ECLI:NL:RBROT:2023:1219

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
20 februari 2023
Zaaknummer
9629924 CV EXPL 22-910
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindvonnis na opleggen gedragsaanwijzing in huurzaak met ontbinding en ontruiming

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Woonbron en de bewindvoerder van [naam01]. De procedure volgde op een eerder tussenvonnis waarin aan [naam01] een gedragsaanwijzing was opgelegd. Deze gedragsaanwijzing hield in dat hij zich moest houden aan de bepalingen van de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden. Woonbron stelde dat, ondanks het naleven van de gedragsaanwijzing, de ontbinding van de huurovereenkomst moest worden doorgezet vanwege eerdere tekortkomingen van [naam01]. De bewindvoerder betwistte dit en stelde dat de gedragsaanwijzing effectief was en dat er geen nieuwe incidenten waren voorgevallen.

De kantonrechter overwoog dat, hoewel [naam01] tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, hij de gedragsaanwijzing goed had opgevolgd en dat er geen klachten over hem waren ontvangen na het tussenvonnis. De rechter concludeerde dat de belangenafweging in dit geval in het voordeel van [naam01] uitviel, waardoor de vorderingen van Woonbron tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werden afgewezen. De kantonrechter merkte op dat, mocht [naam01] in de toekomst opnieuw tekortschieten, Woonbron opnieuw een vordering kan indienen.

Daarnaast werd de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 816,43. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskostenveroordeling direct uitgevoerd kan worden, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9629924 CV EXPL 22-910
datum uitspraak: 20 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Stichting Woonbron,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres,
gemachtigde: mr. T.A. Vermeulen te Rotterdam,
tegen:
[gedaagde01] ,in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van [naam01] ,
kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Gierdharie te Den Haag.
Partijen worden hierna ‘Woonbron’ en ‘de bewindvoerder’ genoemd. [naam01] wordt hierna aangeduid als ‘ [naam01] ’.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het tussenvonnis van 13 mei 2022 en de daarin genoemde stukken;
  • de akte van Woonbron van 24 november 2022;
  • de akte uitlatingen van de zijde van de bewindvoerder van 22 december 2022.

2..De verdere beoordeling

2.1.
In het tussenvonnis is aan [naam01] een gedragsaanwijzing opgelegd die kort gezegd inhoudt dat hij – bij wijze van laatste kans - per direct invulling dient te geven aan goed huurderschap en zich moet houden aan de bepalingen in de huurovereenkomst en algemene huurvoorwaarden.
2.2.
Partijen zijn het erover eens dat [naam01] de gedragsaanwijzing goed heeft opgevolgd. Volgens Woonbron is dit echter onvoldoende om de gevorderde ontbinding van de huurovereenkomst te voorkomen, omdat [naam01] door het naleven van de gedragsaanwijzing zijn eerdere tekortkomingen niet ongedaan heeft gemaakt en omdat zij vreest voor precedentwerking van een eventuele uitspraak waarin de ontbinding van de huurovereenkomst ondanks een ernstige tekortkoming van de huurder wordt afgewezen. De bewindvoerder stelt zich daartegenover op het standpunt dat de gedragsaanwijzing passend is geweest om de situatie op te lossen nu [naam01] ervoor waakt dat de tekortkoming zich niet nog een keer voordoet.
2.3.
In het feit dat [naam01] de gedragsaanwijzing naar behoren is nagekomen en Woonbron na het tussenvonnis geen overlastklachten over [naam01] heeft ontvangen ziet de kantonrechter – ondanks de ernst van het incident - voldoende aanleiding de vorderingen van Woonbron op dit moment af te wijzen. Gelet op de omstandigheden zoals die zich hier voordoen valt de belangenafweging in dit geval net uit in het voordeel van [naam01] . Hoewel [naam01] wel degelijk is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen die voortvloeien uit de huurovereenkomst en de wet door het gehuurde ter beschikking te stellen ten behoeve van prostitutie, heeft hij zich een gewaarschuwd mens getoond en is niet gebleken dat er nog incidenten hebben plaatsgevonden. Dit is in lijn met de eerdere constatering dat hij bezig is om zijn leven met hulp van derden zoveel mogelijk op de rit te krijgen, wat door Woonbron ook niet is betwist. [naam01] heeft zijn eerdere gedragingen weliswaar niet ongedaan gemaakt, maar mag gelet op voornoemde omstandigheden toch in de woning blijven.
2.4.
Ten overvloede merkt de kantonrechter dat in het geval dat in de (nabije) toekomst zal blijken dat [naam01] opnieuw is tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen, hij er ernstig rekening mee moet houden dat een eventuele vordering van Woonbron om de huurovereenkomst te ontbinden en de woning te ontruimen met grote mate van waarschijnlijkheid zal worden toegewezen. [naam01] zal daarom alles in het werk moeten stellen om te voorkomen dat dit gebeurt en zich voortaan als goed huurder moeten gedragen.
2.5.
Dat de vordering van Woonbron wordt afgewezen op de grond dat [naam01] zich aan de gedragsaanwijzing heeft gehouden, doet niet af aan de gebleken noodzaak van deze procedure. Door die procedure heeft [naam01] een laatste kans gekregen en gegrepen, waardoor hij nu in de woning mag blijven wonen. Daarom moet de bewindvoerder de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van Woonbron tot vandaag vast op € 127,43 aan dagvaardingskosten, € 128,- aan griffierecht en € 561,- aan salaris voor de gemachtigde (3 punten x € 187,-). Dit is totaal € 816,43. Voor kosten die Woonbron maakt na deze uitspraak moet de bewindvoerder een bedrag betalen van € 93,50 (1/2 punt x € 187,- met een maximum van € 124,-). Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist (ECLI:NL:HR:2022:853).
uitvoerbaarheid bij voorraad
2.6.
Dit vonnis wordt voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3..De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
wijst de vorderingen tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde af;
3.2.
veroordeelt de bewindvoerder, als bewindvoerder over de goederen die (zullen) toebehoren aan [naam01] , in de proceskosten die aan de kant van Woonbron tot vandaag worden vastgesteld op € 816,43;
3.3.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.C. van der Kolk en in het openbaar uitgesproken.
43416