Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 21 april 2023, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- de akte overlegging producties en akte wijziging eis van de VvE;
- de akte houdende in het geding brengen nadere productie van DRVM c.s.
- het proces-verbaal van mondelinge behandeling van 17 november 2023;
- de pleitaantekeningen van mr. Flipse;
- de spreekaantekeningen van mr. Schobben.
artikel 6 Staat van de onroerende zaak/ Gebruik
casco woning, (zoals omschreven in de verkooptekening) met berging
Artikel 5
Koper is verplicht het casco van de Onroerende Zaak te renoveren/transformeren tot maximaal 6 woningen. De kwaliteit van de woningen voldoet aan het “Technisch Programma van Eisen Klusgebouwen”. Uiterlijk 6 maanden na de juridische levering van het voormalig schoolgebouw dient de casco renovatie van de woningen naar behoren te zijn afgerond, zulks ter beoordeling van de bouwinspecteur. […]”
3.Het geschil
- De bewoners en de VvE hebben te laat geklaagd. In dat verband merken DRVM c.s. op dat de sommatie van 9 juni 2022 niet rechtsgeldig namens de VvE heeft kunnen plaatsvinden omdat de bewoners hun vorderingen toen nog niet aan de VvE hadden overgedragen.
- De vordering van de VvE is verjaard.
- Er is geen sprake van een gebrek dat het normaal gebruik als casco woning in de weg staat.
- De omvang van de door de VvE gestelde herstelkosten is onjuist.
4.De beoordeling
Eiswijziging
voordat eindvonnis is gewezenhaar eis te vermeerderen, tenzij dat in strijd is met de goede procesorde. Omdat DRVM c.s. nog in staat worden gesteld om zich bij akte over de begroting van de herstelkosten van de VvE uit te laten (zie overweging 4.28 hierna), is de goede procesorde niet in het gedrang.
niettijdig geklaagd. Dat deel van de vordering van de VvE wordt daarom afgewezen. De rechtbank licht haar oordeel hierna toe. Daarbij bespreekt ze eerst de vordering van de VvE tegen DRVM en daarna (onder 4.27) de vordering van de VvE tegen GS Onderhoud.
welte laat hebben geklaagd. Ook hier geldt dat DRVM moet stellen – en zo nodig bewijzen – wanneer de klachttermijn is aangevangen. Ter zitting heeft de heer [persoon A] echter namens de VvE verklaard dat GS Onderhoud kort na de levering het dak had dicht gekit en dat de bewoners er vervolgens
“na de zomer, wanneer het weer gaat regenen”achter kwamen dat het dak weer lekte. Hoewel ‘na de zomer’ een breed begrip is, leidt de rechtbank uit de toevoeging ‘wanneer het weer gaat regenen’ af dat de bewoners de lekkages op het dak op z’n laatst ergens in de herfst van 2019 hebben ontdekt. Daarvan uitgaande acht de rechtbank de klachtmail op 20 maart 2020 niet binnen bekwame tijd verstuurd. Dat de bewoners reeds voor 20 maart 2020 (en nadat GS Onderhoud het dak had dicht gekit) hebben geklaagd, hebben zij niet (concreet genoeg) gesteld. Dat betekent dat de vordering voor zover die ziet op de lekkages op het dak voor afwijzing gereedligt.
nietheeft ontkracht. In het licht van die omstandigheden is een kale betwisting van de gestelde toezegging onvoldoende, zodat als onvoldoende gemotiveerd weersproken vaststaat dat DRVM heeft toegezegd het schilderwerk te zullen (laten) vervangen.
niette wijten was aan een te hoge luchtvochtigheid, maar aan ondeugdelijke materialen of ondeugdelijk verricht werk. Aangezien de heer [persoon A] zijn e-mail van 14 december 2020 afsloot met een oproep om een vervolgafspraak te plannen, moest DRVM ook begrijpen dat de bewoners het er niet bij zouden laten zitten en dus dat zij, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, ermee rekening moest houden dat zij de beschikking hield over haar gegevens en bewijsmateriaal. Zeker wanneer die e-mail wordt bezien in het licht van de eerdere bespreking en het rapport van Vis Groep.
“Er zijn nu geen excuses meer om het uit te stellen.”Ook deze mededelingen, in onderlinge samenhang gelezen én in samenhang met de eerdere e-mails en gesprekken, moeten worden aangemerkt als een voldoende duidelijke waarschuwing aan het adres van DRVM dat zij, ook na het verstrijken van de verjaringstermijn, ermee rekening moest houden dat zij de beschikking hield over haar gegevens en bewijsmateriaal.
nietde eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Wat de koper mocht verwachten is afhankelijk van de omstandigheden van het geval en wordt onder meer ingevuld door wat de koper reeds wist over het gekochte en door wat de verkoper heeft medegedeeld of juist niet heeft medegedeeld. De artikelen 6.1 en 6.3 van de koopovereenkomst tussen de bewoners en DRVM wijken echter af van deze wettelijke regeling. Samengevat weergegeven komen die artikelen op het volgende neer:
- artikel 6.1 bevat een exoneratie voor zichtbare en onzichtbare gebreken;
- artikel 6.3 geeft een garantie voor normaal gebruik als casco woning (zoals omschreven in de verkooptekening) met berging, behalve voor zover het gebreken betreft die de koper bekend of kenbaar waren.
