ECLI:NL:RBROT:2023:12137

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
21 december 2023
Zaaknummer
ROT 23/5525
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van bijstandsuitkering op basis van de Participatiewet en de ingangsdatum daarvan na eerdere afwijzing

In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam op 21 december 2023, wordt het beroep van eiseres tegen de ingangsdatum van haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) beoordeeld. Eiseres had eerder een bijstandsaanvraag ingediend die op 12 mei 2022 was afgewezen omdat haar vermogen de gestelde grens overschreed. Na een nieuwe aanvraag op 10 augustus 2022, waarbij zij bijstand vroeg met terugwerkende kracht tot 1 februari 2022, heeft verweerder de bijstandsuitkering toegekend met ingang van 10 augustus 2022. Eiseres betwist deze ingangsdatum en stelt dat er bijzondere omstandigheden zijn die een eerdere ingangsdatum rechtvaardigen.

De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht de bijstandsuitkering met ingang van 10 augustus 2022 heeft toegekend. De rechtbank stelt vast dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die een afwijking van de standaardregel rechtvaardigen, die stelt dat bijstand niet met terugwerkende kracht kan worden verleend. Eiseres had geen nieuwe aanvraag ingediend voor de periode tussen 13 mei 2022 en 10 augustus 2022, en haar argumenten over de lening en de terugbetaling aan haar broer zijn niet voldoende om haar verzoek te onderbouwen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, waardoor de ingangsdatum van de bijstandsuitkering gehandhaafd blijft op 10 augustus 2022. Eiseres krijgt geen griffierecht terug en ook geen vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/5525

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres], uit [plaatsnaam], eiseres,

gemachtigde: mr. G.A.S. Maduro,
en
het college van burgemeester en wethouders van Voorne aan Zee, voorheen: Hellevoetsluis, verweerder,
gemachtigde: [naam 1].

Procedure

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de ingangsdatum van de aan haar toegekende bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw).
1.1.
Verweerder heeft eiseres bij besluit van 20 oktober 2022 bijstand toegekend met ingang van 10 augustus 2022 (het primaire besluit).
1.2.
Met het besluit van 4 juli 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
1.3.
Verweerder heeft op 14 november 2023 per email een verweerschrift ingediend bij de rechtbank; dit heeft verweerder op diezelfde datum toegestuurd per email aan de gemachtigde van eiseres, die dit ook op die datum heeft ontvangen.
1.4.
De rechtbank heeft het beroep op 21 november 2023 op zitting behandeld.
Hieraan hebben eiseres en een waarnemer voor haar gemachtigde, mr. M.J.G. Schroeder, deelgenomen. Namens verweerder is de gemachtigde verschenen, vergezeld van [naam 2].

Het geschil

Inleiding
2.1.
Bij besluit van 12 mei 2022 heeft verweerder een bijstandsaanvraag van eiseres van 31 januari 2022 afgewezen omdat haar vermogen de in de Pw gestelde grens overschrijdt. Bij besluit van 3 november 2022 heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen deze afwijzing ongegrond verklaard. Het beroep van eiseres tegen het besluit op bezwaar van 3 november 2022 is bij uitspraak van de rechtbank Rotterdam van 26 juni 2023 ongegrond verklaard (zaaknummer ROT 22/6011). Hiertegen heeft eiseres hoger beroep ingesteld.
2.2.
Op 10 augustus 2022 heeft eiseres zich opnieuw bij verweerder gemeld om een bijstandsuitkering aan te vragen. In haar aanvraag vraagt zij bijstand aan met ingang van 1 februari 2022.
Standpunt verweerder in het bestreden besluit
3. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de bijstandsuitkering terecht met ingang van 10 augustus 2022, de datum van de melding, is toegekend. Toekenning met terugwerkende kracht is niet aan de orde, tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden. Die zijn hier niet gebleken. De eerdere aanvraag van eiseres is afgewezen per 31 januari 2022. Verweerder mocht bij die afwijzing blijven, omdat daarover nog een procedure loopt en eiseres in dat verband hetzelfde heeft aangevoerd als zij nu als bijzondere omstandigheden aanvoert om haar bijstand met terugwerkende kracht per 1 februari 2022 toe te kennen. Die argumenten staan volgens verweerder ter beoordeling in de procedure tegen de eerdere aanvraag en niet in deze procedure. Na deze afwijzing en voorafgaand aan de melding van 10 augustus 2022 heeft eiseres verder geen actie ondernomen om bij verweerder bijstand aan te vragen.
Wat eiseres aanvoert in beroep
4. Eiseres meent dat sprake is van bijzondere omstandigheden op grond waarvan de bijstand met terugwerkende kracht per 1 februari 2022 of anders toch per 28 juni 2022 moet worden toegekend. Verweerder heeft immers inmiddels bij de huidige aanvraag erkend dat het vermogen van eiseres op 1 februari 2022 geleend geld betrof dat zij op 28 juni 2022 aan haar broer heeft terugbetaald.
Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat het verweerschrift te laat is ingediend, dat dit in strijd is met de goede procesorde en dat zij niet wil dat de rechtbank dit bij de beoordeling van het geschil meeneemt.

