ECLI:NL:RBROT:2023:12251

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
22 december 2023
Zaaknummer
667396 / HA RK 23-1029
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek in civiele zaak met betrekking tot aanhoudingsverzoek

Op 15 december 2023 heeft de meervoudige wrakingskamer van de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan op het wrakingsverzoek van [naam vennootschap] B.V., vertegenwoordigd door mr. J.H. Weermeijer, tegen mr. P. Joele, de rechter in een civiele zaak. Het wrakingsverzoek was ingediend naar aanleiding van de afwijzing van een verzoek om de behandeling van de zaak aan te houden, omdat verzoeker zich niet in staat achtte om de zitting bij te wonen. Verzoeker stelde dat de beslissing van de rechter in strijd was met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) en dat de rechter geen rekening had gehouden met de impact van de zaak op hem en zijn gezin.

De wrakingskamer heeft vastgesteld dat de rechter geen aanleiding had om het aanhoudingsverzoek te honoreren, mede gezien de wettelijke bepalingen die de termijn voor de behandeling van de zaak vaststelden. De wrakingskamer oordeelde dat de beslissing van de rechter geen blijk gaf van vooringenomenheid en dat het wrakingsverzoek om die reden niet ontvankelijk was. De wrakingskamer benadrukte dat wraking alleen mogelijk is bij objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid, wat in dit geval niet aan de orde was.

Uiteindelijk heeft de rechtbank het wrakingsverzoek afgewezen, waarbij werd opgemerkt dat tegen deze beslissing geen rechtsmiddel openstaat. De uitspraak werd gedaan door de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier, en werd openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Wrakingskamer
zaaknummer: C/10/667396 / HA RK 23-1029
Beslissing van 15 december 2023
van de meervoudige wrakingskamer van de rechtbank op het verzoek van
[naam vennootschap] B.V.
hierna te noemen: verzoeker,
gemachtigde mr. J.H. Weermeijer,
strekkende tot de wraking van
mr. P. Joele,
rechter in deze rechtbank,
hierna te noemen: de rechter.

1.De procedure

1.1.
Het verzoek van verzoeker strekt tot wraking van de rechter in de civiele zaak met nummer 10734346 / HA VERZ 23-64. Die zaak betreft een geschil tussen verzoeker en de heer [naam] op grond van 7:681 lid 1 sub a Burgerlijk Wetboek (hierna BW). Het dossier van de zaak is ter beschikking gesteld aan de wrakingskamer.
1.2.
Het verloop van de procedure blijkt verder uit:
  • het schriftelijke wrakingsverzoek van verzoeker van 18 oktober 2023;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 1 november 2023 die bij brief van
  • de e-mail van de gemachtigde van verzoeker van 4 december 2023.
1.3.
Bij de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek op 5 december 2023 is de gemachtigde van verzoeker verschenen. De rechter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling laten weten niet te zullen verschijnen.

2.Het wrakingsverzoek

2.1.
Verzoeker heeft aan zijn wrakingsverzoek ten grondslag gelegd dat hij zich niet kan verenigen met de afwijzing door de rechter van zijn verzoek om de behandeling van de zaak aan te houden. De rechter had niet mogen beslissen dat er op 7 november 2023 een zitting zou plaatsvinden. Verzoeker was te ziek om zich goed voor te bereiden op de zitting en om deze bij te wonen. Dit is in strijd met artikel 6 EVRM. De beslissing van de rechter om het aanhoudingsverzoek af te wijzen was koud en kil gezien de impact die deze zaak op verzoeker en diens gezin heeft. De rechter had zich daar rekenschap van moeten geven. Medemenselijkheid had de rechter gesierd. De rechter heeft rücksichtslos zijn beslissing genomen en de rechter moet weten wat hij daarmee heeft aangericht. De gemachtigde van de verzoeker wil dat de rechter voorhouden. De gemachtigde heeft daarom het verzoek gedaan om de rechter alsnog op de wrakingszitting uit te nodigen.
2.2.
De rechter heeft laten weten niet in de wraking te berusten en heeft schriftelijk op het verzoek gereageerd. Die reactie wordt hierna voor zover nodig besproken.

