In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 13 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres01] en [gedaagde01] over een huurachterstand van een bedrijfsruimte. De huurovereenkomst tussen partijen, die op 1 juli 2021 inging, eindigde op 24 december 2021 op initiatief van [gedaagde01]. De huurachterstand die was ontstaan, bedroeg € 2.731,-. Ondanks aanmaningen heeft [gedaagde01] niet betaald. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] niet voldoende heeft betwist dat er een huurachterstand was en heeft de vordering van [eiseres01] toegewezen. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [gedaagde01] een boete van € 363,- verschuldigd was wegens te late betaling, evenals buitengerechtelijke incassokosten van € 481,70. De totale vordering die [gedaagde01] aan [eiseres01] moest betalen, inclusief rente, kwam uit op € 3.599,75. De proceskosten werden vastgesteld op € 1.052,74, die ook door [gedaagde01] moesten worden vergoed. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.