Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.[gedaagde01] ,
1.De procedure
- de dagvaardingen van 14 en 21 februari 2023, met bijlagen;
- het antwoord, met bijlagen.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de Coöperatie UCP IV Cooperatief U.A. (hierna: UCP) een vordering ingesteld tegen [gedaagde01] c.s. wegens een betalingsachterstand van € 11.673,31 in de huurbetalingen voor een woning die UCP van 15 september 2020 tot en met 30 juni 2022 aan hen verhuurde. UCP heeft de huurprijs vastgesteld op € 1.013,00 per maand, maar heeft ook een huurvrije periode en een compensatie van 50% huurkorting aangeboden vanwege gebreken in de woning. Ondanks deze tegemoetkomingen heeft [gedaagde01] c.s. de huur niet volledig betaald, wat heeft geleid tot de vordering van UCP.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kantonrechter vastgesteld dat UCP onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor de gevorderde betalingsachterstand. De kantonrechter heeft opgemerkt dat de huurspecificatie die door UCP is overgelegd onduidelijk is en niet aantoont dat rekening is gehouden met de huurvrije periode en de compensatie. Bovendien heeft UCP niet kunnen aantonen wanneer de gebreken in de woning zijn verholpen en wanneer de volledige huurprijs weer verschuldigd was. Hierdoor kon de kantonrechter niet vaststellen dat er daadwerkelijk een betalingsachterstand was.
De kantonrechter heeft de vordering van UCP afgewezen en UCP veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01] c.s. tot een bedrag van € 792,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat UCP de proceskosten moet betalen, ongeacht een eventuele hoger beroep. De uitspraak is gedaan door mr. A.J.M. van Breevoort en openbaar uitgesproken op 15 december 2023.