Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1..De procedure
- het tussenvonnis van 13 mei 2022 en de daarin genoemde stukken;
- de akte van Woonbron van 24 november 2022;
- de akte uitlatingen van de zijde van de bewindvoerder van 22 december 2022.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen Stichting Woonbron en de bewindvoerder van [naam01]. De procedure volgde op een eerder tussenvonnis waarin aan [naam01] een gedragsaanwijzing was opgelegd. Deze gedragsaanwijzing hield in dat hij zich moest houden aan de bepalingen van de huurovereenkomst en de algemene huurvoorwaarden. Woonbron stelde dat, ondanks het naleven van de gedragsaanwijzing, de ontbinding van de huurovereenkomst moest worden doorgezet vanwege eerdere tekortkomingen van [naam01]. De bewindvoerder betwistte dit en stelde dat de gedragsaanwijzing effectief was en dat er geen nieuwe incidenten waren voorgevallen.
De kantonrechter overwoog dat, hoewel [naam01] tekortgeschoten was in zijn verplichtingen, hij de gedragsaanwijzing goed had opgevolgd en dat er geen klachten over hem waren ontvangen na het tussenvonnis. De rechter concludeerde dat de belangenafweging in dit geval in het voordeel van [naam01] uitviel, waardoor de vorderingen van Woonbron tot ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werden afgewezen. De kantonrechter merkte op dat, mocht [naam01] in de toekomst opnieuw tekortschieten, Woonbron opnieuw een vordering kan indienen.
Daarnaast werd de bewindvoerder veroordeeld in de proceskosten, die door de kantonrechter zijn vastgesteld op € 816,43. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de proceskostenveroordeling direct uitgevoerd kan worden, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.