ECLI:NL:RBROT:2023:12147

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 november 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
10588585 CV EXPL 23-18836
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing schadevergoeding na onrechtmatige daad door hond bijten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 10 november 2023 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiseres01] en [gedaagde01]. De zaak betreft een schadevergoeding die [eiseres01] eist na een voorval waarbij haar hond, [naam hond01], is gebeten door de hond van [gedaagde01]. Het incident vond plaats op 19 februari 2023 tijdens een bezoek aan het Designer Outlet Roosendaal. Tijdens het wandelen met haar aangelijnde dwergpoedel, werd [naam hond01] aangevallen door de hond van [gedaagde01], wat leidde tot ernstige verwondingen en uiteindelijk het overlijden van [naam hond01].

[eiseres01] heeft schadevergoeding gevorderd ter hoogte van € 10.102,59, inclusief kosten voor dierenartsbehandelingen, crematie, en medische kosten voor haar dochter die ook gewond raakte. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde01] aansprakelijk is voor de schade die zijn hond heeft veroorzaakt, op basis van artikel 6:179 BW, dat de bezitter van een dier aansprakelijk stelt voor schade die door dat dier wordt veroorzaakt.

De kantonrechter heeft de vordering van [eiseres01] tot schadevergoeding toegewezen, evenals de wettelijke rente, maar heeft de gevraagde verklaring voor recht dat [gedaagde01] schadeplichtig heeft gehandeld afgewezen. De proceskosten zijn voor rekening van [gedaagde01], die grotendeels in het ongelijk is gesteld. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10588585 CV EXPL 23-18836
datum uitspraak: 10 november 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: [naam01] ,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats02] ,
gedaagde,
die zelf procedeert.
De partijen worden ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 27 juni 2023, met bijlagen 1 tot en met 27;
  • het antwoord.
1.2.
Op 10 oktober 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken met [eiseres01] in het bijzijn van haar echtgenoot en dochter en bijgestaan door haar gemachtigde. [gedaagde01] is niet verschenen.