3.De ontvankelijkheid van het verzoek

3.1.
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van artikel 36 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna Rv) kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is dus toegekend aan een partij die wil voorkomen dat een rechter (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben omdat die rechter jegens die partij een vooringenomenheid koestert, althans die partij objectief kan menen dat de rechter vooringenomen is.
3.2.
Uit de reactie van de rechter en het dossier blijkt dat de rechter heeft besloten het aanhoudingsverzoek van verzoeker niet te honoreren en dat hij toen opdracht heeft gegeven aan de griffie om de zaak op zitting te plaatsen. De zaak is vervolgens gepland op de zitting van 7 november 2023 van mr. Jurgens. Nadat verzoeker kennis genomen had van deze datum, is het wrakingsverzoek ingediend. Daarmee rijst de vraag of het verzoek nog ontvankelijk is. Vervanging van de rechter was op dat moment immers in zoverre niet meer aan de orde omdat de zaak al was gepland bij een andere rechter voor behandeling op zitting. Toch is de wrakingskamer van oordeel dat het verzoek ontvankelijk is. Op het moment dat de rechter de aangevochten beslissing nam, was hij – juist door het nemen van die beslissing – de behandelend rechter in de zin van artikel 36 Rv. Dat wordt niet anders door het feit dat nadien is besloten dat een andere rechter de zaak op de zitting van
7 november 2023 zou behandelen. Die zitting is niet doorgegaan vanwege het wrakingsverzoek, er zal dus een nieuwe zitting gepland moeten worden en er kan niet op voorhand gezegd worden dat de bemoeienis van de rechter bij deze zaak definitief tot een einde is gekomen.
3.3.
Gelet op het voorgaande is verzoeker ontvankelijk in zijn wrakingsverzoek.

4.Verzoek om de rechter nogmaals op te roepen

4.1.
De gemachtigde heeft voorafgaand aan en tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek verzocht om de rechter – die had laten niet op zitting te zullen verschijnen – nogmaals op te roepen. De reden hiervoor is dat hij de rechter een dringende vraag wil stellen.
4.2.
Op zitting is gebleken dat de gemachtigde niet zozeer een vraag heeft voor de rechter, maar dat hij hem wil voorhouden hoe onterecht het is dat het aanhoudingsverzoek is afgewezen. Die wens vormt geen reden om de rechter nogmaals op te roepen en een tweede mondelinge behandeling te gelasten. De wrakingskamer is voldoende geïnformeerd over de gang van zaken en heeft geen vragen die beantwoord moeten worden voordat op het wrakingsverzoek kan worden beslist.

5.De beoordeling

5.1.
Een rechter kan alleen gewraakt worden als zich omstandigheden voordoen waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Daarvan is sprake als de rechter jegens een procesdeelnemer vooringenomen is of als de vrees daarvoor objectief gerechtvaardigd is. Daarbij is uitgangspunt dat een rechter wordt vermoed onpartijdig te zijn omdat hij als rechter is aangesteld. Voor het oordeel dat de rechterlijke onpartijdigheid toch schade lijdt, bestaat alleen grond in geval van bijzondere omstandigheden die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het aannemen van (de objectief gerechtvaardigde schijn van) partijdigheid.
5.2.
Het wrakingsverzoek ziet op een door de rechter genomen procesbeslissing. Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen brengt mee dat een rechterlijke (tussen)beslissing als zodanig nimmer grond kan vormen voor wraking: wraking is geen verkapt rechtsmiddel. Het is niet aan de wrakingskamer om een oordeel te geven over de juistheid van de (tussen)beslissing of over een verzuim te beslissen.
5.3.
Het gesloten stelsel van rechtsmiddelen verzet zich er ook tegen dat de motivering van de (tussen)beslissing grond kan vormen voor wraking, ook als het zou gaan om een door de wrakingskamer onjuist, onbegrijpelijk, gebrekkig of te summier geachte motivering of om het ontbreken van een motivering. Dit is uitsluitend anders indien de motivering van de (tussen)beslissing in het licht van alle omstandigheden van het geval en naar objectieve maatstaven gemeten – bijvoorbeeld door de in de motivering gebezigde bewoordingen – niet anders kan worden verstaan dan als blijk van vooringenomenheid van de rechter die haar heeft gegeven.
5.4.
De aangevoerde grond haalt deze hoge drempel niet. De gemachtigde heeft namens verzoeker in reactie op het verzoek om verhinderdata op te geven per e-mail aan de griffie voorgesteld om eerst over twee maanden een datum vast te stellen voor een zitting met daarbij de volgende onderbouwing:
“Client is volledig ingestort. De hele situatie heeft hem bijzonder aan gegrepen. Voor zijn vrouw is het een groot drama. Zij heeft hulp moeten zoeken”.De rechter heeft hierop beslist geen aanleiding te zien om pas na twee maanden een zittingsdatum vast te stellen. De zitting is vervolgens op 7 november 2023 gepland. Mede gelet op artikel 7:686a lid 5 BW waaruit volgt dat de behandeling van een zaak als de onderhavige niet later aanvangt dan in de vierde week volgende op die waarin het verzoekschrift is ingediend, is de wrakingskamer van oordeel dat de genomen beslissing geen blijk geeft van vooringenomenheid van de rechter. Dat verzoeker dit een kil oordeel vindt, is niet genoeg en rechtvaardigt geenszins de conclusie dat sprake is van vooringenomenheid van de rechter.
5.5.
Het verzoek wordt daarom afgewezen.

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
wijst het verzoek tot wraking af.
Deze beslissing is gegeven door mr. W.J.J. Wetzels, voorzitter, mr. M.B. van den Enden en mr. N. Doorduijn, rechters, in tegenwoordigheid van mr. V.A. Versloot, griffier en in het openbaar uitgesproken op 15 december 2023.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.