nieuwschilderwerk en met voor het merendeel
nieuweramen en deuren. De bewoners mochten dan ook verwachten dat het schilderwerk de eerste jaren geen onderhoud nodig zou hebben en dat de vervangen ramen en deuren niet binnen afzienbare tijd zouden gaan klemmen of dat het hang- en sluitwerk zou beschadigen. [2]
nietheeft laten vervangen, is DRVM niet aansprakelijk. Voor die deuren en ramen mochten de bewoners verwachten dat ze naar objectieve maatstaven geschikt waren voor normaal gebruik als casco woning en niet méér dan dat. Over de klemmende deuren en ramen merkt BOOT in haar rapport op dit punt het volgende op:
“Er is een klacht vanuit de bewoners dat ramen en deuren vaak klemmen, maar soms ook helemaal niet.”Het enkele klemmen van ramen en deuren – en dat kennelijk niet eens altijd – staat naar het oordeel van de rechtbank aan een normaal gebruik als casco woning niet in de weg. De verwijzing in de leveringsakten naar het Technisch Programma van Eisen Klusgebouwen (zie in de leveringsakten artikel 14 lid 1 in de paragraaf ‘Bijzondere lasten en beperkingen’) maakt dit oordeel niet anders. Nog los van hoe het betreffende artikel 14 lid 1 moet worden uitgelegd, bevat de bepaling een verplichting van DRVM tegenover de gemeente Rotterdam – niet tegenovers de bewoners. De bewoners kunnen aan die verplichting slechts rechten ontlenen als de verbintenis tussen DRVM en de gemeente Rotterdam ertoe strekt de bewoners een zelfstandig vorderingsrecht te verlenen (artikel 6:253 BW). Dat dat het geval is, hebben de bewoners – in het licht van de betwisting van DRVM – onvoldoende gemotiveerd gesteld.
inde woningen. Het betreft hier echter schilderwerk aan de
buitenzijde. Buiten is per definitie sprake van temperatuurverschillen, om nog maar te zwijgen van andere weersinvloeden. De bewoners mochten er dan ook van uitgaan dat het schilderwerk tegen temperatuurverschillen bestand was. Overigens heeft DRVM – in het licht van de betwisting van de VvE – onvoldoende gemotiveerd waarom temperatuurverschillen
inde woningen tot het afbladderen van de verf aan de
buitenzijdezou leiden.
kenbaarwaren (artikel 6.3 van de koopovereenkomsten) en dat zij daarom niet aansprakelijk is, slaagt niet. Niet gesteld of gebleken is immers dat de verf aan de buitenzijde of in de gang al ten tijde van het sluiten van de koopovereenkomsten [5] afbladderde, noch dat de ramen en deuren toen al knelden. Sterker nog, het schilderwerk moest toen nog (grotendeels) worden uitgevoerd. Voor zover DRVM in dit verband een beroep doet op de ouderdomsclausule uit de koopovereenkomsten (artikel 25), geldt nu juist dat het schilderwerk en nieuwe ramen en deuren
nietoud waren. De ouderdomsclausule is daarop dus niet van toepassing. Het verweer dat rekening gehouden moet worden ‘nieuw voor oud’ slaagt om dezelfde reden niet.
- de post ‘Houten kozijnen en deuren’, sluitend op een bedrag van € 40.178,56 excl. btw;
- de post ‘Schilderwerk kozijnen en deuren’, sluitend op een bedrag van € 17.418,07 excl. btw;
- de post ‘Boeidelen’, sluitend op een bedrag van € 30.590,00 excl. btw;
- de post ‘Schilderwerk in de gang’, sluitend op een bedrag van € 4.250,00 excl. btw.
zelfuit te voeren. In reactie op dat verweer heeft de VvE aangegeven dat niet langer herstel maar vervangende schadevergoeding wordt gevorderd. Het gevolg van die keuze is dat het DRVM c.s. niet meer vrijstaat de schade zelf te herstellen. Nakoming in de vorm van herstel door DVRM c.s. zelf is dus niet meer aan de orde. Bij de begroting van de herstelkosten zal de rechtbank dus uit moeten gaan van de kosten die een derde in redelijkheid in rekening zal brengen voor het herstel van de gebreken. Overigens staat het partijen vrij om alsnog af te spreken dat (een deel van) het herstelwerk door GS Onderhoud wordt gedaan, maar dat is aan partijen.
vervangenramen en deuren (zie hiervoor onder 4.17 tot en met 4.19). DRVM c.s. moeten dit zo concreet mogelijk doen, zo nodig aan de hand van tekeningen en/of foto’s van het gebouw, zodat een en ander door de VvE is te controleren. DRVM c.s. worden verder verzocht in hun akte toe te lichten wat dit volgens hen betekent voor de omvang van de herstelkosten. De VvE zal in haar antwoordakte hierop mogen reageren.
5.De beslissing
17 januari 2024voor het nemen van een akte uitlaten aan de zijde van DRVM c.s. als bedoeld onder 4.28 en 4.30;