2.De beoordeling

Wat is de kern?
2.1.
De hond van [eiseres01] is gebeten door de hond van [gedaagde01] . Zij heeft hierdoor schade geleden, die zij vergoed wil hebben.
Wat is er gebeurd?
2.2.
Op 19 februari 2023 heeft [eiseres01] , samen met haar gezinsleden, Designer Outlet Roosendaal bezocht. Zij waren daar aan de wandel bij de winkels, met hun aangelijnde dwergpoedel [naam hond01] . [gedaagde01] liep daar ook met zijn aangelijnde hond: een flink dier, gespierd en met een grote brede kop, veel weghebbend van een Amerikaanse buldog of een Argentijnse dog. Op enig moment liepen [eiseres01] en [gedaagde01] op een meter of vijf van elkaar en heeft de hond van [gedaagde01] de aanwezigheid van [naam hond01] opgemerkt. De hond is achter [gedaagde01] langs naar [naam hond01] toegerend, waarbij [gedaagde01] , die de hondenriem vasthield, ten val is gekomen en een paar meter is meegesleurd. De hond van [gedaagde01] heeft [naam hond01] gebeten. De honden zijn snel uit elkaar gehaald. De dochter van [eiseres01] heeft hierbij een armband verloren en ook hieraan een bloedende hand overgehouden, waarvoor zij later die dag bij een huisartsenpost een tetanusspuit en antibiotica heeft gekregen. Direct na het voorval zijn de echtgenoot en de dochter van [eiseres01] met [naam hond01] naar [naam dierenkliniek 1] te [plaatsnaam 1] gegaan, omdat [naam hond01] niet meer (goed) op de achterpoten kon staan. Daar zijn röntgenfoto’s gemaakt en is pijnstillende medicatie aan [naam hond01] toegediend. [eiseres01] is achtergebleven in het winkelcentrum om gegevens met [gedaagde01] uit te wisselen. De beveiliging van het winkelcentrum heeft bewegende camerabeelden van het voorval veilig gesteld en later aan [eiseres01] verstrekt. Omdat het niet goed ging, is [eiseres01] op 20 februari 2023 met [naam hond01] naar [naam dierenkliniek 2] in [plaatsnaam 2] gegaan, nabij haar woonplaats. Bij die gelegenheid zijn wederom röntgenfoto’s van [naam hond01] gemaakt en is onder meer geconstateerd dat een rib gebroken was. Aangezien de toestand van [naam hond01] zorgwekkend werd bevonden, is [eiseres01] doorverwezen naar de faculteit diergeneeskunde van de universiteit Gent. Daar zijn bij [naam hond01] meerdere kneuzingen ter hoogte van de borstkas, een gebroken rib en een klaplong en, na kaalscheren, schuurplekken van tandafdrukken geconstateerd. [naam hond01] is opgenomen op de afdeling intensieve zorg ter observatie en om te kunnen opereren. Op 21 februari 2023 is [naam hond01] geopereerd, waarbij naast het letsel aan de borst ook letsel aan de buik (grote bloeduitstortingen op de lever) is vastgesteld. Er is bij [naam hond01] een thoraxdrain geplaatst. In de dagen daarna was de toestand van [naam hond01] kritiek. Op 24 februari 2023 is [naam hond01] getroffen door een hartstilstand, waarna direct een reanimatie is gestart, maar uiteindelijk is besloten de behandeling te stoppen. [naam hond01] is overleden. Besloten is [naam hond01] te cremeren. Later heeft [eiseres01] met haar gezinsleden ervoor gekozen een nieuwe hond te kopen, dwergpoedel [naam hond02] .
2.3.
[eiseres01] eist samengevat, naast een verklaring voor recht dat [gedaagde01] schadeplichtig heeft gehandeld tegenover haar, veroordeling van [gedaagde01] tot betaling van
€ 10.102,59 aan schadevergoeding en de proceskosten, een en ander met rente. [gedaagde01] is het niet eens met de eis.
Wat vindt de kantonrechter?
Over de gevorderde schadevergoeding
2.4.
[eiseres01] eist € 10.102,59 aan schadevergoeding. Dit wordt toegewezen om de volgende reden.
2.5.
Het enige verweer van [gedaagde01] betreft een blote ontkenning dat zijn hond [naam hond01] gebeten heeft. Dat is tegen beter weten in. Het vindt overduidelijk weerlegging in de beelden van het voorval. Gecombineerd met de stukken van de diergeneeskundige behandelaars, waarin onder meer ingegaan wordt op het letsel bij [naam hond01] , en het relaas van [eiseres01] over de gebeurtenis, zoals vermeld in het proces-verbaal van aangifte bij de politie en naar voren gebracht tijdens de mondelinge behandeling, staan het voorval en de gevolgen daarvan genoegzaam vast. De schade die [eiseres01] hierdoor stelt te hebben geleden, bestaat uit verschillende posten tezamen uitkomend op € 10.102,59. Het betreft onder meer de onderbouwde kosten van de diergeneeskundige behandelingen, de crematie, de urn, de nieuwe hond, de medische behandeling van haar dochter en de verloren armband, de reiskosten, en het verlies aan inkomen. De verschillende posten zijn niet weersproken en ook het totaalbedrag niet. Daarom wordt het bedrag toegewezen.
Over de rente
2.6.
[eiseres01] eist ook rente over het bedrag van € 10.102,59. Dit wordt eveneens toegewezen, maar niet vanaf 19 februari 2023, want het grootste deel van de (vermogens)schade is niet op die datum ontstaan. De meeste schadeposten zijn van latere datum. Omdat gevorderde rente niet nader gespecificeerd is, rekening houdend met de verschillende schadedata, wordt de datum van de dagvaarding gekozen als ingangsdatum.
Over de gevorderde verklaring voor recht
2.7.
Dit deel van de eis wordt afgewezen. Het belang bij de gevraagde verklaring voor recht dat [gedaagde01] schadeplichtig heeft gehandeld tegenover [eiseres01] wordt namelijk niet ingezien. Het gaat in dit geval niet om het handelen van [gedaagde01] . Reeds als bezitter van de hond is [gedaagde01] aansprakelijk voor de door zijn hond aangerichte schade (artikel 6:179 BW).
Proceskosten
2.8.
[gedaagde01] krijgt voor het grootste deel ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 130,49 aan dagvaardingskosten, € 244,- aan griffierecht en € 792,- aan salaris voor de gemachtigde (2 punten x € 396,-). Dit is totaal € 1.166,49. Voor kosten die [eiseres01] maakt na deze uitspraak moet [gedaagde01] ook een bedrag betalen van € 132,-. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend. In dit vonnis hoeft hierover niet apart te worden beslist. [1] De wettelijke rente wordt toegewezen.
Uitvoerbaarheid bij voorraad
2.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt [gedaagde01] om aan [eiseres01] te betalen € 10.102,59 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 27 juni 2023 tot de dag dat volledig is betaald;
3.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten, die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 1.166,49 met de wettelijke rente zoals bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf de vijftiende dag nadat dit vonnis is betekend tot de dag dat volledig is betaald;
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
465

Voetnoten

1.Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853