ECLI:NL:RBROT:2023:12335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
28 december 2023
Zaaknummer
10454873 CV EXPL 23-10745
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en herstelverplichting bij lekkages in huurwoning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [persoon01] en Stichting Woonbron. [persoon01] heeft een vordering ingesteld tegen Woonbron wegens gevolgschade die hij heeft geleden door lekkages in de door hem gehuurde woning. In het tussenvonnis van 6 oktober 2023 was al overwogen dat een schadevergoeding van € 2.618,- toewijsbaar was, maar [persoon01] moest bewijs leveren van eerdere vergoedingen van zijn inboedelverzekeraar voor schade aan jaloezieën en laminaat. Aangezien hij geen bewijs kon overleggen, werd de vordering voor deze schadeposten afgewezen, maar het eerder genoemde bedrag van € 2.618,- werd toegewezen.

Daarnaast heeft de kantonrechter Woonbron veroordeeld om de gebreken aan de woning, waaronder de lekkages, binnen vier weken na het vonnis te herstellen. Indien Woonbron hier niet aan voldoet, moet zij een dwangsom van € 100,- per dag betalen, met een maximum van € 5.000,-. De proceskosten zijn vastgesteld op € 1.069,14, die door Woonbron moeten worden vergoed aan [persoon01]. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat [persoon01] direct aanspraak kan maken op de schadevergoeding en herstel van de gebreken, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van verhuurders bij het onderhouden van huurwoningen en de verplichting om schade te vergoeden die voortvloeit uit gebreken aan het gehuurde.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10454873 CV EXPL 23-10745
datum uitspraak: 29 december 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van

1.[persoon01] ,

2. [persoon02],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
gemachtigde: mr. E.R. van Dijk,
tegen
Stichting Woonbron,
vestigingsplaats: Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
gemachtigde: mr. N.J. Glen-Boedhram.
De partijen worden hierna (in mannelijk enkelvoud) ‘ [persoon01] ’ en ‘Woonbron’ genoemd.

1.De procedure

Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 6 oktober 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte na tussenvonnis van [persoon01] ;
  • de akte na tussenvonnis van Woonbron.

2.De verdere beoordeling

De schadevergoeding
2.1.
In dit eindvonnis moet de kantonrechter beslissen op een vordering tot het betalen van schadevergoeding die [persoon01] tegen Woonbron heeft ingesteld. [persoon01] stelt gevolgschade te hebben geleden door lekkages die zich hebben voorgedaan in de woning die hij van Woonbron huurt.
2.2.
In het tussenvonnis is overwogen dat een schadevergoeding van € 2.618,- toewijsbaar is. [persoon01] is in de gelegenheid gesteld om bij akte stukken te overleggen waaruit blijkt of en zo ja, welke vergoeding hij eerder heeft ontvangen van zijn inboedelverzekeraar voor schade aan de jaloezieën en het laminaat. De kantonrechter heeft overwogen dat als [persoon01] hier geen bewijs van kan overleggen, de vordering ten aanzien van die schadeposten zal worden afgewezen.
2.3.
[persoon01] heeft in zijn akte na tussenvonnis bevestigd eerder een vergoeding voor de jaloezieën en het laminaat te hebben ontvangen, maar niet meer over stukken daarvan te beschikken. Daarom is niets overgelegd. Gelet op de inhoud van de akte zal de vordering van [persoon01] voor zover die ziet op een vergoeding voor de jaloezieën en het laminaat worden afgewezen. Het in het tussenvonnis genoemde bedrag van € 2.618,- wordt toegewezen.
2.4.
De wettelijke rente over de schadevergoeding is toewijsbaar, maar niet met ingang van de door [persoon01] genoemde data van 25 januari 2020 of 15 december 2022. [persoon01] heeft niet toegelicht waarom Woonbron toen (al) in verzuim was met het betalen van de schadevergoeding. Pas op 16 januari 2023 heeft [persoon01] het formulier ingediend bij Woonbron waarmee hij aanspraak op de schadevergoeding heeft gemaakt. Omdat Woonbron de schadevergoeding niet terstond heeft betaald, is zij op dat moment in verzuim geraakt. Vanaf die datum is de wettelijke rente toewijsbaar.
Het herstel van de gebreken
2.5.
In het tussenvonnis is overwogen dat Woonbron zal worden veroordeeld om de gebreken aan het gehuurde te herstellen. Dit gaat dan over de lekkage(s). De kantonrechter zal Woonbron hiervoor nog een termijn van vier weken na dit vonnis gunnen. Bij het bepalen van deze termijn is er rekening mee gehouden dat Woonbron in elk geval sinds het tussenvonnis al op de hoogte is van deze aankomende veroordeling en dat zij dus al de nodige tijd heeft gehad om herstelwerkzaamheden voor te bereiden en in te plannen, of zelfs al te laten uitvoeren.
2.6.
Aan de veroordeling tot herstel van de gebreken zal een dwangsom worden gekoppeld voor het geval deze niet binnen vier weken na dit vonnis zijn uitgevoerd. De kantonrechter acht een dwangsom van € 100,- per dag met een maximum van € 5.000,- redelijk en een voldoende prikkel voor Woonbron om deze veroordeling na te komen.
Proceskosten
2.7.
Woonbron krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [persoon01] in conventie en in reconventie tot vandaag vast op € 129,14 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 696,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten × € 232,-). Dit is totaal € 1.069,14.
2.8.
Voor zover het door [persoon01] betaalde griffierecht een bedrag van € 244,- overstijgt, blijft het meerdere voor rekening van [persoon01] zelf. Dit omdat de door hem gevorderde schadevergoeding veel hoger is dan het toewijsbare bedrag. Het griffierecht is bepaald aan de hand van de hoogte van de vordering. De griffierechten boven € 244,- blijven daarom als nodeloos gemaakt voor rekening van [persoon01] . Ook in het tarief voor het gemachtigdensalaris is rekening gehouden met de omstandigheid dat slechts een klein deel van de gevorderde schadevergoeding toewijsbaar is.
2.9.
Voor kosten die [persoon01] maakt na deze uitspraak moet Woonbron een bedrag betalen van € 116,- (1/2 punt × € 232,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1]
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.10.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie:
3.1.
veroordeelt Woonbron om binnen vier weken na dit vonnis de lekkage(s) aan het gehuurde te herstellen en bepaalt dat als Woonbron niet aan deze veroordeling voldoet, zij een dwangsom van € 100,- per dag aan [persoon01] moet betalen, met een maximum van € 5.000,-;
3.2.
veroordeelt Woonbron om aan [persoon01] te betalen € 2.618,- met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 16 januari 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
in reconventie:
3.3.
wijst de vorderingen van Woonbron af;
in conventie en in reconventie:
3.4.
veroordeelt Woonbron in de proceskosten, die aan de kant van [persoon01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.069,14;
3.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.6.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.R. van Tongeren en in het openbaar uitgesproken.
51909

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853