Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 10 december 2021;
- de conclusie van antwoord;
- de oproepingsbrief van deze rechtbank op grond waarvan partijen zijn opgeroepen voor de mondelinge behandeling;
- de akte overlegging producties van Boekestijn, met producties 1 tot en met 10;
- de akte overlegging producties van DFDS, met producties 1 tot en met 7;
- de spreekaantekeningen van partijen (inclusief de aanvullende spreekaantekeningen van mr. Leemhuis);
- het verhandelde ter zitting, waarvan de griffier aantekeningen heeft gemaakt en waarvan een verkort proces-verbaal is opgesteld;
- de akte van DFDS met betrekking tot de Duitse gerechtsprocedure, met producties 8 tot en met 11;
- de antwoordakte van Boekestijn, met productie 11.
2.De feiten
drivers instructionheeft DFDS Boekestijn Services opgedragen om op verschillende plaatsen verschillende ladingen ophalen. Boekestijn Services diende onder meer een lading elektronica op te halen bij de loods van LGI in Hünxe (Duitsland). Boekesteijn Services heeft de vervoersopdracht vervolgens doorgegeven aan Boekesteijn.
Beschluss”.
3.Het geschil
4.De beoordeling
Bevoegdheid en toepasselijk recht
drivers instructionwaarin Boekestijn Transport Services genoemd is, en dat die de opdracht vervolgens heeft doorgezet aan de Poolse Boekestijn entiteit, getuige het Poolse adres in de vrachtbrief. Gelet op het feit dat beide eiseressen in de dagvaarding en het petitum steeds gezamenlijk in enkelvoud als Boekestijn aangeduid worden en met elkaar worden gelijkgesteld, en DFDS dat ook doet in haar processtukken, gaat de rechtbank voor wat betreft de toewijsbaarheid van het petitum voorbij aan het onderscheid tussen deze entiteiten.
power fencehek met alarmsysteem en heeft een aparte toegangs- en vertrekpoort welke zijn voorzien van beveiligingscamera’s. Daarnaast had Boekestijn de vrachtwagen zelf beveiligd, namelijk door de ladingklep te verzegelen met een codeslot. Boekestijn c.s. stelt dat zij redelijkerwijs niet meer dan dat had kunnen doen om de diefstal te voorkomen.
anti slash curtainnu de trailer waarin de lading zich bevond van DFDS afkomstig was.
inside jobis geweest. Als de vervoerder dit soort opvallende omstandigheden niet kan verklaren, moet ervan uit worden gegaan dat de vervoerder niet heeft voldaan aan de op hem rustende verzwaarde motiveringsplicht zodat ervan uit moet worden gegaan dat Boekestijn onbeperkt aansprakelijk is.
inside jobvermoedt, zijn naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende aanleiding om een verzwaarde motiveringsplicht op te leggen aan Boekestijn c.s.. Desgevraagd heeft de raadsman van DFDS ter zitting verklaard dat de mededelingen van de politie (het vermoeden van een
inside joben het niet overtuigend vinden van de verklaring van de chauffeur) telefonisch aan hem zijn gedaan. Daarvan is verder geen onderbouwing. Deze speculaties leveren naar het oordeel van de rechtbank geen aanknopingspunten op om te vermoeden dat de chauffeur van Boekestijn zelf betrokken is geweest bij de diefstal. Een dergelijk vermoeden volgt in elk geval niet uit (enkel) het feit dat de chauffeur zijn vrachtwagen buiten het zicht van de camera’s heeft geparkeerd. Het ontbreken van concrete aanknopingspunten voor de stelling dat de schade het gevolg is van opzet of daarmee gelijk te stellen schuld van de vervoerder maakt dat voor een verzwaarde motiveringsplicht aan de zijde van Boekestijn geen plaats is. De rechtbank gaat ook aan de onvoldoende gemotiveerde stelling van DFDS voorbij dat er aanleiding bestaat voor een doorbreking van de CMR limieten op grond van artikel 29 CMR.
Beschluss’ geen rechtelijke uitspraak op grond waarvan een rechter heeft geoordeeld over de mate van aansprakelijkheid van de vervoerder op grond van het CMR, maar enkel een buiten rechte getroffen schikking tussen DFDS en Weiss die door de Duitse rechtbank is bekrachtigd ten behoeve van de uitvoerbaarheid ervan.
may make his claim’ (en ‘kan zulks doen’ in de Nederlandse geautoriseerde tekst) duiden op een keuzemogelijkheid.
Beschluss’. Hoewel DFDS terecht stelt dat een voor de Duitse rechter getroffen schikking op grond van artikel 31 lid 3 CMR ook in Nederland moet worden erkend en kan worden tenuitvoergelegd, gaat de werking van dit artikel niet zo ver dat een schikking in een Duitse procedure in die zin erkend wordt dat de opvolgende vervoerder een dergelijke schikking op grond van artikel 39 lid 1 CMR tegen zich moet laten gelden. Een schikking komt tot stand doordat partijen onderling de inhoud daarvan met elkaar afspreken. Het bevat geen rechterlijk oordeel over de aansprakelijkheid van de vervoerder of de hoogte van de schadevergoeding. Het ‘
Beschluss’ is in die zin vergelijkbaar met een proces-verbaal van de mondelinge behandeling voor de Nederlandse rechter waarin een tussen partijen bereikte schikking is vastgelegd. Daarin is dan immers ook niet inhoudelijk geoordeeld over de kwestie, maar levert het proces-verbaal wel een uitvoerbare titel op voor de partij die uit hoofde van een schikking bijvoorbeeld aanspraak kan maken op betaling van een bedrag aan schadevergoeding. Alleen een beslissing waarin de rechter inhoudelijk heeft geoordeeld over de (omvang van de) aansprakelijkheid van de vervoerder valt onder de werking van 39 lid 1 CMR. Dit blijkt uit de tekst van het artikel zelf, uit de zinsnede: ‘if the amount of the compensation was determined by judicial authority’. Die uitleg wordt ondersteund door het arrest van de Hoge Raad in de zaak Beurskens/Veldhuizen (ECLI:NL:HR:2015:2528, NJ 2016/219, paragraaf 3.8.2.) en de conclusie van de advocaat-generaal mr. P. Vlas in die zaak (ECLI:NL:PHR:2015:783 paragraaf 2.25).
€ 173,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)