Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[persoon01] ,
1.De procedure
- het tussenvonnis van 6 oktober 2023 en de daarin genoemde stukken;
- de akte na tussenvonnis van [persoon01] ;
- de akte na tussenvonnis van Woonbron.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon01] en Stichting Woonbron. [persoon01] heeft een vordering ingesteld tegen Woonbron wegens gevolgschade die hij heeft geleden door lekkages in de door hem gehuurde woning. In het tussenvonnis van 6 oktober 2023 was al overwogen dat een schadevergoeding van € 2.618,- toewijsbaar was, maar [persoon01] moest bewijs leveren van eerdere vergoedingen van zijn inboedelverzekeraar voor schade aan jaloezieën en laminaat. Aangezien hij geen bewijs kon overleggen, werd de vordering voor deze schadeposten afgewezen, maar het eerder genoemde bedrag van € 2.618,- werd toegewezen.
Daarnaast heeft de kantonrechter Woonbron veroordeeld om de gebreken aan de woning, waaronder de lekkages, binnen vier weken na het vonnis te herstellen. Indien Woonbron hier niet aan voldoet, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 5.000,-. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.069,14, die door Woonbron moeten worden vergoed aan [persoon01]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [persoon01] direct aanspraak kan maken op de schadevergoeding en herstel van de gebreken, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.
De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders bij het onderhouden van huurwoningen en de verplichting om schade te vergoeden die voortvloeit uit gebreken aan het gehuurde.