment van afgeven van de beoordeling duidelijk was dat het project bij een goede beoordeling een promotie tot gevolg zou hebben. Als Hogeschool Rotterdam op dat moment van mening was dat de projecten daarvoor niet geschikt waren dan had zij de promotie niet van de goede uitvoering daarvan afhankelijk moeten stellen.
4.4.
Op basis van het voorgaande oordeelt de kantonrechter dat Hogeschool Rotterdam aan [eiseres01] een voorwaardelijke promotie heeft toegezegd en dat de voorwaarden daarvoor zijn vervuld. De vordering, waaronder de loonvordering, is verder onbetwist gebleven. De vordering van [eiseres01] is dan ook toewijsbaar.
Proceskosten
4.5.
Hogeschool Rotterdam krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 132,42 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 792,00 aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,-). Dit is totaal € 1.168,42. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet Hogeschool Rotterdam een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
4.6.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt Hogeschool Rotterdam om binnen een maand [eiseres01] te promoveren naar de functie van Hogeschooldocent met toepassing van het bij die functie en het dienstverband van [eiseres01] behorende salaris en emolumenten;
5.2.
veroordeelt Hogeschool Rotterdam om aan [eiseres01] te betalen € 5.880,05 vermeerderd met € 155,16 voor iedere maand na april 2023 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan de dag van algehele voldoening;
5.3.
veroordeelt Hogeschool Rotterdam in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.168,42;
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Vroom en in het openbaar uitgesproken.
527

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853