Beoordeling door de rechtbank

5. Het verweerschrift is door verweerder op 14 november 2023 aan de gemachtigde van eiseres toegezonden en door hem ontvangen. In dit verweerschrift wordt verwezen naar het verweerschrift in bezwaar. Dit stuk maakt deel uit van het dossier. In het verweerschrift wordt verder gewezen op de uitspraak van de rechtbank over de afwijzing van de eerdere aanvraag van eiseres. De gemachtigde van eiseres was ook met deze uitspraak bekend, omdat hij eiseres in die procedure heeft bijgestaan. Daarnaast heeft verweerder in het verweerschrift het standpunt ingenomen dat toekenning van bijstand onverplicht was, omdat bij de gegeven stand van zaken eiseres had moeten worden tegengeworpen dat zij op haar vermogen diende in te teren. Dit standpunt is ook ter zitting door verweerder ingenomen, waarop eiseres naar het oordeel van de rechtbank redelijkerwijs adequaat heeft kunnen reageren. Tot slot heeft verweerder in het verweerschrift het standpunt van eiseres in beroep betwist dat verweerder bij de huidige aanvraag zou hebben erkend dat sprake was van een lening. Ook dit standpunt is door verweerder ter zitting ingenomen en ook hierop heeft eiseres naar het oordeel van de rechtbank adequaat kunnen reageren. Uit haar reacties op de door verweerder ingenomen standpunten ter zitting is de rechtbank niet gebleken dat eiseres hierop nog met nadere stukken wenste te reageren dan wel daardoor werd overvallen.
De rechtbank volgt eiseres daarom niet in haar betoog ter zitting dat het inbrengen van het verweerschrift met deze verwijzingen en deze standpunten zeven dagen voorafgaand aan de zitting in strijd is met de goede procesorde. De rechtbank voegt het verweerschrift dan ook toe aan het dossier.
6. Als regel wordt geen bijstand verleend over een periode voorafgaand aan de datum waarop de betrokkene zich heeft gemeld om bijstand aan te vragen. Van dit uitgangspunt kan worden afgeweken indien bijzondere omstandigheden dat rechtvaardigen. Dit is vaste rechtspraak. Zie in dat verband bijvoorbeeld de door verweerder aangehaalde uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) van 24 maart 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:772, 3 september 2020, ECLI:NL:CRV8:2020:2804, 20 september 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:2102, en 21 maart 2023, ECLI:CRV5:2023:512, als ook de door eiseres zelf aangehaalde uitspraak van de Raad van 3 augustus 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:2028.
7. De rechtbank onderschrijft het standpunt van verweerder dat in het geval van eiseres niet is gebleken van zulke bijzondere omstandigheden.
7.1.
De aanvraag van 31 januari 2022 is bij besluit van 12 mei 2022 afgewezen. De met dit besluit door verweerder beoordeelde periode betreft de periode vanaf datum aanvraag (31 januari 2022) tot en met de datum van het afwijzende besluit (12 mei 2022). Voor zover eiseres in haar aanvraag van 10 augustus 2022 opnieuw bijstand over deze periode heeft aangevraagd, betreft dit een herhaalde aanvraag als bedoeld in artikel 4:6, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat een beoordeling daarvan niet aan de orde was, omdat de afwijzing over deze periode nog niet in rechte vaststond en daarover nog een procedure aanhangig was (en nog steeds is).
7.2.
Het recht op bijstand van eiseres over de periode vanaf 13 mei 2022 tot 10 augustus 2022 heeft verweerder niet eerder beoordeeld. Eiseres heeft in deze periode geen bijstandsaanvraag bij verweerder ingediend waarop niet werd beslist, ook heeft zij niet op enigerlei andere wijze in de richting van verweerder actie ondernomen die tot het innemen van een daartoe strekkende aanvraag had moeten leiden. Tussen 13 mei 2022 en 10 augustus 2022 bestond dan ook geen aanleiding om aan eiseres bijstand met een ingangsdatum in die periode toe te kennen. De omstandigheid dat eiseres het geld op haar rekening op 28 juni 2022 aan haar broer zou hebben overgemaakt en vervolgens in bijstandbehoevende omstandigheden zou hebben verkeerd, levert geen bijzondere omstandigheid op. Het lag op de weg van eiseres om haar aanspraken op bijstand tijdig geldend te maken door zich voor een nieuwe aanvraag te melden als zij meende daarvoor in aanmerking te komen. Zij heeft geen feiten of omstandigheden aannemelijk gemaakt die haar daarin hebben belemmerd. Het komt voor rekening en risico van eiseres dat zij dit niet zou hebben gedaan vanwege een onjuist gegeven advies.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de ingangsdatum van de bijstandsuitkering van eiseres gehandhaafd blijft op 10 augustus 2022. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Zoethout, rechter, in aanwezigheid van
mr.M. Lammerse, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 december 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar
de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waaropdeze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.