In deze zaak heeft Stichting Waterweg Wonen een woning verhuurd aan [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De huurders hebben een verzoek ingediend bij de huurcommissie om de huurprijs te verlagen, omdat de WTW-installatie niet functioneerde, wat volgens hen leidde tot overlast en een ernstig gebrek. De huurcommissie heeft de huurprijs verlaagd tot 60%, maar Stichting Waterweg Wonen is het niet eens met deze beslissing en heeft de kantonrechter gevraagd om een verklaring voor recht dat er geen ernstig gebrek is en dat de huurprijs op € 763,47 per maand moet worden vastgesteld.
De kantonrechter heeft de zaak op 23 oktober 2023 behandeld. Tijdens deze zitting waren beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden. De kantonrechter oordeelde dat de huurprijs niet substantieel was verminderd en dat de huurders geen recht hadden op huurprijsvermindering. De kantonrechter wees de gevorderde verklaring voor recht af, omdat Stichting Waterweg Wonen niet had aangetoond welk belang zij had bij deze verklaring. De kantonrechter concludeerde dat de huurprijs op € 763,47 per maand moest worden vastgesteld, maar dat de huurders geen recht hadden op een tijdelijke huurprijsvermindering.
De kantonrechter oordeelde verder dat de aanwezigheid van zilvervisjes in de woning niet leidde tot huurprijsvermindering, aangezien dit onder de verantwoordelijkheid van de huurders valt. De proceskosten werden toegewezen aan Stichting Waterweg Wonen, die in het gelijk werd gesteld. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk moet worden nageleefd, ongeacht eventuele hoger beroep procedures.